bijlinda
21st December 2020, 18:13
Hoe is ons onderwijs in deze staat beland?
Wim van den Broeck hekelt de afbouw van de klassieke schoolaanpak en de radicale keuze voor lessen op maat van het kind.
De dalende Vlaamse cijfers voor wiskunde en wetenschappen in de TIMSS-peiling gaf aanleiding tot een debat in het Vlaams Parlement (DS 10 december), enkele commentaren in de media en de belofte van de onderwijskoepels dat ze eraan werken. En dat was het dan. Dat de gestage teloorgang van de kennis en de culturele bagage die onze kinderen meekrijgen, niet meer commotie teweegbrengt, is minstens een deel van het probleem.
Als oorzaken van die achteruitgang worden verschillende factoren genoemd: de zwakkere instroom van toekomstige leerkrachten, de ontlezing en het overgebruik van smartphones, de toegenomen migratie en onvoldoende kennis van het Nederlands, te veel nadruk op welbevinden, zwakke didactische methoden en invulboekjes, het gebrek aan bijscholingen, de onderwijscultuur thuis en de juridisering. Een hele lijst, waardoor men niet goed lijkt te weten waar eerst te beginnen met de aanpak van het probleem. Nochtans hangen veel van deze factoren samen met de gewijzigde onderwijsvisie.
Tegenoffensief
Toen rond de vorige eeuwwissel ons onderwijs nog wereldtop was, werd vanuit de academische wereld een offensief op gang gebracht: alles wat traditioneel als kenmerkend werd gezien voor (goed) onderwijs werd systematisch onder vuur genomen en zelfs verketterd. Rapportpunten, klassikaal lesgeven, het systeem van jaarklassen, huiswerk, zittenblijven … Niets daarvan deugde nog volgens de nieuwe heilsleer die ons onderwijs op de weg moest zetten naar de eenentwintigste eeuw.
Ons onderwijs werd ook continu verweten dat het sociale ongelijkheid bestendigt en kennisoverdracht diende te worden gerelativeerd en in balans gebracht met het bevorderen van welbevinden.
In de plaats daarvan zocht men heil in ‘zelfsturend’ leren of ‘zelfontdekkend’ leren, maar ook in jaarklasdoorbrekend werken, individuele leertrajecten, eenentwintigste-eeuwse vaardigheden, en in doorgedreven differentiatie.
Het is ons onderwijs kennelijk niet goed bekomen, en als het onderwijspeil zakt, dan geven we aan alle kinderen minder bagage mee, waar kinderen uit minder sterke milieus het grootste slachtoffer van zijn. Geen groter sociaal onrecht dan een dalend onderwijspeil.
De leerkrachten worden in een moeilijke situatie gebracht. Ze proberen alle leerlingen zo goed mogelijk aan de algemene leerdoelen te laten voldoen, anderzijds moeten ze zo veel mogelijk inspelen op de ‘individuele leerbehoeften’ en onderwijs bieden op maat van het kind. Zijn deze beide visies wel met elkaar te verzoenen in een klassituatie? Dat is niet zo vanzelfsprekend. Als doorgedreven geïndividualiseerd onderwijs verder gaat dan maken dat zo veel mogelijk leerlingen de gemeenschappelijke doelen halen, wordt onderwijs op maat al gauw onderwijs onder de maat. Dan is de neiging sterk om ook de doelen te gaan afstemmen op (de zwakte van) de leerling en op diens sociale achtergrond. Een meer ingrijpende verandering heeft zich sinds decennia in het onderwijs niet voorgedaan.
Er zijn maar weinig problemen in het onderwijs waarvoor de oplossing niet gezocht wordt in meer differentiëren. Of het nu gaat over leer- of taalproblemen, al dan niet in de context van het M-decreet, of over de sociale ongelijkheid in het onderwijs, het devies luidt steevast: differentiëren.
Is individualiseren zomaar te rijmen met gelijke(re) kansen? Als het individu tot norm verheven wordt, waarom zou men zich dan nog zorgen maken over wie achterblijft? Enerzijds wordt bepleit om verschillen als een groot goed te zien, anderzijds moeten verschillen of ongelijkheden worden weggewerkt. Wat wil men eigenlijk en hoe is het mogelijk dat men deze flagrante inconsistentie niet eens in de gaten had?
TIMSS rekent ons af op de klassieke visie op onderwijs. Je zou het kunnen zien als een realitycheck voor de aangehangen onderwijsvisie. Is het niet merkwaardig dat een progressief-linkse positie en een neoliberaal-rechtse positie elkaar hier vinden in dit individualistisch onderwijsverhaal? Zoals de Nederlandse hoogleraar astronomie Vincent Icke schreef in zijn vlijmscherpe essay The buck stops here: ‘Al het academische wordt vernietigd door een dodelijke cocktail van linkse zendingsdrang en rechts egoïsme.’
Hoe is dit kunnen gebeuren? Waren al de adviezen van academici dan niet wetenschappelijk onderbouwd? Het ontstellende antwoord is dat er van empirisch-wetenschappelijke ondersteuning weinig of geen sprake was. Het gaat hier duidelijk over onderwijsideologie. Dat hoeft op zich geen verwijt te zijn. Nadenken over de doelen van het onderwijs is geen wetenschappelijke kwestie, het impliceert een waardeoordeel. Onderwijs als cultuuroverdracht zien, is ook een ideologie.
Pedagogisch doordacht
Maar we mogen van een ideologische keuze wel verwachten dat ze consistent en pedagogisch doordacht is, en dat ze niet in strijd is met wetenschappelijke bevindingen.
Gelukkig is het onderwijsonderzoek recent wat meer verwetenschappelijkt. Ironisch genoeg blijkt daaruit dat de meeste van de klassieke ingrediënten van onderwijs echt wel werken. Maar dat impliceert niet dat we zomaar het onderwijs van weleer moeten kopiëren en dat er geen aanpassingen nodig zijn.
Waarom werden in de universitaire wereld dergelijke radicale en lichtzinnige hervormingen gepropageerd zonder enige fatsoenlijke wetenschappelijke basis? Het antwoord ligt in de hervorming die het wetenschapsbeleid onderging gedurende ongeveer dezelfde periode waarin de daling van het onderwijsniveau zich afspeelde. Sinds de jaren negentig hanteren universiteiten een economisch outputmodel, waarbij het binnenhalen van fondsen en het produceren van zo veel mogelijk wetenschappelijke artikelen de belangrijkste, zo niet enige criteria werden om wetenschappers te beoordelen. Dit ‘gigantisme’ is ten koste gegaan van essentiële academische waarden, zoals waarheidsliefde, objectiviteit, bescheidenheid en integriteit.
De gevolgen van het stimuleren van kwantiteit boven kwaliteit zijn inmiddels uitvoerig gedocumenteerd en reiken veel verder dan de in de pers beschreven fraudegevallen. Wetenschappelijke publicaties blijken veel te vaak te lijden onder bias, methodologische slordigheid, gevoeligheid voor hypes en gebrekkige repliceerbaarheid. De geloofwaardigheid van de wetenschap en de toepasbaarheid ervan voor de samenleving staan op het spel. Het ergste daarbij is dat de maatschappij noch de wetenschappelijke wereld zelf het onderscheid kan of wil maken tussen wat goede en zwakke wetenschap is.
De teloorgang van het onderwijs in Vlaanderen is geen losstaand accident. We kunnen maar beter ernstig werk maken van een grondige discussie waar we met ons onderwijs naartoe willen en hoe we daar raken. Maar dan zal het niveau van het maatschappelijke en politieke debat flink mogen opgetrokken worden en zal het verder moeten gaan dan de huidige steriele stellingenoorlog. Zo niet houdt de impasse aan of draaien we verder in de neerwaartse spiraal.
Wim Van Den Broeck, professor onderwijs- en ontwikkelingspsychologie (VUB).
DS, 21-12-2020
Wim van den Broeck hekelt de afbouw van de klassieke schoolaanpak en de radicale keuze voor lessen op maat van het kind.
De dalende Vlaamse cijfers voor wiskunde en wetenschappen in de TIMSS-peiling gaf aanleiding tot een debat in het Vlaams Parlement (DS 10 december), enkele commentaren in de media en de belofte van de onderwijskoepels dat ze eraan werken. En dat was het dan. Dat de gestage teloorgang van de kennis en de culturele bagage die onze kinderen meekrijgen, niet meer commotie teweegbrengt, is minstens een deel van het probleem.
Als oorzaken van die achteruitgang worden verschillende factoren genoemd: de zwakkere instroom van toekomstige leerkrachten, de ontlezing en het overgebruik van smartphones, de toegenomen migratie en onvoldoende kennis van het Nederlands, te veel nadruk op welbevinden, zwakke didactische methoden en invulboekjes, het gebrek aan bijscholingen, de onderwijscultuur thuis en de juridisering. Een hele lijst, waardoor men niet goed lijkt te weten waar eerst te beginnen met de aanpak van het probleem. Nochtans hangen veel van deze factoren samen met de gewijzigde onderwijsvisie.
Tegenoffensief
Toen rond de vorige eeuwwissel ons onderwijs nog wereldtop was, werd vanuit de academische wereld een offensief op gang gebracht: alles wat traditioneel als kenmerkend werd gezien voor (goed) onderwijs werd systematisch onder vuur genomen en zelfs verketterd. Rapportpunten, klassikaal lesgeven, het systeem van jaarklassen, huiswerk, zittenblijven … Niets daarvan deugde nog volgens de nieuwe heilsleer die ons onderwijs op de weg moest zetten naar de eenentwintigste eeuw.
Ons onderwijs werd ook continu verweten dat het sociale ongelijkheid bestendigt en kennisoverdracht diende te worden gerelativeerd en in balans gebracht met het bevorderen van welbevinden.
In de plaats daarvan zocht men heil in ‘zelfsturend’ leren of ‘zelfontdekkend’ leren, maar ook in jaarklasdoorbrekend werken, individuele leertrajecten, eenentwintigste-eeuwse vaardigheden, en in doorgedreven differentiatie.
Het is ons onderwijs kennelijk niet goed bekomen, en als het onderwijspeil zakt, dan geven we aan alle kinderen minder bagage mee, waar kinderen uit minder sterke milieus het grootste slachtoffer van zijn. Geen groter sociaal onrecht dan een dalend onderwijspeil.
De leerkrachten worden in een moeilijke situatie gebracht. Ze proberen alle leerlingen zo goed mogelijk aan de algemene leerdoelen te laten voldoen, anderzijds moeten ze zo veel mogelijk inspelen op de ‘individuele leerbehoeften’ en onderwijs bieden op maat van het kind. Zijn deze beide visies wel met elkaar te verzoenen in een klassituatie? Dat is niet zo vanzelfsprekend. Als doorgedreven geïndividualiseerd onderwijs verder gaat dan maken dat zo veel mogelijk leerlingen de gemeenschappelijke doelen halen, wordt onderwijs op maat al gauw onderwijs onder de maat. Dan is de neiging sterk om ook de doelen te gaan afstemmen op (de zwakte van) de leerling en op diens sociale achtergrond. Een meer ingrijpende verandering heeft zich sinds decennia in het onderwijs niet voorgedaan.
Er zijn maar weinig problemen in het onderwijs waarvoor de oplossing niet gezocht wordt in meer differentiëren. Of het nu gaat over leer- of taalproblemen, al dan niet in de context van het M-decreet, of over de sociale ongelijkheid in het onderwijs, het devies luidt steevast: differentiëren.
Is individualiseren zomaar te rijmen met gelijke(re) kansen? Als het individu tot norm verheven wordt, waarom zou men zich dan nog zorgen maken over wie achterblijft? Enerzijds wordt bepleit om verschillen als een groot goed te zien, anderzijds moeten verschillen of ongelijkheden worden weggewerkt. Wat wil men eigenlijk en hoe is het mogelijk dat men deze flagrante inconsistentie niet eens in de gaten had?
TIMSS rekent ons af op de klassieke visie op onderwijs. Je zou het kunnen zien als een realitycheck voor de aangehangen onderwijsvisie. Is het niet merkwaardig dat een progressief-linkse positie en een neoliberaal-rechtse positie elkaar hier vinden in dit individualistisch onderwijsverhaal? Zoals de Nederlandse hoogleraar astronomie Vincent Icke schreef in zijn vlijmscherpe essay The buck stops here: ‘Al het academische wordt vernietigd door een dodelijke cocktail van linkse zendingsdrang en rechts egoïsme.’
Hoe is dit kunnen gebeuren? Waren al de adviezen van academici dan niet wetenschappelijk onderbouwd? Het ontstellende antwoord is dat er van empirisch-wetenschappelijke ondersteuning weinig of geen sprake was. Het gaat hier duidelijk over onderwijsideologie. Dat hoeft op zich geen verwijt te zijn. Nadenken over de doelen van het onderwijs is geen wetenschappelijke kwestie, het impliceert een waardeoordeel. Onderwijs als cultuuroverdracht zien, is ook een ideologie.
Pedagogisch doordacht
Maar we mogen van een ideologische keuze wel verwachten dat ze consistent en pedagogisch doordacht is, en dat ze niet in strijd is met wetenschappelijke bevindingen.
Gelukkig is het onderwijsonderzoek recent wat meer verwetenschappelijkt. Ironisch genoeg blijkt daaruit dat de meeste van de klassieke ingrediënten van onderwijs echt wel werken. Maar dat impliceert niet dat we zomaar het onderwijs van weleer moeten kopiëren en dat er geen aanpassingen nodig zijn.
Waarom werden in de universitaire wereld dergelijke radicale en lichtzinnige hervormingen gepropageerd zonder enige fatsoenlijke wetenschappelijke basis? Het antwoord ligt in de hervorming die het wetenschapsbeleid onderging gedurende ongeveer dezelfde periode waarin de daling van het onderwijsniveau zich afspeelde. Sinds de jaren negentig hanteren universiteiten een economisch outputmodel, waarbij het binnenhalen van fondsen en het produceren van zo veel mogelijk wetenschappelijke artikelen de belangrijkste, zo niet enige criteria werden om wetenschappers te beoordelen. Dit ‘gigantisme’ is ten koste gegaan van essentiële academische waarden, zoals waarheidsliefde, objectiviteit, bescheidenheid en integriteit.
De gevolgen van het stimuleren van kwantiteit boven kwaliteit zijn inmiddels uitvoerig gedocumenteerd en reiken veel verder dan de in de pers beschreven fraudegevallen. Wetenschappelijke publicaties blijken veel te vaak te lijden onder bias, methodologische slordigheid, gevoeligheid voor hypes en gebrekkige repliceerbaarheid. De geloofwaardigheid van de wetenschap en de toepasbaarheid ervan voor de samenleving staan op het spel. Het ergste daarbij is dat de maatschappij noch de wetenschappelijke wereld zelf het onderscheid kan of wil maken tussen wat goede en zwakke wetenschap is.
De teloorgang van het onderwijs in Vlaanderen is geen losstaand accident. We kunnen maar beter ernstig werk maken van een grondige discussie waar we met ons onderwijs naartoe willen en hoe we daar raken. Maar dan zal het niveau van het maatschappelijke en politieke debat flink mogen opgetrokken worden en zal het verder moeten gaan dan de huidige steriele stellingenoorlog. Zo niet houdt de impasse aan of draaien we verder in de neerwaartse spiraal.
Wim Van Den Broeck, professor onderwijs- en ontwikkelingspsychologie (VUB).
DS, 21-12-2020