bijlinda
16th April 2022, 16:16
‘Verfrissend dat Foucault de mens niet in het middelpunt plaatst’
Damiaan Denys moest haast letterlijk in de schoenen van Michel Foucault gaan staan om te begrijpen wat de Franse denker nu precies bedoelde met ‘de orde van het vertoog’.
‘L’ordre du discours is de oratie die Michel Foucault op 2 december 1970 heeft uitgesproken in het Collège de France. Het boekje kruiste mijn pad voor het eerst toen ik filosofie studeerde in Leuven, waar het een onderdeel vormde van het lessenpakket. Als student begreep ik er eigenlijk helemaal niks van. Ik kon maar niet verstaan waar die man het over had. Ik was met andere dingen bezig en begreep de fascinatie voor dat werkje niet. Ik was toen 22 of 23 en moest het noodgedwongen naast me neerleggen, maar ik had er uiteraard stukjes uit gelezen en ik was zelf gefascineerd geraakt door het feit dat zo’n dun boekje zo’n impact had gehad. Mensen beelden zich vaak in dat filosofische systemen altijd ondergebracht zijn in indrukwekkende boekdelen, maar de grootste ideeën staan niet zelden in de kleinste werken.’
‘Het toeval wil dat ik twintig jaar later zelf een oratie moest geven toen ik benoemd werd tot hoogleraar psychiatrie aan de Universiteit van Amsterdam. Stel je voor dat je in een klassieke universitaire collegezaal van honderden jaren oud in een toga voor een pupiter staat. Voor je zit een publiek van ruim tweehonderd mensen, en de voorste rijen zijn bevolkt door oude en wijze hoogleraren die heel kritisch naar je kijken. Je staat daar en je moet het woord nemen, maar niemand heeft je verteld hoe je dat moet doen. Omdat daar geen handleiding voor bestaat, besloot ik het boekje van Foucault nog eens te lezen. Dat was een openbaring. Ik heb het toen in een of twee dagen uitgelezen en had de indruk dat ik perfect begreep waar hij het over had. Ik was enorm gepakt door dat boekje en door de openingszin waarin Foucault uitlegt hoe hij op zijn eigen inaugurale rede het woord liever niet had genomen. Het gevoel dat ik had bij mijn intrede tot de wetenschappelijke wereld kon niemand beter beschrijven dan hij. Er trad een enorme herkenbaarheid op waardoor het hele verhaal in een klap helder werd. Die helderheid had wel te maken met de toestand waarin ik mij bevond. De betekenis van een tekst blijkt dus toch sterk afhankelijk van de context waarin je die tekst tot je neemt. Dat roept onder meer vragen op bij een op begrijpelijkheid gericht onderwijssysteem. Dankzij Foucault kwam ik er net achter dat het heel zinvol is om onbegrijpelijke dingen te leren, dat het soms twintig jaar kan duren vooraleer iets helemaal doordringt.’
‘Foucault plaatst de mens niet in het middelpunt. Dat maakt zijn werk vandaag misschien moeilijk te lezen, maar als alternatief voor onze individualistische samenleving is die desubjectivering net verfrissend. Ik denk dat we iets kunnen leren uit een confrontatie met de idee dat de mens niet in het centrum staat. Wat mij opvalt aan onze huidige maatschappij is dat wij helemaal niet meer gefascineerd zijn door datgene wat ons als mens overstijgt. We hebben onze capaciteit voor transcendentie verloren. We hebben in de jaren 60 afstand genomen van de politieke en religieuze systemen die ons bepaalden, maar het alternatief dat we gecreëerd hebben, waarbij we heel individualistisch onze autonomie zijn gaan nastreven, laat een lacune zien. We houden te weinig voeling over met de collectiviteit, met het feit dat we bepaald worden door zaken die buiten onszelf liggen.’
‘De klimaatcrisis, de coronacrisis en ook de oorlog in Oekraïne gaan gepaard met enorme schokgolven, omdat ze ons weer bewust maken van het feit dat de wereld niet zo maakbaar is. Dat de mens, ondanks zijn hoogtechnologische geneeskunde, ondanks zijn hygiëne en zijn rijkdom, niet onsterfelijk is. Er komt een virus en we gaan dood. De coronacrisis is voor mij een bewijs dat we zo ver in onze individualistische autonomie zijn gevorderd dat het heel moeilijk is geworden om te accepteren dat iets wat buiten ons staat ons bepaalt. Het gaat gepaard met een enorm krampachtige manier om controle te verwerven over wat er gaande is. Wij worden door al die crisissen gedwongen om onszelf opnieuw in vraag te stellen. Ze maken ons op een hardhandige manier (met dood, pijn, lijden en armoede) duidelijk dat we in lichaam en geest afhankelijk zijn van dingen waar we geen controle over hebben. Dat vinden we zeer moeilijk te verdragen, omdat het afbreuk doet aan ons geloof in individuele autonomie, maar aanvaarden dat je gedetermineerd wordt door iets dat groter is dan jezelf is een belangrijke eerste stap om terug transcendentie te ervaren, om afstand te nemen van het individualisme en om opnieuw tot een collectiviteit te komen.’
‘De tekst van Foucault wijst ons voortdurend op onze afhankelijkheid van systemen zoals taal en cultuur, en net daarom is dit boekje uit de jaren 70 heel eigentijds. Ik denk dat we op de een of andere manier stappen moeten zetten in de richting van een transcendentie die toen vanzelfsprekend was. Ze kan leiden tot een collectief bewustzijn, tot een gemeenschap.’
Damiaan Denys is filosoof en psychiater
DSL, 16-04-2022
Damiaan Denys moest haast letterlijk in de schoenen van Michel Foucault gaan staan om te begrijpen wat de Franse denker nu precies bedoelde met ‘de orde van het vertoog’.
‘L’ordre du discours is de oratie die Michel Foucault op 2 december 1970 heeft uitgesproken in het Collège de France. Het boekje kruiste mijn pad voor het eerst toen ik filosofie studeerde in Leuven, waar het een onderdeel vormde van het lessenpakket. Als student begreep ik er eigenlijk helemaal niks van. Ik kon maar niet verstaan waar die man het over had. Ik was met andere dingen bezig en begreep de fascinatie voor dat werkje niet. Ik was toen 22 of 23 en moest het noodgedwongen naast me neerleggen, maar ik had er uiteraard stukjes uit gelezen en ik was zelf gefascineerd geraakt door het feit dat zo’n dun boekje zo’n impact had gehad. Mensen beelden zich vaak in dat filosofische systemen altijd ondergebracht zijn in indrukwekkende boekdelen, maar de grootste ideeën staan niet zelden in de kleinste werken.’
‘Het toeval wil dat ik twintig jaar later zelf een oratie moest geven toen ik benoemd werd tot hoogleraar psychiatrie aan de Universiteit van Amsterdam. Stel je voor dat je in een klassieke universitaire collegezaal van honderden jaren oud in een toga voor een pupiter staat. Voor je zit een publiek van ruim tweehonderd mensen, en de voorste rijen zijn bevolkt door oude en wijze hoogleraren die heel kritisch naar je kijken. Je staat daar en je moet het woord nemen, maar niemand heeft je verteld hoe je dat moet doen. Omdat daar geen handleiding voor bestaat, besloot ik het boekje van Foucault nog eens te lezen. Dat was een openbaring. Ik heb het toen in een of twee dagen uitgelezen en had de indruk dat ik perfect begreep waar hij het over had. Ik was enorm gepakt door dat boekje en door de openingszin waarin Foucault uitlegt hoe hij op zijn eigen inaugurale rede het woord liever niet had genomen. Het gevoel dat ik had bij mijn intrede tot de wetenschappelijke wereld kon niemand beter beschrijven dan hij. Er trad een enorme herkenbaarheid op waardoor het hele verhaal in een klap helder werd. Die helderheid had wel te maken met de toestand waarin ik mij bevond. De betekenis van een tekst blijkt dus toch sterk afhankelijk van de context waarin je die tekst tot je neemt. Dat roept onder meer vragen op bij een op begrijpelijkheid gericht onderwijssysteem. Dankzij Foucault kwam ik er net achter dat het heel zinvol is om onbegrijpelijke dingen te leren, dat het soms twintig jaar kan duren vooraleer iets helemaal doordringt.’
‘Foucault plaatst de mens niet in het middelpunt. Dat maakt zijn werk vandaag misschien moeilijk te lezen, maar als alternatief voor onze individualistische samenleving is die desubjectivering net verfrissend. Ik denk dat we iets kunnen leren uit een confrontatie met de idee dat de mens niet in het centrum staat. Wat mij opvalt aan onze huidige maatschappij is dat wij helemaal niet meer gefascineerd zijn door datgene wat ons als mens overstijgt. We hebben onze capaciteit voor transcendentie verloren. We hebben in de jaren 60 afstand genomen van de politieke en religieuze systemen die ons bepaalden, maar het alternatief dat we gecreëerd hebben, waarbij we heel individualistisch onze autonomie zijn gaan nastreven, laat een lacune zien. We houden te weinig voeling over met de collectiviteit, met het feit dat we bepaald worden door zaken die buiten onszelf liggen.’
‘De klimaatcrisis, de coronacrisis en ook de oorlog in Oekraïne gaan gepaard met enorme schokgolven, omdat ze ons weer bewust maken van het feit dat de wereld niet zo maakbaar is. Dat de mens, ondanks zijn hoogtechnologische geneeskunde, ondanks zijn hygiëne en zijn rijkdom, niet onsterfelijk is. Er komt een virus en we gaan dood. De coronacrisis is voor mij een bewijs dat we zo ver in onze individualistische autonomie zijn gevorderd dat het heel moeilijk is geworden om te accepteren dat iets wat buiten ons staat ons bepaalt. Het gaat gepaard met een enorm krampachtige manier om controle te verwerven over wat er gaande is. Wij worden door al die crisissen gedwongen om onszelf opnieuw in vraag te stellen. Ze maken ons op een hardhandige manier (met dood, pijn, lijden en armoede) duidelijk dat we in lichaam en geest afhankelijk zijn van dingen waar we geen controle over hebben. Dat vinden we zeer moeilijk te verdragen, omdat het afbreuk doet aan ons geloof in individuele autonomie, maar aanvaarden dat je gedetermineerd wordt door iets dat groter is dan jezelf is een belangrijke eerste stap om terug transcendentie te ervaren, om afstand te nemen van het individualisme en om opnieuw tot een collectiviteit te komen.’
‘De tekst van Foucault wijst ons voortdurend op onze afhankelijkheid van systemen zoals taal en cultuur, en net daarom is dit boekje uit de jaren 70 heel eigentijds. Ik denk dat we op de een of andere manier stappen moeten zetten in de richting van een transcendentie die toen vanzelfsprekend was. Ze kan leiden tot een collectief bewustzijn, tot een gemeenschap.’
Damiaan Denys is filosoof en psychiater
DSL, 16-04-2022