Inloggen

Bekijk de volledige versie : En ze leefde nog lang en gelukkig


bijlinda
11th October 2021, 03:41
En ze leefde nog lang en gelukkig


Steeds meer mensen willen helemaal geen liefdespartner meer. De ware dook niet op, verdween, of ging met té veel energie lopen. En intussen stellen ze vast dat ze gelukkig zijn in hun eentje. Of dat erg is, vraagt de Nederlandse antropologe Roanne van Voorst zich af.


We dineerden die avond met zijn achten aan haar splinternieuwe, ronde tafel. Een vorm die mijn goede vriendin L. (41) heel geschikt had geleken voor vriendenetentjes. Konden we elkaar tenminste allemaal goed zien tijdens het bijpraten over verhuizingen, opgroeiende kinderen en bejaarde ouders , nieuw ontdekte podcasts, recepten en restaurants.

Maar vanavond wenste ze dat ze een lange, smalle tafel had gekocht, zodat ze in ieder geval een deel van onze blikken had kunnen vermijden. Nu staarden er zeven paar ogen naar haar, op een wijze die ze me later, met afschuw in haar stem, beschreef als ‘meelevend’ en ‘bemoedigend’.

Even daarvoor had L. mij en andere vrienden enthousiast verteld over haar werkpromotie, gitaarlessen en de prachtige huttentocht die ze wil maken. Ze verwachtte enthousiasme, misschien een paar bezorgde vragen over haar soloreis. Maar niet de stilte die volgde op haar verhaal, noch de opmerking ‘toch jammer voor je dat het nog steeds niet lukt in de liefde’.

Tussen haar tafelgenoten bevonden zich uitgebluste ouders van een kleuter; carrièrejagers met een topbaan én een duurzame, maar volatiele liefdesrelatie, en een koppel dat al jaren op wereldreis wil, maar niet kan, omdat ze mantelzorgen. ‘Aan al die levens ontbreekt wel wat,’ foeterde L., ‘maar alleen over mijn leven werd geconcludeerd dat het, zonder vaste partner, niet compleet is. Absurd, toch?’

Ik gaf haar, enigszins beduusd, gelijk. Die avond had ik vooral goedbedoelende, soms ietwat onhandige reacties op haar verhaal waargenomen, maar pas met terugwerkende kracht drong de lompheid ervan tot me door. Inclusief die van mijn eigen achteloosheid – vooral die. Terwijl ik wist dat L., die al zo lang single is als ik haar ken, tot haar ergernis geregeld wordt geconfronteerd met negatieve of simplistische oordelen over haar liefdesleven, had ik het niet voor haar opgenomen.


Geen energie voor een relatie

Niet alleen als vriendin, ook als antropoloog was ik het met haar eens dat de reactie van onze vrienden absurd was, of in elk geval behoorlijk ouderwets: het aantal singles in ons land groeit zo snel, dat over niet al te lange tijd de meeste Nederlanders langdurig of zelfs levenslang vrijgezel zullen zijn. In steden als Amsterdam en Rotterdam woont nu al bijna de helft van de inwoners alleen én heeft geen liefdesrelatie. In 2055 woont naar verwachting achter de helft van álle Nederlandse voordeuren één persoon zonder liefdesrelatie (dus ook geen latrelatie). Het aanbod van singlereizen, eenpersoonsmaaltijden in de supermarkt, kleine restauranttafels en zogenoemde ‘friends houses’, waarin vrienden samenleven, neemt momenteel dan ook snel toe; op internet verzamelen zich groepen mensen die zich ‘sologamisten’ noemen en die pleiten voor een eerlijker behandeling voor singles – want waarom is een hotelkamer voor één – vanwege de eenpersoonstoeslag – duurder dan voor twee?

Het aantal vrijgezellen groeit omdat we steeds ouder worden, sneller scheiden dan in vorige eeuwen, en vaker bewust kiezen voor een leven alleen. Bijvoorbeeld omdat we zoveel leukerds zien op Tinder dat we niet kiezen, maar blijven swipen, uit angst om een nóg betere match te missen, of omdat we, door ons drukke werk en ons leven in de voortdurende ruis van steeds groter wordende steden gewoonweg de puf niet meer voelen om de avond gezellig met een partner door te brengen – we wensen alleen nog een thuisbezorgde maaltijd, daarbij Netflix of porno, en dan ons eigen stille, ruime bed.

Socioloog Eric Klinenberg schreef over bewuste singles in grote Amerikaanse steden als New York. Inwoners kiezen er volgens hem steeds vaker om partnerloos te leven ‘als een manier om te kunnen herstellen’ aan het eind van een drukke, lange werkdag, waarin ze alle uren ‘hyperverbonden’ waren – op kantoor bij collega’s, in de metro met stadsgenoten, via hun telefoon met de hele wereld. Thuis heerst rust, privacy, stilte. Aan gezellig geklets over de dag is geen behoefte meer, laat staan aan seks. Een vergelijkbaar fenomeen bestaat in Japan: uit onderzoek bij 18- tot 34-jarige Japanners bleek dat 61 procent van de ongehuwde mannen en 49 procent van de ongehuwde vrouwen nooit seks hebben. Uit een andere studie bleek dat een derde van alle Japanners jonger dan 30 nog nooit een relatie had. Dat willen ze ook niet, om allerlei redenen, maar een belangrijke is: gedoe, geen tijd en energie ervoor.


Verliefd op het vrije leven

Ik herken dat sentiment enigszins uit de tijd dat ik enorm hard werkte aan mijn proefschrift. Ik ontbeet, lunchte en dineerde achter mijn laptop. Ik sliep kort, om snel weer aan het werk te kunnen. Hoewel ik samenwoonde met een partner, vond ik een eigen huisje. ‘Daar kan ik geconcentreerder werken’, legde ik uit. Wat ik niet zei: daar kan ik beter uitrusten van werk – omdat jij daar niet bent. De relatie hield geen stand.

Als ik mag afgaan op de statistieken, ga ik op oudere leeftijd opnieuw een periode van langdurig alleen wonen en leven tegemoet. Mijn vriend is een stuk ouder dan ik. Vrouwen overleven hun echtgenoten sowieso vaak en zijn dus steeds vaker langdurig weduwe. Andere vrouwen en mannen beginnen, na een scheiding, sowieso niet meer aan een vaste relatie. Soms groeperen ze zich in woongroepen en vriendenhuizen, met gezamenlijke ruimtes of georganiseerde groepsactiviteiten – voor als ze even geen zin hebben alleen te zijn; vaker blijven ze alleen wonen.

Tot tevredenheid. Onderzoek wijst al jaren uit dat verreweg de meeste langdurige singles zich even gelukkig voelen als mensen in een relatie. Sterker nog: als singles niet ernstig ziek zijn of sociaal geïsoleerd leven (dat laatste komt ook voor, maar gelukkig is het een relatief kleine groep vrijgezellen, met name ouderen), blijken ze vaak zelfs gelukkiger dan mensen met een vaste partner. Vooral kinderloze vrijgezellen en singles met al wat oudere kinderen spenderen gemiddeld veel tijd met vrienden en familie, en zijn sociaal en actief in de maatschappij, bijvoorbeeld via vrijwilligerswerk; ze hebben meer tijd voor zichzelf, en zijn minder moe dan jonge ouders.

Hoewel een vrijgezellenbestaan in coronalockdown soms behoorlijk eenzaam kon zijn, misten veel singles in die periode niet zozeer een vaste, romantische relatie: eerder sociaal en lijfelijk contact in het algemeen, met vrienden, collega’s of een gelegenheidsbedpartner. Maar ja. Daartegenover stonden de klachten van mijzelf en anderen in liefdesrelaties, die het afgelopen jaar plotseling dagelijks noodgedwongen thuiswerkten met partners, die érgerlijk luid bleken te vergaderen/typen/kauwen/ademen.

Mijn vriendin L. (die van de ronde tafel) is een voorbeeld van zo’n gelukkige, alleenwonende single. Ze heeft soms spannende seks of een romantisch afspraakje – maar nooit zin om die om te zetten naar een vaste relatie. Daarvoor vindt ze haar vrije leven te aantrekkelijk.


Ik geloof haar. En toch …

Hoe arrogant en misplaatst de reacties van onze vrienden die avond van het etentje ook waren; de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ook ik maar moeizaam de overtuiging van me af kan schudden dat een relatie het al-hartstikke-leuke leven van L. misschien nóg beter zou maken. En, weet ik uit de literatuur: ik ben daarin niet de enige. Langdurig vrijgezel zijn mag statistisch gezien doodgewoon worden, volgens onderzoek beschouwen zowel koppels als vrijgezellen duurzame, romantische liefde nog altijd als het hoogst haalbare geluk; als een voorwaarde voor een vervullend leven.

Waarom zijn we er zo van overtuigd dat een leven samen beter is dan een leven alleen? Zelfs als veel vrijgezellen het daar niet mee eens lijken? En zelfs als we, aldus de statistieken, straks bijna allemáál langdurig partnerloos zullen blijven?

De norm die maakt dat we een vaste relatie beschouwen als voorwaarde voor een vervullend leven, kan alleen kantelen door nieuwe voorbeelden, stelt socioloog Klinenberg. We leren onze romantische verwachtingen grotendeels aan door de mensen en beelden waartussen we opgroeien. Onze grootouders, ouders en hun kinderen leven op dit moment nog relatief vaak in koppels. Populaire sprookjes, films en boeken gaan nog altijd opmerkelijk vaak over twee eenzame mensen die – na veel misverstanden, ruzies en ander drama – uiteindelijk hun zielsverwant, en daarmee hun levensgeluk vinden.

Misschien zouden we elkaar – en zeker de jongere generatie – meer verhalen over het leven van tevreden vrijgezellen moeten vertellen. In een tijdperk waarin langdurig partnerloos zijn steeds vaker zal voorkomen, zullen we op nieuwe manieren moeten leren nadenken en spreken over relaties en geluk.

Dat wordt, vermoed ik, steeds makkelijker: we zullen de komende jaren allemaal steeds meer mensen leren kennen die steun en gezelligheid ervaren, zonder romantiek. Mensen als mijn stoere single vriendin L., of als single vijftiger Irene: zij besloot enkele jaren terug om met haar beste vriendin niet alleen een huis te kopen, maar ook een samenlevingscontract en testament af te sluiten. ‘We hebben ieder een eigen slaapkamer,’ vertelde Irene me, ‘maar we zorgen voor elkaar – bij ziekte, maar ook financieel: mocht zij eerder overlijden dan ik, dan maak ik aanspraak op haar pensioen.’

Dankzij dit soort rolmodellen zullen we nieuwe sprookjes bedenken, nieuwe verwachtingen krijgen en steeds beter begrijpen dat mensen voor hun geluk niet afhankelijk zijn van een levenspartner; wel van intimiteit en sociaal contact.


DS, 09-10-2021 (Roanne van Voorst)