Inloggen

Bekijk de volledige versie : Moet iedereen naar de universiteit?


bijlinda
22nd September 2022, 23:15
Moet iedereen naar de universiteit?

De democratisering van het hoger onderwijs dreigt door te slaan, met diploma-inflatie als gevolg, schrijft François Levrau. Niet iedereen is in de wieg gelegd om een masterdiploma te behalen.

In twee recente opiniestukken drukken Stijn Baert en Philippe Noens hun bezorgdheid uit over het hoger onderwijs. Baert geeft aan dat er meer aandacht moet gaan naar de ‘sterkere’ student. Noens wijst erop dat een opleiding steeds meer wordt gezien als een ‘investering die nauw aansluit bij de toekomstige baan en waarin wat niet direct opbrengt als irrelevant wordt weggezet.

Nogal wat bezorgdheden over het hoger onderwijs zijn terug te brengen tot een verkeerd begrepen gelijkheidsconcept. Het gevolg is dat de universiteit niet langer een baken van excellentie is, maar een instelling die veralgemeend voortgezet onderwijs aanbiedt waaraan zowat iedereen kan deelnemen.

Door de jaren heen is de universiteit inderdaad een ander publiek gaan bedienen. Zo neemt het aantal inschrijvingen in het hoger onderwijs jaar na jaar toe, hoewel het niveau van het lager en secundair onderwijs er in diezelfde periode (drastisch) op is achteruitgegaan. Het economische winstmodel – ‘Hoe meer studenten, hoe meer centen!’ – is maar één verklaring. Een andere verklaring heeft te maken met een vorm van nivellering waaraan ook de universiteiten niet meer ontsnappen. In essentie gaat het over een verwarring tussen ‘respect’ en ‘waardering’.

Iedereen expert

Mensen zijn moreel gelijkwaardig en verdienen daarom een gelijke vorm van respect. Dat respect is een kwestie van gelijke rechten. Mensen verschillen echter ook sterk van elkaar qua talent en vaardigheden. Je kunt discussiëren over de criteria op grond waarvan het verschil wordt gemaakt, maar het verschil zelf kun je niet ontkennen.

Die vaststelling van verschil leidt tot een verschil in waardering. Daarmee is niks mis. Niet iedereen kan even goed schilderen als Picasso. Respect voor de morele gelijkheid van mensen betekent dus niet dat er geen waarderingsverschillen mogen en soms moeten worden uitgesproken. Daar wringt het schoentje, want mensen willen vandaag nogal snel gewaardeerd worden, ook voor zaken waarin ze helemaal niet excelleren. Wie de sociale media volgt, kan zich niet van de indruk ontdoen dat het land blijkbaar verzadigd is van experts in de virologie, immunologie, epidemiologie en statistiek. De mening van (met alle respect) de lokale fietsenmaker schijnt even belangrijk te zijn als de toelichting van experts.

Opvallend is dat al in 1930 de Spaanse filosoof José Ortega y Gasset waarschuwde voor het gevaar van een misbegrepen gelijkheidsdenken waarbij elke vorm van hiërarchie, onderscheid en autoriteit wordt verworpen. Gelijke rechten zijn het verheven doel van elke democratie, maar dat ideaal van respect heeft het onbewuste verlangen om in alles gelijk te zijn, wakker gemaakt. De liberale democratie, het wetenschappelijk onderzoek, de industrialisatie en de massaconsumptie hebben aanleiding gegeven tot een nieuw menstype dat geen enkele andere autoriteit erkent dan die van zichzelf. Wat men voorheen zou hebben beschouwd als een geschenk waarvoor men dankbaar en nederig is, wordt ervaren als een opeisbaar recht. Die ‘proliferatie van gelijkheidsrechten’ leidt tot een ernstige verstoring van de orde, van excellentie, hiërarchie en fatsoen. Elke toepassing van het gelijkheidsstreven op een domein dat zich buiten het politieke bevindt – de gedachte dat iedereen gelijk is voor de wet – leidt immers tot wat Ortega y Gasset een ‘onzalige verplatting van de hele samenleving’ noemt.

De massastudent

Het menstype dat meent dat ‘gelijkheid’ overal en altijd opeisbaar is, stelt volgens Ortega y Gasset geen hoge eisen meer aan zichzelf. Hij is niet langer ontvankelijk voor verheffing, maar is tevreden met wie en wat hij al is. Vanuit die gedachte meent hij aan ieder ander gelijk te zijn en op alles aanspraak te kunnen maken. De ‘massamens’ is banaal, kortzichtig, lui, ondankbaar, verwend, vulgair en vindt dat niet eens erg, omdat hij zichzelf ziet als het enige criterium en de enige horizon. Dat is allemaal weinig flatterend, maar uitspraken als ‘Wie ben jij om mij dat te zeggen?!’ capteren inderdaad de huidige tijdgeest. Als de analyse over de ‘massamens’ klopt, dan hoeft het niet te verbazen dat de universiteiten steeds meer worden bevolkt door de ‘massastudent’.

Of nog, als universiteiten (te zeer) meegaan in het discours van inclusie en egalitarisme, dan is het gevolg dat de aula’s ook worden bevolkt door (te veel) studenten die mak zijn, weinig intrinsiek gemotiveerd en moeilijk ontvankelijk kunnen worden gemaakt voor de waarde van cultuur en beschaving. Het zijn studenten die nauwelijks naar de lessen komen, niet te motiveren zijn om deel te nemen aan extra-curriculaire activiteiten, slordige antwoorden op examenvragen formuleren en zich niet de moeite getroosten om degelijke papers te schrijven.

Eerder dan te denken dat ‘respect’ betekent dat iedereen op dezelfde manier gewaardeerd moet worden (lees: een hoger diploma moet hebben), lijkt het me beter om de waarde van andere opleidingen, talenten, vaardigheden, diploma’s en jobs te beklemtonen. Het is voor een samenleving gezonder als er voldoende waarderingsdimensies zijn, zodat iedereen zich op zijn manier en op basis van zijn talent of vaardigheid sociaal en financieel gewaardeerd en dus betekenisvol kan voelen.

Het recht op een diploma

Dat is een boodschap die ook stadsdichter Ruth Lasters recent heeft verklankt. Een samenleving die te eenzijdig op scholing en academische intelligentie inzet, moet zich er rekenschap van geven dat daarmee niet iedereen wordt bereikt.

Twee evoluties kunnen in het licht daarvan begrepen worden. Ten eerste is er de doorgeslagen democratisering van het hoger onderwijs met diploma-inflatie als gevolg. Als blijkt dat cognitieve kennis en vaardigheden niet voor iedereen beschikbaar of toegankelijk zijn, dan wordt een instelling die daarop selecteert als ‘ondemocratisch’ en ‘elitair’ bestempeld. Dat is een knieval voor het narcisme van de ‘massamens’ die overal zijn plaats opeist.

Ten tweede is er de verzetscultuur en het ressentiment jegens cognitieve intelligentie. ‘Verontwaardiging’ is een typerende reactie voor de ‘massamens’, die aanleiding geeft tot een ontkenning van voortreffelijkheden die men bij zichzelf niet aantreft of die door de ander niet worden erkend. Denk opnieuw aan de lokale fietsenmaker die meent over corona evenveel te zeggen te hebben als de viroloog (‘Mijn gezond verstand zegt dat die viroloog er niks van kent!’).

Ook aan de universiteit zie je dat ressentiment opduiken. De ‘massastudent’ die voor de studies geen echte ambities koestert en er de intrinsieke capaciteit voor ontbeert, meent recht te hebben op dat felbegeerde diploma. Dat er speciale aandacht zou moeten gaan naar de excellerende studenten en dat er specifieke ‘honour-programma’s’ moeten opgericht worden om die studenten te bedienen, toont vooral aan dat ze zich verdrukt voelen door de ‘massastudent’. Zou niet iedereen aan de universiteit een excellerende student moeten zijn? Het gaat tenslotte om de verwerving van een masterdiploma en daarvoor is nu eenmaal niet iedereen in de wieg gelegd.

François Levrau, doctor sociale wetenschappen; verbonden aan het Centrum Pieter Gillis van de UAntwerpen

DS, 22-09-2022