PDA

Bekijk de volledige versie : ‘De 21ste eeuw is de eeuw van het geweten’


bijlinda
5th April 2021, 20:18
‘De 21ste eeuw is de eeuw van het geweten’


Willen we over luttele tijd niet in een rampenfilm terechtkomen, zo betoogt Ramsey Nasr, dan moet er veel op de schop: het kapitalisme, onze hoogmoed tegenover de natuur, onze definitie van geluk.


‘Van verreweg het grootste belang inzake de eeuwigheid is wel het volgende: binnenblijven!’ – zeg dat Kapitein Zeiksnor het gezegd heeft. De in 2001 uit Ramsey Nasrs verbeelding geboren gentleman dweepte met binnenblijven: ‘Ik zit hier toch goed?’ Het is natuurlijk makkelijk praten, als er geen dodelijk virus over de continenten waart dat je tot binnenblijven veroordeelt. Al had de kapitein wel al groot gelijk, toen hij schreeuwde dat de wereld in verval is en dringend moet worden gered. Hij voelde zich persoonlijk geroepen om haar ‘mores te leren, coûte que coûte en fluks een beetje! HOORT U MIJ, schertsfiguren?’

Twintig jaar later luidt Ramsey Nasr opnieuw de alarmbel, alleen ontdubbelt hij zich dit keer niet in een karikaturaal en potsierlijk alter ego. Dit is geen tijdsgewricht voor grapjes.

In De fundamenten, een bundeling van drie essays geschreven tussen maart 2020 en nu, ontleedt de Nederlandse dichter, schrijver en acteur helder en rationeel hoe een obsessie met winst, groei en rendement de poten vanonder de Nederlandse samenleving heeft gezaagd. Hoe corona slechts een amuse is van wat de planetaire crisis ons de komende jaren nog zal oplepelen en waarom we onze westerse manier van leven hoogdringend moeten herzien. Nasr roept op tot een revolutie, als in het Latijnse re-volvere: terugrollen naar minder. Naar natuurlijkheid. Naar wat er werkelijk toe doet. Een herijking van geluk. Voor zijn politieke opstand vindt hij inspiratie bij Charles Darwin, Boccaccio, Rilke en Van Gogh. De fundamenten is een cri de coeur, die toont hoe we door om te kijken vooruit kunnen.


Op de eerste lockdown kijkt u inmiddels terug als op ‘een gebeurtenis van lang geleden’. Is wat toen onwezenlijk leek het nu al niet meer?

‘Het is gek, maar je komt dus in een nieuwe, onwezenlijke doch tastbare realiteit terecht die drie maanden later alweer een herinnering is geworden. Behorend tot een verleden waarin we een soort lotsverbondenheid hadden en waarin woorden als erbarmen, solidariteit en mededogen, die je was gaan associëren met gefaalde ideologische bewegingen of middeleeuwse religieuze thema’s, ineens zeer concreet waren geworden. In een zee van ellende bood dat “zorg goed voor elkaar” houvast. Ook kunst had ineens een handvat gekregen. Gedichten, verhalen en boeken werden gebruiksvoorwerpen. Toen met de eerste versoepelingen de protesten, de complottheorieën en de viruswaanzin kwamen, ging je bijna terugverlangen naar de tijd waarin die grondwaarden reëel waren geworden. Je zou bijna zeggen dat het leven beter was, ware het niet dat het leven ontbrak.’


Het bevreemdende zat in de stilstand, de stilte, de lege agenda’s. Zijn wij daarvan vervreemd geraakt?

‘Stilstand, ongemak, eindigheid, natuurlijkheid, we waren het allemaal compleet ontwend. Het virus – de evolutietheorie in volle werking – heeft er ons aan herinnerd dat dit de basisprincipes zijn van het leven. Want daar zit je dan met je paswoorden, je afspraken, je spaarboekje en je rendement. Het bleek daar niet meer om te gaan, maar om wezenlijke dingen, zoals gezondheid en geluk. De clichés, ja, die ons nu als een vuistslag in het gezicht troffen. Er zijn geen verhalen bekend van mensen die op hun sterfbed zeggen: “Goh, ik wou dat ik meer geld had verdiend.” Aan het eind van een bestaan, lezen we al in de Decamerone van Boccaccio, gaat het om wat je nog graag had willen meemaken of goedmaken: “Ik wou dat ik mijn vader meer had gesproken, mijn kinderen beter had begrepen, aardiger was geweest.”


In Mijn dood in Venetië noemt u uw quarantaine op het eilandje San Giorgio Maggiore ‘gelukzalig’ en inspirerend. Dit keer keek u lethargisch naar Netflix. Wat maakte het zo anders?

‘Toen ik tijdens mijn kunstquarantaine in 2018 in de avond door de doodstille wijken van Venetië wandelde, voelde ik me overweldigd. Ook nu, twee jaar later, was ik geraakt door de stilte en de spiegelgladde grachten in Amsterdam, maar aan een quarantaine door een virus dat mensen sloopt, ontleen je geen gelukzaligheid. Aangezien ik alleen leef en er afgezien van een opgezette das niet veel reuring is, was het een kwestie van tijd doden. Na een drukke werkdag – ik had het geluk dat ik het afgelopen jaar een film en tv-series kon draaien – is Netflix opium. Alleen werd ik wat moe van die series, die, net als de echte coronawereld, een soapelement hebben: elke keer wordt een finish in beeld gebracht, die weer verdwijnt. Ik ben toen oude films gaan kijken van Godard, Visconti, Taviani, De Sica, wat zoveel fijner is dan dat verlammende estafettekijken. Wat een bevrijding om weer iets in een afgebakende tijdspanne en met een te behappen dramatische curve te zien.’


Na het initiële gevoel van saamhorigheid sloeg de stemming om. Zijn sindsdien onder anderen opgestaan: complotdenkers, pro-zwartepieters en viruswaanzinnigen. Is wat die mensen verbindt het verlangen naar het ‘oude normaal’?

‘Ja, naar een wereld die niet meer bestaat. O, die fijne tijd toen we nog kerkpleinen met dorpscafés hadden, er nog geen buitenlanders waren en vrouwen nog achter het aanrecht stonden. O, die idyllische tijd, toen besmettelijke ziektes nog niet te bestrijden waren. We mogen niks meer in Nederland. Ze pakken ons alles af, zelfs onze mooie tradities en onschuldige kinderfeesten, waartoe een dommige knecht met dikke lippen, kroeshaar en gouden oorbellen hoort. Ik snap het sentiment, maar je moet bereid zijn je daaroverheen te zetten en te luisteren naar andere argumenten. Als Zwarte Piet mensen aantast in hun vrijheid om te zijn wie ze willen zijn, moet hij weg. De wereld is veranderd. Door onze schuld, en ook omdat verandering een natuurlijk gegeven is: metamorfose, panta rhei. Wie weigert realistisch na te denken over hoe het verder moet met ons allemaal, spreekt al snel over De Anderen: asielzoekers, virologen, politici, Joden, kunstenaars – op den duur heb je de hele samenleving wel gecoverd.’


Het gaat niet goed met Nederland, lees ik in uw essay. ’s Lands ‘wankelheid is groot en gevaarlijk’, omdat jullie jullie fundamenten ‘als ornamenten’ zijn gaan beschouwen.

‘Meer dan in andere westerse landen zijn wij de basis – een veilig, gezond, openbaar leven – als volstrekt vanzelfsprekend gaan beschouwen. We zijn winstmodellen gaan toepassen op zorg, onderwijs en cultuur en hebben die, blijkt nu, onmisbare basis weggesnoeid. We zijn vrijheid gaan zien als iets wat ons toekomt. Zo gewend zijn we eraan altijd en overal onze mening te ventileren dat we bij de minste beknotting het gevoel hebben dat we gemuilkorfd worden en in een dictatuur zijn beland. We zijn vrijheid gaan zien als een artikel dat je kunt kopen en waarover we kunnen klagen als het ineens uitverkocht blijkt: “Hallo, vorige week lag vrijheid hier nog in de schappen!” Nederlanders beseffen niet dat wij de door onze voorouders met moeite verworven vrijheid niet als een estafettestokje kunnen overnemen. Wij moeten haar opnieuw creëren en waarde geven, willen we haar niet kwijtraken. Vrijheid is niet: altijd alles doen waar je recht op meent te hebben, vrijheid heeft te maken met de mogelijkheid om te doen wat je zou willen.’


Nog meer achteloosheid: ‘Oorlog, dood, chaos: dat overkomt ons niet.’ Maar het overkwam ons wél. Moeten we omkijken om weer vooruit te kunnen?

‘Je kunt geen enkele crisis de baas als je niet omkijkt. Daarom hou ik zo van België. Belgen hebben een groter geheugen en een grotere hang naar tradities dan Nederland, dat verslaafd is aan revoluties. Zodra er iets nieuws is, moet het oude met de grond gelijk worden gemaakt. Kijk naar de poëzie. De Tachtigers – helden van me, daar niet van – hebben op de predikantenpoëzie van daarvoor de tactiek van de verschroeide aarde toegepast. De Vijftigers? De provo’s? Altijd weer tabula rasa. Maar als je ook als samenleving je geschiedenis wegwerpt, weet je op den duur niet meer waar je naartoe gaat. Nederland is de vrucht van de 17de eeuw, toen wij voor ons eigen gewin in overzeese gebieden volkeren hebben onderdrukt, uitgebuit en uitgemoord. Aan de praktijken met de Vereenigde Oost-Indische Compagnie hebben wij onze glorie, rijkdom en welvaart te danken. Die blaam wis je niet uit door de term Gouden Eeuw te vervangen door Zwarte Eeuw. Het was een gouden eeuw – voor ons. Wij moeten vooral erkennen dat we zwaar fout waren. En dat dat mechanisme van handeldrijven nog altijd bestaat. De 21ste eeuw is de eeuw van het geweten.’


En 2021 hét moment om te gillen?

‘Dit is een tijdsgewricht waarin gevaarlijke tendensen te zien zijn, van de opkomst van het populisme en extreemrechts tot de groteske ontkenning van het feit dat we onze wereld in hoog tempo aan het vernietigen zijn. Eigenlijk is het al bijna te laat, dat is toch verschrikkelijk? Wie een stem heeft, een bereik, moet zich uitspreken – zo voelde het althans voor mezelf. Ik zeg niets nieuws. Ik heb geen geheime boeken gelezen, geen ontoegankelijke wetenschappelijke studies geraadpleegd. Ik lees dezelfde kranten als jij, zie dezelfde tv-programma’s en natuurdocumentaires. Wat mij verbaast, is dat we het gapend aanhoren. De regenwouden, de smeltende ijskappen – het begint stilaan te vervelen. We vallen bijna in slaap van de apocalyps. In de toekomst zal men zich over ons gegaap verbazen. Als wij nu niet ingrijpen, zijn we medeplichtig.’


Is covid-19 de gil van de aarde?

‘Het virus beweert niets, dient geen hoger doel en heeft ons niks te leren. Er is geen vooropgezet plan, geen maker, geen zachtmoedige Moeder Aarde die ons waarschuwt. De aarde gaat lekker door tot the big crunch over een stuk of wat miljard jaar. Wat er te leren valt, is dat de geboorte van dit virus rechtstreeks verband houdt met de manier waarop wij met de wereld omspringen. Beleidsmakers haasten zich om het virus te presenteren als de vijand. Ik snap die reflex, maar hoe verleidelijk ook: er is geen vijand. Je kunt dit niet oplossen zoals we de laatste tijd alles trachten op te lossen: door het voor te stellen als Wij tegen De Ander. Alsof wij hier geïsoleerd leven en geen onderdeel zijn van deze planeet. Het probleem is dat wij ons willen onttrekken aan dat grotere geheel. Het virus is er omdat het leven zo werkt: als een bepaalde diersoort uitsterft, bijvoorbeeld, neemt een andere de ontstane leemte in. Dat heet evenwicht. Wij, de menselijke diersoort, hebben een holte, een niche gecreëerd door hoe we omgaan met de wereld, met andere dieren, met natuurlijke grondstoffen. Wij zijn de kraamkamers van de pandemieën.’


Intussen biedt TUI fly een vlucht naar Tanger aan vanaf 49,99 euro en naar Miami vanaf 199 euro.

‘Daarbij de belachelijke vraag-en-aanbodmantra van de vrije markt opdissend: wij voorzien alleen maar in de behoefte. Terwijl zij die behoefte creëren. Op 20 november 2020, dezelfde dag waarop de gemiddelde Nederlander middels een onderzoek aangaf minder te willen vliegen, presenteerde het kabinet zijn luchtvaartnota: het wil groei zien. KLM kreeg een injectie van 3,4 miljard euro. Wanneer vervolgens, dankzij dergelijke staatssteun, de vliegtuigindustrie gaat stunten en mensen daar logischerwijs op ingaan, twittert onze minister dat de lange rijen op Schiphol een schande zijn. De politiek kijkt dus niet richting de grootindustrie, maar naar de burger: het is jouw verantwoordelijkheid. Dat is schandelijk. Dit systeem steunt de multinationals en vernietigt het milieu, en intussen mogen wij in de weer zijn met plastic flesjes en oud papier.’


De Belgische overheid doet graag een beroep op ons ‘gezond verstand’.

‘Je kunt niet verlangen dat de burger denkt: “Dit kan niet goed zijn voor het milieu, ik wil liever duurder vliegen.” Of “goh, zo’n goedkope lap vlees, hier zullen wel dieren voor mishandeld zijn”. Het is aan de overheid om sturend op te treden. In dit radicale tijdsgewricht hebben we een overheid nodig die het roer radicaal omgooit. Het is geen kwestie van bijsturen. We moeten gewoon af van de vrije markt en de winstmaximalisatie. Het kapitalisme is geen heilzaam systeem waarvan iedereen profiteert. De brandstof voor dat systeem zijn: grondstofexploitatie, ontmijning, overbevissing, dierenmishandeling, enzovoort. Ook toekomstige generaties zullen de dupe worden van het feit dat wij onze consumptie zo goedkoop willen hebben. Over honderd jaar zal massaal gefokt vlees even moreel onhoudbaar zijn gebleken als slavernij.’


Wat als we het roer niet omgooien? Daarvoor verwijst u naar Netflix: ‘Bekijk een gemiddelde rampenfilm, haal de zombies weg en je bent op de hoogte.’

‘Zo gek veel verbeelding is er niet nodig om te weten dat de wereld die wij nu kennen binnen een eeuw vernietigd zal zijn. Kijk naar de feiten en de cijfers. De overheid moet nú kiezen voor duurzaamheid en leefbaarheid en niet voor het bedrijfsleven. Op het moment dat je er de onvermijdelijkheid van inziet, is de omslag makkelijk te maken. In een artikel over de Klimaatzaak in België zegt Claire Dupont, een onderzoekster aan UGent die gespecialiseerd is in klimaatbeleid: “Er wordt gesproken over haalbaarheid, over banen, het beschermen van landbouw en industrie, dat is oneerlijk, want de transitie die we moeten doormaken is onvermijdelijk.” Voilà. We kunnen beter omarmen dat we het slechter gaan krijgen, zodat we het daarna beter gaan krijgen, dan te blijven doen alsof het business as usual is. Er is trouwens aangetoond dat als we de omslag nu rigoureus maken, ons dat in 2030 vijftig biljoen dollar oplevert.’


Komt de omslag er, denkt u?

‘Op het moment dat wij er zelf onder gaan lijden, zullen we de omslag wel maken. Ik hoop dat er in de komende jaren binnen de politiek een nieuwe manier van denken komt, die eindelijk zal leiden tot het ontstaan van een nieuw groot ideologisch blok dat niet meer in links-rechtstegenstellingen denkt. Op dit moment is er nog geen wezenlijke ideologische partij die de nieuwe tijd vertegenwoordigt. Je moet sowieso blijven hopen dat een grote, rigoureuze shift zal plaatsvinden. Ik kan alleen maar een oude held van me aanhalen, Camus. Zijn absurdisme gaat enerzijds uit van een universum dat zich niet laat verklaren via een hogere orde, en anderzijds van de mens die altijd zoekt naar orde, zingeving, een doel. Daartussen is er een verband. Het laatste wat je mag doen is dat verband doorknippen. Op het moment dat je het nihilisme toelaat, is het einde oefening.’


Moeten we opnieuw geloven in iets dat groter is dan onszelf?

‘Ja, en dan heb ik het niet over een god, Gaia of Moeder Aarde, maar over het grotere verband. We komen voort uit een vader en een moeder, zijn een eindige diersoort en maken deel uit van de voedselketen. Dat weten we allang, maar we doen alsof we recht hebben op de onsterfelijkheid. We menen dat we onszelf moeten sublimeren, culmineren, zo mooi mogelijk geconserveerd houden, terwijl het leven metamorfose is. Onttakeling. Uit iets komt iets nieuws voort. Er bestaat dus niet zoiets als oneindige groei, groei gaat altijd ten koste van iets anders. We moeten af van onze hoogmoed tegenover de natuur. We hangen gewoon aan dezelfde boom als stinkdieren, kokkels, mossen en bacteriën. We moeten onze sterfelijkheid erkennen en de zinloosheid van ons bestaan omarmen.’


Hoe ver staat u er zelf mee?

‘Ook ik ben bang voor de dood, natuurlijk, met name die van naasten. Ik hoop nog van alles mee te maken, maar koester wel wat Claus een keer heeft geantwoord op de vraag hoelang zijn werk nog gelezen zou worden na zijn dood. Paar jaartjes, that’s it, zei hij. Toen ik dat las – ik was een beginnend schrijvertje met de eeuwigheid als drijfveer – was ik geschokt. Een van de grootste schrijvers van België zei dat hij vrede had met de onbeduidendheid! Welja, dát is de ingang. Het biedt zelfs troost te weten dat je vergeten zult worden. Op school vond ik de evolutietheorie – het leven is een blind proces, alle schoonheid is toeval en een veranderde omstandigheid kan soorten doen uitsterven – de naargeestigste gedachte om me eigen te maken. Ik ben verdomme toch een zoogdier met een brein! Ik ben een mens, een kunstenaar, een acteur! Ik sta in de Amsterdamse schouwburg en ze klappen voor me!’


Een winnaar van twee Louis d’Ors en een Gouden Kalf voor de rol van Ischa Meijer!

‘Hatsekiedee. Mag ik even? Als kunstenaar lijd je aan een ongeneeslijke vorm van belangrijk zijn, maar dan ga je op reis naar een poolgebied (Nasr reisde naar Spitsbergen, Groenland en Antarctica, red) en besef je: ik ben niks. En net omdat wij er niet toe doen is het onze plicht om zo weinig mogelijk shit achter te laten voor onze medemensen, mededieren, medewezens. Zo kom ik op het parcours van geluk. Als jouw geluk een ander levend wezen de mogelijkheid tot geluk ontneemt, is het geen geluk. Geluk is evenmin iets waar je recht op hebt. Het is iets waar je even in kunt gaan staan en deel van uitmaken. Juist in isolement, alleen in een poolgebied bijvoorbeeld, kun je je plots totaal verbonden voelen. In De dood in Venetië schrijft Thomas Mann dat de eenzaamheid je beleving verhevigt. En dat klopt. Met de ander komt namelijk de relativering en de spiegeling: zo roze was die lucht niet, hoor. Als er niemand bij je is om wat je ziet te relativeren, kan het tot opperste extase leiden. Je treedt buiten jezelf en wordt onderdeel van iets anders.’


Associeert u geluk met uw ouders en broer?

‘Mijn ouders, mijn broer en ik zijn zeer close, maar dat betekent niet dat mijn ouders een gelukzalig leven leiden. Ook hier geldt dat geluk bestaat bij de gratie van de onvolmaaktheid van het leven. Het is bijna een verplichting om de pijn met elkaar te delen. Doe je dat niet, dan wordt het ondraaglijk voor wie lijdt en uiteindelijk voor ons allemaal. Erbarmen en lotsverbondenheid zijn essentiëler dan ooit. We kunnen ons niet los zien van elkaar. Niet van onze familie, maar evenmin van vluchtelingen. Over tien jaar zijn de rollen misschien omgedraaid en mogen we hopen dat we dan opgevangen worden.


DS, 03-04-2021 (Jelle Van Riet)