bijlinda
14th October 2020, 22:34
Twee tot drie keer meer covid-19-overlijdens bij laagste inkomens
Bij armere mensen vielen tijdens de eerste coronagolf nog meer bijkomende doden dan bij de rijkeren. Daarmee volgt covid-19 het patroon van andere doodsoorzaken in het verleden.
Niets is zeker in het leven, behalve belastingen en de dood, zo wist Benjamin Franklin in de 18de eeuw al. Maar zeker is ook dat de rijksten er doorgaans beter in slagen om beide langer te vermijden.
Dat is voor covid-19 niet anders, zo tonen twee nieuwe onderzoeken die vandaag verschenen zijn. Het aantal onverwachte doden dat tijdens de coronacrisis vielen, ligt significant hoger bij de lager inkomens. Dat tonen zowel een studie van de KU Leuven en London School of Economics als een studie van de Socialistische Mutualiteiten (NVSM), waarover respectievelijk Knack en De Morgen eerder schreven.
De studie van onder meer André Decoster (KU Leuven) en Johannes Spinnewijn (LSE), verschenen als Leuvens Economisch Standpunt, koppelde de gegevens over de overlijdens aan het fiscaal belastbare inkomen. Uiteraard was niet elk overlijden in de eerste golf aan covid-19 te wijten, maar het is aannemelijk dat de oversterfte – het aantal extra doden in vergelijking met de vorige jaren – dat in belangrijke mate wel is.
Uit hun gegevens blijkt dat 14,3 procent van de oversterfte bij mannen boven 65 die niet in het rusthuis wonen zich bij de 10 procent armsten voordeed. Bij de tien procent rijkste mannen lag het aandeel op 5,7 procent, of dus 2,5 keer lager. Bij vrouwen was dit 14,7 en 5,3 procent, of 2,8 keer lager. De tussenliggende inkomenscategorieën zitten daartussen: hoe lager het inkomen, hoe groter de oversterfte tijdens de coronacrisis.
Belangrijk is dat de onderzoekers bij hun berekeningen corrigeren voor leeftijd. Wie jonger is en nog actief is, heeft gemiddeld een hoger inkomen én een lagere kans om aan covid-19 te sterven. Maar de onderzoekers hebben geen informatie over de gezondheidstoestand van wie overleden is. Ook dat kleurt de resultaten, want wie ongezond is, heeft mogelijk een lager inkomen.
Minder overlijdens bij astmapatiënten
De Socialistische Mutualiteiten beschikken wel over de gezondheidssituatie van hun leden: ze weten wie een chronische aandoening heeft. Als rekening gehouden wordt met leeftijd, geslacht en chronische aandoeningen, blijkt dat de oversterfte bij de lage inkomens drie keer hoger lag. Het ziekenfonds heeft geen informatie over het inkomen van zijn leden, maar wel over wie een verhoogde tegemoetkoming voor lage inkomens geniet. Bij die groep waren er 45 procent meer overlijdens dan normaal, bij de hogere inkomens maar 15 procent.
Opvallend is dat een chronische aandoening de kans op overlijden door covid-19 niét sterker doet stijgen, integendeel. Bij astmapatiënten, bijvoorbeeld, lag de oversterfte ruim 2,5 keer lager dan bij niet-astmapatiënten. Bij diabetespatiënten lag het wel dubbel zo hoog, bij hartpatiënten was er geen verschil.
Zowel de KU Leuven en LSE als de Socialistische Mutualiteiten stellen vast dat het inkomenseffect geen rol speelt in de woonzorgcentra. Rijkere rusthuisbewoners werden even vaak getroffen als armere bewoners. Dat tempert het verschil tussen arm en rijk voor alle Belgen.
Zelfde ongelijkheid bij andere doodsoorzaken
Dat iemand met een laag inkomen tijdens de coronacrisis een hogere kans had om te overlijden dan zijn leeftijdsgenoten, is pijnlijk, maar niet onverwacht. Want ook voor andere doodsoorzaken hebben grootverdieners een merkelijk lagere kans om eraan te overlijden. Het is dan ook niet te verwonderen dat de levensverwachting stijgt met het inkomen.
Interessant is dat KU Leuven en LSE nagingen of covid-19 de armeren nog harder treft dan andere doodsoorzaken. Dat blijkt niet het geval te zijn. De hogere oversterfte bij de lage inkomens is precies in lijn met de hogere sterfte door alle andere doodsoorzaken in het verleden. ‘De ongelijkheid in mortaliteit is niet echt toegenomen, maar ze is in elk geval ook niet afgenomen’, concluderen de onderzoekers.
Blog DS, 14-10-2020 (Dries De Smet)
Bij armere mensen vielen tijdens de eerste coronagolf nog meer bijkomende doden dan bij de rijkeren. Daarmee volgt covid-19 het patroon van andere doodsoorzaken in het verleden.
Niets is zeker in het leven, behalve belastingen en de dood, zo wist Benjamin Franklin in de 18de eeuw al. Maar zeker is ook dat de rijksten er doorgaans beter in slagen om beide langer te vermijden.
Dat is voor covid-19 niet anders, zo tonen twee nieuwe onderzoeken die vandaag verschenen zijn. Het aantal onverwachte doden dat tijdens de coronacrisis vielen, ligt significant hoger bij de lager inkomens. Dat tonen zowel een studie van de KU Leuven en London School of Economics als een studie van de Socialistische Mutualiteiten (NVSM), waarover respectievelijk Knack en De Morgen eerder schreven.
De studie van onder meer André Decoster (KU Leuven) en Johannes Spinnewijn (LSE), verschenen als Leuvens Economisch Standpunt, koppelde de gegevens over de overlijdens aan het fiscaal belastbare inkomen. Uiteraard was niet elk overlijden in de eerste golf aan covid-19 te wijten, maar het is aannemelijk dat de oversterfte – het aantal extra doden in vergelijking met de vorige jaren – dat in belangrijke mate wel is.
Uit hun gegevens blijkt dat 14,3 procent van de oversterfte bij mannen boven 65 die niet in het rusthuis wonen zich bij de 10 procent armsten voordeed. Bij de tien procent rijkste mannen lag het aandeel op 5,7 procent, of dus 2,5 keer lager. Bij vrouwen was dit 14,7 en 5,3 procent, of 2,8 keer lager. De tussenliggende inkomenscategorieën zitten daartussen: hoe lager het inkomen, hoe groter de oversterfte tijdens de coronacrisis.
Belangrijk is dat de onderzoekers bij hun berekeningen corrigeren voor leeftijd. Wie jonger is en nog actief is, heeft gemiddeld een hoger inkomen én een lagere kans om aan covid-19 te sterven. Maar de onderzoekers hebben geen informatie over de gezondheidstoestand van wie overleden is. Ook dat kleurt de resultaten, want wie ongezond is, heeft mogelijk een lager inkomen.
Minder overlijdens bij astmapatiënten
De Socialistische Mutualiteiten beschikken wel over de gezondheidssituatie van hun leden: ze weten wie een chronische aandoening heeft. Als rekening gehouden wordt met leeftijd, geslacht en chronische aandoeningen, blijkt dat de oversterfte bij de lage inkomens drie keer hoger lag. Het ziekenfonds heeft geen informatie over het inkomen van zijn leden, maar wel over wie een verhoogde tegemoetkoming voor lage inkomens geniet. Bij die groep waren er 45 procent meer overlijdens dan normaal, bij de hogere inkomens maar 15 procent.
Opvallend is dat een chronische aandoening de kans op overlijden door covid-19 niét sterker doet stijgen, integendeel. Bij astmapatiënten, bijvoorbeeld, lag de oversterfte ruim 2,5 keer lager dan bij niet-astmapatiënten. Bij diabetespatiënten lag het wel dubbel zo hoog, bij hartpatiënten was er geen verschil.
Zowel de KU Leuven en LSE als de Socialistische Mutualiteiten stellen vast dat het inkomenseffect geen rol speelt in de woonzorgcentra. Rijkere rusthuisbewoners werden even vaak getroffen als armere bewoners. Dat tempert het verschil tussen arm en rijk voor alle Belgen.
Zelfde ongelijkheid bij andere doodsoorzaken
Dat iemand met een laag inkomen tijdens de coronacrisis een hogere kans had om te overlijden dan zijn leeftijdsgenoten, is pijnlijk, maar niet onverwacht. Want ook voor andere doodsoorzaken hebben grootverdieners een merkelijk lagere kans om eraan te overlijden. Het is dan ook niet te verwonderen dat de levensverwachting stijgt met het inkomen.
Interessant is dat KU Leuven en LSE nagingen of covid-19 de armeren nog harder treft dan andere doodsoorzaken. Dat blijkt niet het geval te zijn. De hogere oversterfte bij de lage inkomens is precies in lijn met de hogere sterfte door alle andere doodsoorzaken in het verleden. ‘De ongelijkheid in mortaliteit is niet echt toegenomen, maar ze is in elk geval ook niet afgenomen’, concluderen de onderzoekers.
Blog DS, 14-10-2020 (Dries De Smet)