Inloggen

Bekijk de volledige versie : Alles van waarde, ook wiskunde, begint bij taal


bijlinda
4th July 2022, 14:27
Alles van waarde, ook wiskunde, begint bij taal


Filip Joos vindt het wraakroepend dat de rijkste taalopleiding nog altijd gekoppeld wordt aan de zwaarste wiskunde.


‘Een uur langer slapen!’ is een vreugdekreet die in vele gezinnen weerklinkt op de dag van het winteruur, maar wij deden in de jaren ’80 vrijwillig afstand van de optie om elke weekdag een uur slaap te winnen. Om halfacht passeerde de lijnbus naar Dendermonde aan het Tweebruggenplein in Hamme, dus biepte mijn wekker me om 6.40 uur wakker, anders raakte ik niet tijdig op het Heilige Maagdcollege.

Hamme had ook een middelbare school, maar die had zich overgeleverd aan de duivel, het vso, acroniem voor vernieuwd secundair onderwijs. Reken maar dat ik, als ik daar school had gelopen, het woord acroniem niet had gekend, ha! (Ik vrees dat we toen echt zo dachten.)

Ik was twaalf, en er werd voor mij beslist. Ik mocht kiezen tussen de colleges van Sint-Niklaas of Dendermonde, maar het vso was uit den boze. Mijn ouders deden dat met de best mogelijke bedoelingen, waren ervan overtuigd dat het aso zaligmakend was en dat ze mij op die manier de beste kansen op een gelukkig leven boden.

Ik miste dus vijf uur extra slaap per week én een vanzelfsprekende omgang met het andere geslacht: mijn college was een jongensburcht, het vso was al zeker op dat vlak zijn tijd vooruit, jongens en meisjes zaten er vrijelijk met elkaar in de klas, natuurlijk was dat qua éducation sentimentale vele malen verkieslijker.


Fabriek voor ingenieurs

Ik werd met zachte hand richting de Latijnse geduwd, maar liefst negen uur in het eerste jaar. Na dat eerste middelbaar werd je al meteen voor een stevige keuze gesteld: Latijn-Grieks of Latijn-Wiskunde. Ik ging voor wiskunde (een extra dode taal leek me van het goede te veel) en bevestigde die keuze nogmaals na het derde middelbaar, omdat de enige andere optie op dat moment, Latijn-Wetenschappen, me nog erger leek dan de wiskunde waar ik toen al een broertje dood aan had. Fysica en chemie? Dan was ik van de regen in een hoosbui beland.

Ik was een kind voor Latijn-Moderne Talen, een richting die, o ironie, het VSO wel aanbood, maar mijn college niet. En daarom beet ik mijn tanden stuk op vectoren en integralen, op driehoeksmeetkunde en sinussen, in een richting die, naarmate ik erin vorderde, steeds meer verwerd tot een fabriek voor toekomstige ingenieurs.

Ik had een talenknobbel, ja. En kon die aanscherpen met en botvieren op Latijn, op een fantastisch niveau gegeven door zeer inspirerende leraren. Maar de prijs die ik daarvoor betaalde, was onredelijk hoog: goed zijn in talen volstond niet, je moest ook excelleren in wiskunde. Quod non, in mijn geval.

We zijn dertig jaar later, en er is niks veranderd, zo las ik in deze krant in een brief van een wanhopige moeder (DS 1 juli). Ja, de richting Latijn-Moderne Talen bestaat, is zowat overal gemeengoed, houzee!, maar nog steeds wordt daar het zwaarste pakket wiskunde aan gekoppeld. Met andere woorden: taal is inferieur, in het hoofd van wie schoolloopbanen inricht. Voor die verlichte geesten is wiskunde een conditio sine qua non, en is taal dat niet.

Een misvatting vanjewelste. Zelf had ik een schitterende leraar wiskunde die zijn vak met glinsterende ogen beschreef als ‘een prachtige taal’. Wiskunde bestaat niet zonder taal. Taal kan uitstekend zonder wiskunde. Alles van waarde begint bij taal.


401 op 800 voor wiskunde

Het onderwijs is sinds 1991, het jaar waarin ik de middelbare school verliet, talloze malen veranderd. Vaak ten goede, soms ten kwade, zoals dat gaat met veranderingen. Maar dat de rijkste taalopleiding nog altijd verplicht vergezeld gaat van de zwaarste wiskunde, is wraakroepend. Waarom bestaat er geen curriculum waarin Latijn, Nederlands, Frans en Engels de enige hoofdvakken zijn (het mag ambitieuzer, waarom niet ook wereldtaal Spaans aanbieden?) en waarin wiskunde een bijrolletje heeft, waarin ‘STEM’ de arrogantie van zijn hoofdletters moet laten varen?

Compleet murw geslagen door de talloze uren waarin ik wiskundige en andere formules in mijn hoofd had proberen te stampen (een veel groter tijdverlies dan de vijf uur slaapdeprivatie per week) trok ik naar een hogeschool voor vertalers en tolken. De beste beslissing van mijn leven: ik leerde van geweldige proffen de finesses van Frans, Italiaans én Nederlands. In mijn laatste jaar op het college had ik van de daken geschreeuwd dat ik Romaanse Talen zou gaan studeren, een leugen om bestwil. De universiteit stond in zo’n hoog aanzien, dat ik minstens moest laten uitschijnen daarheen te willen om op enige clementie in een waarschijnlijke deliberatie te mogen hopen.

De truc lukte. Ik buisde zwaar voor fysica en wat minder zwaar voor chemie, maar kreeg een vrijgeleide naar ‘den unief’ – konden ze weer een streepje bijzetten, in hun succesalbum. Voor wiskunde behaalde ik 401 op 800 (8 uren per week aan 100 punten per uur, geeft 800). Toen mijn leraar me dat resultaat onder de neus wreef, met de duidelijke vingerwijzing dat hij de hakken waarmee ik over de sloot was geraakt maar niks vond, repliceerde ik triomfantelijk: ‘Ziet u wel dat ik kan rekenen?’

Ik zou het niet erg vinden als dat zinnetje ooit mijn grafschrift wordt, omdat het voor mij de triomf van taal over cijfers symboliseert. Misschien had mijn leraar uit het vierde middelbaar gelijk, is wiskunde inderdaad ook een taal. Maar dan wel een waarin je niet kunt spotten met de onderdrukker.


DS, 04-07-2022 (Filip Joos)