Inloggen

Bekijk de volledige versie : 20 jaar oorlog in Afghanistan


bijlinda
9th July 2021, 03:43
20 jaar oorlog in Afghanistan: ‘Mijn generatie zal zich niet meer in de luren laten leggen door de taliban’


Om rekrutering door de taliban te voorkomen, vluchtte Rezwan Ullah (20) bijna zes jaar geleden naar België. ‘De ene wereldmacht na de andere gebruikte mijn land als een boksring om zijn kracht te tonen. En wij, kleine burgers, moeten maar zien te overleven op dat slachtveld.’


Rezwan Ullah was een baby van een jaar oud toen Osama bin Laden vliegtuigen in het World Trade Center en op het Pentagon liet crashen. Een maand later viel de VS samen met zijn bondgenoten Afghanistan aan om Al-Qaeda en de taliban ‘uit hun schuilplaatsen te roken’.

‘Als kind heb ik alleen maar oorlog gekend’, zeg Ullah, die in Antwerpen woont en net het eerste jaar in de studierichting maatschappelijk assistent heeft afgerond. Niet dat in zijn dorpje Shergar, in de oostelijke grensprovincie Nangarhar, voortdurend werd gevochten, maar de oorlogssfeer was heel aanwezig. ‘Er waren bomaanslagen en er hing een voortdurende spanning in de lucht. De ene dag passeerden er Afghaanse troepen door ons dorp, de andere dag trokken talibanstrijders van deur tot deur om strijders te rekruteren. Nu besef ik ten volle in welke mate mijn jeugd daardoor is aangetast. Onze school functioneerde heel gebrekkig: we hadden amper les en waren voortdurend op het schoolplein cricket aan het spelen. Als kind vond ik dat geweldig, maar nu weet ik hoeveel tijd ik heb verloren. Als ik hier in Antwerpen kinderen met hun boekentas naar school zie stappen, moet ik vaak wenen.’


Waarom weent u dan precies?

‘Ik ben gelukkig voor die Antwerpse kinderen, maar ook triest over de kansen die de Afghaanse jeugd al twintig jaar ontnomen werd. Om zich volledig te kunnen ontplooien, heeft een kind vrede nodig.’


U zei dat de taliban in uw dorp van deur tot deur trokken om strijders te rekruteren. Zijn ze ook bij u gepasseerd?

‘Meermaals. Ze kwamen met het verhaal dat het goed was om tegen de Amerikanen te strijden. “Kom mee vechten voor de islam en tegen de Amerikanen”, was hun boodschap. “Wie met ons vecht, krijgt een plaats in de hemel.” Ik was toen ongeveer 12 jaar en geef toe dat hun woorden ook op mij indruk maakten. Hoe kon het ook anders: we waren arm, we verveelden ons en hadden geen flauw benul van wat er in ons land en in de rest van de wereld precies aan de hand was. In ons dorp waren geen radio’s, tv’s, gsm’s of laptops. In België kunnen mensen zich gedegen informeren, maar wij wisten van niets en waren snel beïnvloedbaar, zeker als iemand je doet geloven dat het je plicht is om voor de islam te vechten. In geïsoleerde dorpjes als het mijne geldt de islam als een soort magische knop: velen zijn bereid om te vechten voor religie. Ik had toen domme dingen kunnen doen, in mijn hoofd had ik helemaal besloten om met de taliban mee te vechten.’


Wat heeft u op andere gedachten gebracht?

‘Mijn vader. Hij is een erg verstandige man en had door dat een keuze voor de taliban een faliekante optie was. Hij maakte me ook duidelijk dat de taliban niets met de echte islam te maken hadden. Niet al mijn leeftijdgenoten hadden zo’n verstandige vader: verschillenden zijn wél gaan vechten. De opdringerigheid van de taliban was ook de reden waarom mijn vader me opdroeg om te vluchten. Het werd te gevaarlijk voor mij.’


Waarom was het niet langer veilig in uw dorp?

‘De eerste keer dat de taliban aan de deur stonden, kon mijn vader ze nog afschepen. Maar de tweede keer waren ze bijzonder agressief. Mijn vader besefte dat we geen derde kans zouden krijgen en besloot dat ik moest vertrekken. Een verschrikkelijk moment. Ik was amper 14, was mijn dorp nooit uit geweest en wist niets van het leven. En plotseling moest ik de wijde wereld intrekken naar een bestemming waarover ik niets wist.’


Kunt u zich dat gevoel nog herinneren?

‘Ja, maar ik kan het nog steeds niet ten volle beschrijven. De dag dat ik in mijn eentje mijn dorp verliet, voelde ik me een weeskind en dat sentiment heeft me nooit verlaten. Nu ben ik 20 jaar en dankzij krachttraining won ik wat aan spierkracht. Maar toen was ik een mager en verlegen ventje dat bang was voor alles: bang voor anderen, bang om in een woud te verdwijnen, bang om te verdrinken. Ik vertrok met een aantal wijsheden van mijn vader: “Praat met zo weinig mogelijk mensen, maar probeer wel goed te doen voor anderen. En laat jouw geloof nooit los.” Ik reisde via Pakistan naar Iran en vervolgens naar Turkije en Griekenland. Mijn meest beangstigende momenten beleefde ik tijdens een rit van zeventien uur door Iran. Ik had me opgerold in een kleine bagageruimte van een bus: mijn knieën tegen de borst, amper zuurstof om te ademen. Mijn rug en knieën deden ontzettend veel pijn en toen ik uitstapte kon ik me amper rechthouden.’


Hoe bent u uiteindelijk in België beland?

‘Dat was toeval. Ik stond in het station van Hamburg en was, zoals alle Afghaanse vluchtelingen, vastbesloten om naar Groot-Brittannië door te reizen. Een Afghaanse reisgenoot zei dat hij familie had in België en dat hij had gehoord dat het daar best oké was.’


Hoe verliepen de eerste jaren in België?

‘Verwarrend. Echt, alles was nieuw. De taal, de kleren, zo veel auto’s, de school, alles. Ik weet nog hoe ik in mijn Afghaanse kleren naar de winkel ging en geen woord Nederlands kon. Hulpeloos voelde ik me. Ik noem dat mijn ground zero. Maar ik werkte hard om me te integreren: ik leerde Nederlands, deed mijn best op school, maakte vrienden. Ik had het gevoel dat ik beetje bij beetje opnieuw mens werd en dat heb ik in grote mate te danken aan mijn pleeggezin. Saskia en Kris, en hun kinderen Toon en Janne hebben mij warm ontvangen en zorgden voor mentale rust. Dat was de eerste stap naar mijn nieuwe bestaan. Ik ben hen heel dankbaar, want ze gaven me de energie voor de volgende stappen: middelbare school afwerken, een rijbewijs halen, hogere studies starten. Daardoor kan ik stilaan op eigen benen staan, dat is belangrijk. Maar ze mogen van mij ook niet verwachten dat ik me zo verregaand ga aanpassen dat ik mezelf verlies: ik ben niet van plan om mijn Afghaanse cultuur los te laten en de islam laat ik al helemaal niet los.’


Wat betekent de islam voor u?

‘Die leerde mij vooral hoe belangrijk het is om respectvol met anderen om te gaan. En dat je mensen moet bijstaan die hulp nodig hebben. Al een tijdje steun ik jonge Afghaanse asielzoekers met advies en vertalingen. Dat is ook wat mijn vader me opdroeg op de dag van mijn vertrek: ‘Wie goed doet, goed ontmoet.’ Ik ben blij als ik iemand kan helpen, iemand op straat de weg kan wijzen en af en toe ook iets goed kan doen voor mezelf. Dat mag ook wel eens. Ik geloof daarin heel erg. Op die manier blijf ik stevig met een been in de Afghaanse cultuur staan en met het andere been sta ik steeds stabieler in België. Wat ik absoluut wil vermijden, is dat ik in een diepe kloof tussen twee culturen val. Want dat gevoel heb ik nu al een beetje: hier zeggen ze dat ik een Afghaan ben en mijn familie in Afghanistan ziet me steeds meer als een Europeaan.’


Hebt u nog contact met uw familie?

‘Heel zelden. In mijn dorp zijn er geen telefoons en is er geen internet. Twee jaar geleden ben ik naar Pakistan gereisd omdat mijn ouders daar waren voor een begrafenis. Maar nu is het al een jaar geleden dat ik ze aan de telefoon had.’


Wat vertelden jullie elkaar?

‘Tja, dat zijn vreemde gesprekken. Zoals fake news. Ik vertel alleen maar positieve dingen over mijn leven en zij geven mij ook alleen maar goed nieuws, ook al weten zij heel goed dat mijn leven in België niet altijd evident is en weet ik ook heel goed dat de oorlogssituatie in Afghanistan dreigend blijft. Maar daarover zwijgen we. We sparen elkaar. Toen we elkaar in Pakistan ontmoetten, had ik er ook alles aan gedaan om er zo Afghaans mogelijk uit te zien. Ik katapulteerde mezelf drie jaar terug in de tijd en het was pas op de dag van mijn terugkeer naar België dat ik opnieuw mijn jeans en T-shirt aantrok.’


Uw land beleeft een beslissend moment. Amerikaanse en andere westerse troepen hebben zich nog niet goed en wel teruggetrokken of de taliban lanceren een offensief om opnieuw het land te veroveren.

‘Ja, de taliban denken dat ze snel weer aan de macht zullen komen, maar ik denk niet dat dit zal gebeuren. Het Afghanistan van 2021 is niet meer dat van 2000, zeker niet in de grotere steden waar jongeren via sociale media veel meer met de wereld verbonden zijn dan vroeger. Mijn generatie zal zich niet meer in de luren laten leggen door de taliban. Onze kinderlijke naïviteit is weg, we weten wat er zich in de wereld afspeelt, we kennen onze rechten en zullen niet zwijgen. Veel van die stedelijke jongeren hebben connecties met hun geboortedorp op het platteland waardoor ook de tijdgeest in die dorpjes snel verandert. De tijd dat de taliban eten en steun aan de deur konden vragen, is voorbij. Onze deuren zijn voor hen gesloten en dat maakt het voor hen moeilijker om zich op het platteland en in de bergen te verstoppen.’


Bent u zelf ook geëngageerd in de strijd voor meer stabiliteit?

‘Ik ben erg actief op Tiktok en post vooral video’s waarin ik gedichten voordraag over de waarheid achter de taliban. Wij Afghanen communiceren graag in poëzie omdat gedichten de harde realiteit vaak te slim af zijn. Ik schrijf over weeskinderen, over mensen die door de oorlog gehandicapt raakten, over ons gebrekkige onderwijssysteem. Soms zijn het gedichten van mezelf, maar soms ook van mijn lievelingsdichter Matiullah Turab. Intussen heb ik behoorlijk veel volgers, sommige van mijn gedichten werden 36.000 keer bekeken.’


U bent een Bekende Afghaan?

‘Een beetje wel, ja. In Afghanistan kennen ze mij en in Pakistan ook. Het gebeurt soms dat Afghanen mij hier op straat komen groeten.’


Hoe kijkt u terug naar de aanwezigheid van Amerikaanse troepen in uw land?

‘Heel dubbel. Als kind en jongeling gaf me dat echt een slecht gevoel. Het voelde alsof we niet vrij waren in ons eigen land. Ik herinner me nog hoe Amerikaanse militairen ons onderweg tegenhielden en bevolen wat we moesten doen. Ook de Afghaanse regeringsmilitairen gedroegen zich vaak alsof ze de baas over ons dorp waren. Ondertussen snap ik een beetje wat de bedoeling van hun aanwezigheid was. De Afghaanse overheid en het regeringsleger zijn zwak en dan is het misschien verstandig om de hulp van de Amerikanen en Europeanen in te roepen. Die hebben veel ervaring met het opbouwen van een administratie, leger en economie. Het is pas in Europa dat ik tot dat inzicht kwam.’

‘Maar de idee die bij mij overheerst, is dat Afghanistan al eeuwenlang een slagveld is en dat de Afghanen daarvan enorm afzien. De ene wereldmacht na de andere gebruikte mijn land als een boksring om zijn kracht te tonen: de Mongolen, de Britten, de Russen, de Amerikanen. En keer op keer beten die wereldmachten in het stof. Afghanistan is het kerkhof van de wereldmachten. En wij, kleine burgers, moeten maar zien te overleven op dat slachtveld en dat kerkhof: we worden beschoten, zijn het slachtoffer van bomaanslagen en ondertussen stort onze staat in elkaar. Er zijn geen of slechte scholen en veel te weinig hospitalen. Zwangere vrouwen en zieke kinderen raken door de oorlog niet tijdig in ziekenhuizen en sterven. Zo veel verdriet maakt mensen gek. Zo veel verdriet verklaart waarom mensen gekke dingen doen. Oorlog slaat een samenleving plat. Hoe minder legers in Afghanistan, hoe beter: dat is mijn overtuiging. Misschien is het tijd dat de wereld ons met rust laat.’


DS, 08-06-2021 (Koen Vidal)