bijlinda
10th January 2022, 05:18
Lokale partijen zijn achterhaald
In de lokale politiek is ideologie zo goed als onbestaande, schrijft Gwendolyn Rutten. Het gaat er om betrokkenheid, en samen problemen oplossen. Zo kunnen lokale besturen een dam opwerpen tegen antidemocratische krachten.
In het meest noordoostelijke puntje van ons land ligt Kessenich, nu een deelgemeente van Kinrooi, maar tot aan de grote fusiegolf in de jaren 70 onafhankelijk bestuurd. Mijn grootvader Albert was er burgemeester. Volgens de verhalen was hij een echte burgervader. Hij kende alle inwoners bij naam, hij begreep het verhaal van elk gezin, elk huis en elke boerderij. Hij leefde voor zijn dorp. Voor elk probleem zocht hij een oplossing, vaak zonder overdreven administratie of strak wettelijk carcan. Het moet zijn dat de inwoners van Kessenich tevreden waren over hem. Van vlak na de oorlog tot aan de fusie droeg hij onafgebroken de sjerp.
Ik heb al veel aan mijn grootvader gedacht. Als burgemeester kom je vaak in onverwachte situaties terecht, waarin je maar ‘je plan moet trekken’. Hoe zou hij dat gedaan hebben, denk ik dan. Hij is al bijna 25 jaar dood en had geen idee dat een van zijn kleinkinderen in zijn voetsporen zou treden. In Aarschot, Vlaams-Brabant dan nog. Mijn stad is helemaal anders dan het Kessenich van na de oorlog. We hebben meer dan 30.000 inwoners, drie postcodes en een achttal leefkernen – elk met hun eigenheid.
Theorie en praktijk
Uiteraard zijn er politici die vooral goed zijn in wereldproblemen, analyses of mediacommunicatie. Toch weet je zonder lokale verbondenheid niet wat het werkelijk betekent om aan politiek te doen. Politiek gaat over samenleven in de polis, de burgergemeenschap. In een gemeente doe je dat terwijl je de mensen in de ogen kijkt, wetende dat je samen verder moet. Het is mijn overtuiging dat ideologie daarom op lokaal niveau zo goed als onbestaande is. Ideologie is theorie, de gemeente is praktijk. Ideologie verdeelt, een gemeente brengt mensen samen. Ideologie is star, een gemeente besturen betekent per definitie soepel zijn.
Aan Leuven kun je nauwelijks merken dat het door een socialist werd en wordt bestuurd. De verschillen tussen Antwerpen en Gent zijn miniem: de persoonlijkheid en retorische aanpak van de burgemeesters zijn anders, net als de kleuren van de coalitie, maar allebei voeren ze een beleid gericht op leefbaarheid met minder auto’s en schonere lucht. Op lokaal niveau telt vooral de persoonlijkheid en de inzet van een burgemeester en de ploeg.
Ik durf zelfs te stellen dat partijen op lokaal niveau stilaan achterhaald zijn. Misschien (nog) niet als structuur of als ondersteuningsmiddel, wel als motivatie bij het stemmen. De kiezer heeft de lokale partijen opgedoekt, al hebben die partijen dat zelf nog niet door. Uiteraard zijn er kanalen nodig om protest en ontevredenheid te uiten. Vanzelfsprekend spelen extremisten daar op in. Maar als het gaat over de vijf centrumpartijen in het Vlaamse landschap, ziet de kiezer op lokaal niveau nauwelijks nog het verschil. Hoe sneller die partijen inzien dat ze moeten samenwerken, hoe meer de burger erbij gebaat is. Fietspaden hebben geen politieke kleur, in een fontein zie je alle kleuren van de regenboog. Veiligheid is niet blauw en meer groen is niet groen. Het is allemaal gewoonweg goed bestuur.
De onzichtbare hand
Misschien verrast dit betoog, ik ben immers acht jaar lang nationaal partijvoorzitter geweest. En toch heb ik mijn partijkleur in sneltempo achter me gelaten. Burgemeester ben je voor iedereen in je gemeente, niet alleen voor de mensen die voor je gestemd hebben. In het schepencollege werken we met drie partijen samen, maar ideologische betogen hoor je er zelden. ‘Hoe lossen we dat hier goed op’, is de vaakst gestelde vraag.
De wereld is de voorbije decennia alleen maar groter en ongrijpbaarder geworden. Tot het eind van de 20ste eeuw brachten de ideologieën hun ideeën in de praktijk. Sindsdien lijkt het soms alsof de economie en de marktwerking het hebben overgenomen. Omdat die hand ‘onzichtbaar’ is, steken nationalisme en autoritair leiderschap weer de kop op.
Zeker, alle grote problemen zijn internationaal. Het klimaat stopt niet aan de taalgrens. Migratie bestaat overal. Tal van religies bestaan door elkaar. Vergrijzing is een uitdaging in alle westerse landen. De hele wereld is bezig met het energievraagstuk.
Hoe krijgen we opnieuw grip op al die complexe wereldzaken? Vaak is ‘schaalvergroting’ dan het antwoord. Meer macht aan Europa? De terugkeer van de natiestaten? Een wereldparlement? In die rij met oplossingen hoort ook de vraag naar grote fusies van gemeenten. Maar is dat wel het juiste antwoord? Uiteraard zijn gemeenten met een paar honderd *inwoners, zoals in de tijd van mijn grootvader, te klein om de uitdagingen van vandaag aan te pakken. Zelfs voor gemeenten met enkele duizenden bewoners wordt het moeilijk. Door samen te werken, kunnen we beter werken. Dat heeft de organisatie van de vaccinatiecentra bewezen. Dat zie je helaas ook aan de problemen die de door overstromingen getroffen Waalse gemeenten ondervinden om die waterramp aan te kunnen.
Ivoren toren
Toch zijn er grenzen aan die groei. Schaalvergroting mag niet betekenen dat we allemaal – ook bestuurlijk – steeds meer afstand creëren. De problemen zijn mondiaal, maar de democratie is dat niet. Hoe meer afstand ze neemt, hoe meer burgers afhaken en antwoorden zoeken buiten de democratie. Daarom is het géén oplossing steeds op grotere schaal te gaan werken. Als problemen ons wereldwijd boven het hoofd groeien, ligt de oplossing dichterbij dan we denken.
Betrokkenheid is een essentieel element voor succesvolle lokale besturen. Ze is het antwoord op vervreemding en op de afstand die een samenleving ontregelt. Hoe verder een bestuursniveau afstaat van mensen, hoe groter het wantrouwen en hoe moeilijker het wordt om problemen op te lossen. Omgekeerd leidt de kennis van de eigen leefomgeving, van mensen, organisaties, verenigingen en netwerken tot beter bestuur.
Over het ideale evenwicht tussen professionalisme en nabijheid kun je discussiëren, maar de maatstaf die in Vlaanderen werd gekozen om de vaccinatiecentra te organiseren, is een goede indicatie. De coronacrisis heeft bewezen dat nabijheid en betrokkenheid troeven zijn. Wie de legendarische laattijdigheid en onduidelijkheid van de ministeriële coronabesluiten kent, weet dat snelle en nabije communicatie met mensen op het terrein onontbeerlijk was om chaos en zelfs opstandigheid te vermijden. We hebben veel wind gevangen voor de hogere bestuursniveaus in die dagen, maar dankzij betrokkenheid en aanspreekbaarheid bleven burgers het vertrouwen behouden. Lokale besturen hebben er met hulp van veel burgers voor gezorgd dat we de crisis zijn doorgekomen.
Die lokale aanpak zal voor andere grote uitdagingen evengoed nodig zijn. Ook de klimaatverandering of de verkleuring van de samenleving pak je niet aan vanuit een ivoren toren, ver weg van mensen en buurten. Er is ruimte nodig voor maatwerk en pragmatisme. Dat staat niet haaks op grote beleidslijnen of discussies, zolang die ruimte maar gelaten wordt. Dat betekent tegelijk dat andere bestuursniveaus de controle en de bemoeizucht moeten lossen, minder strak de teugels in hand moeten nemen – of misschien zelfs beter helemaal verdwijnen. Zoals mijn grootvader zou zeggen: we hebben minder politiekers nodig, en meer burgemeesters.
DS, 08-01-2022 (Gwendolyn Rutten)
In de lokale politiek is ideologie zo goed als onbestaande, schrijft Gwendolyn Rutten. Het gaat er om betrokkenheid, en samen problemen oplossen. Zo kunnen lokale besturen een dam opwerpen tegen antidemocratische krachten.
In het meest noordoostelijke puntje van ons land ligt Kessenich, nu een deelgemeente van Kinrooi, maar tot aan de grote fusiegolf in de jaren 70 onafhankelijk bestuurd. Mijn grootvader Albert was er burgemeester. Volgens de verhalen was hij een echte burgervader. Hij kende alle inwoners bij naam, hij begreep het verhaal van elk gezin, elk huis en elke boerderij. Hij leefde voor zijn dorp. Voor elk probleem zocht hij een oplossing, vaak zonder overdreven administratie of strak wettelijk carcan. Het moet zijn dat de inwoners van Kessenich tevreden waren over hem. Van vlak na de oorlog tot aan de fusie droeg hij onafgebroken de sjerp.
Ik heb al veel aan mijn grootvader gedacht. Als burgemeester kom je vaak in onverwachte situaties terecht, waarin je maar ‘je plan moet trekken’. Hoe zou hij dat gedaan hebben, denk ik dan. Hij is al bijna 25 jaar dood en had geen idee dat een van zijn kleinkinderen in zijn voetsporen zou treden. In Aarschot, Vlaams-Brabant dan nog. Mijn stad is helemaal anders dan het Kessenich van na de oorlog. We hebben meer dan 30.000 inwoners, drie postcodes en een achttal leefkernen – elk met hun eigenheid.
Theorie en praktijk
Uiteraard zijn er politici die vooral goed zijn in wereldproblemen, analyses of mediacommunicatie. Toch weet je zonder lokale verbondenheid niet wat het werkelijk betekent om aan politiek te doen. Politiek gaat over samenleven in de polis, de burgergemeenschap. In een gemeente doe je dat terwijl je de mensen in de ogen kijkt, wetende dat je samen verder moet. Het is mijn overtuiging dat ideologie daarom op lokaal niveau zo goed als onbestaande is. Ideologie is theorie, de gemeente is praktijk. Ideologie verdeelt, een gemeente brengt mensen samen. Ideologie is star, een gemeente besturen betekent per definitie soepel zijn.
Aan Leuven kun je nauwelijks merken dat het door een socialist werd en wordt bestuurd. De verschillen tussen Antwerpen en Gent zijn miniem: de persoonlijkheid en retorische aanpak van de burgemeesters zijn anders, net als de kleuren van de coalitie, maar allebei voeren ze een beleid gericht op leefbaarheid met minder auto’s en schonere lucht. Op lokaal niveau telt vooral de persoonlijkheid en de inzet van een burgemeester en de ploeg.
Ik durf zelfs te stellen dat partijen op lokaal niveau stilaan achterhaald zijn. Misschien (nog) niet als structuur of als ondersteuningsmiddel, wel als motivatie bij het stemmen. De kiezer heeft de lokale partijen opgedoekt, al hebben die partijen dat zelf nog niet door. Uiteraard zijn er kanalen nodig om protest en ontevredenheid te uiten. Vanzelfsprekend spelen extremisten daar op in. Maar als het gaat over de vijf centrumpartijen in het Vlaamse landschap, ziet de kiezer op lokaal niveau nauwelijks nog het verschil. Hoe sneller die partijen inzien dat ze moeten samenwerken, hoe meer de burger erbij gebaat is. Fietspaden hebben geen politieke kleur, in een fontein zie je alle kleuren van de regenboog. Veiligheid is niet blauw en meer groen is niet groen. Het is allemaal gewoonweg goed bestuur.
De onzichtbare hand
Misschien verrast dit betoog, ik ben immers acht jaar lang nationaal partijvoorzitter geweest. En toch heb ik mijn partijkleur in sneltempo achter me gelaten. Burgemeester ben je voor iedereen in je gemeente, niet alleen voor de mensen die voor je gestemd hebben. In het schepencollege werken we met drie partijen samen, maar ideologische betogen hoor je er zelden. ‘Hoe lossen we dat hier goed op’, is de vaakst gestelde vraag.
De wereld is de voorbije decennia alleen maar groter en ongrijpbaarder geworden. Tot het eind van de 20ste eeuw brachten de ideologieën hun ideeën in de praktijk. Sindsdien lijkt het soms alsof de economie en de marktwerking het hebben overgenomen. Omdat die hand ‘onzichtbaar’ is, steken nationalisme en autoritair leiderschap weer de kop op.
Zeker, alle grote problemen zijn internationaal. Het klimaat stopt niet aan de taalgrens. Migratie bestaat overal. Tal van religies bestaan door elkaar. Vergrijzing is een uitdaging in alle westerse landen. De hele wereld is bezig met het energievraagstuk.
Hoe krijgen we opnieuw grip op al die complexe wereldzaken? Vaak is ‘schaalvergroting’ dan het antwoord. Meer macht aan Europa? De terugkeer van de natiestaten? Een wereldparlement? In die rij met oplossingen hoort ook de vraag naar grote fusies van gemeenten. Maar is dat wel het juiste antwoord? Uiteraard zijn gemeenten met een paar honderd *inwoners, zoals in de tijd van mijn grootvader, te klein om de uitdagingen van vandaag aan te pakken. Zelfs voor gemeenten met enkele duizenden bewoners wordt het moeilijk. Door samen te werken, kunnen we beter werken. Dat heeft de organisatie van de vaccinatiecentra bewezen. Dat zie je helaas ook aan de problemen die de door overstromingen getroffen Waalse gemeenten ondervinden om die waterramp aan te kunnen.
Ivoren toren
Toch zijn er grenzen aan die groei. Schaalvergroting mag niet betekenen dat we allemaal – ook bestuurlijk – steeds meer afstand creëren. De problemen zijn mondiaal, maar de democratie is dat niet. Hoe meer afstand ze neemt, hoe meer burgers afhaken en antwoorden zoeken buiten de democratie. Daarom is het géén oplossing steeds op grotere schaal te gaan werken. Als problemen ons wereldwijd boven het hoofd groeien, ligt de oplossing dichterbij dan we denken.
Betrokkenheid is een essentieel element voor succesvolle lokale besturen. Ze is het antwoord op vervreemding en op de afstand die een samenleving ontregelt. Hoe verder een bestuursniveau afstaat van mensen, hoe groter het wantrouwen en hoe moeilijker het wordt om problemen op te lossen. Omgekeerd leidt de kennis van de eigen leefomgeving, van mensen, organisaties, verenigingen en netwerken tot beter bestuur.
Over het ideale evenwicht tussen professionalisme en nabijheid kun je discussiëren, maar de maatstaf die in Vlaanderen werd gekozen om de vaccinatiecentra te organiseren, is een goede indicatie. De coronacrisis heeft bewezen dat nabijheid en betrokkenheid troeven zijn. Wie de legendarische laattijdigheid en onduidelijkheid van de ministeriële coronabesluiten kent, weet dat snelle en nabije communicatie met mensen op het terrein onontbeerlijk was om chaos en zelfs opstandigheid te vermijden. We hebben veel wind gevangen voor de hogere bestuursniveaus in die dagen, maar dankzij betrokkenheid en aanspreekbaarheid bleven burgers het vertrouwen behouden. Lokale besturen hebben er met hulp van veel burgers voor gezorgd dat we de crisis zijn doorgekomen.
Die lokale aanpak zal voor andere grote uitdagingen evengoed nodig zijn. Ook de klimaatverandering of de verkleuring van de samenleving pak je niet aan vanuit een ivoren toren, ver weg van mensen en buurten. Er is ruimte nodig voor maatwerk en pragmatisme. Dat staat niet haaks op grote beleidslijnen of discussies, zolang die ruimte maar gelaten wordt. Dat betekent tegelijk dat andere bestuursniveaus de controle en de bemoeizucht moeten lossen, minder strak de teugels in hand moeten nemen – of misschien zelfs beter helemaal verdwijnen. Zoals mijn grootvader zou zeggen: we hebben minder politiekers nodig, en meer burgemeesters.
DS, 08-01-2022 (Gwendolyn Rutten)