bijlinda
30th September 2020, 19:30
Zittenblijven, is dat nu een goede of een slechte zaak?
Het nieuwe Pisa-onderzoek is glashelder: tussen onze leerlingen zitten te veel zittenblijvers. De oplossing is dat veel minder: onderzoekers komen tot verschillende conclusies, ook al baseren ze zich op dezelfde data.
Het zijn cijfers om bij stil te staan. Uit het nieuwe Pisa-onderzoek dat gisteren werd voorgesteld door de Organisatie voor Economische *Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso), blijkt dat drie op de tien vijftienjarigen in ons land gedurende hun schoolcarričre al eens moesten zittenblijven. Dat cijfer is drie keer zo hoog dan het gemiddelde (11,4 procent): behalve *Colombia en het Groothertogdom Luxemburg heeft geen enkel van de 37 onderzochte landen zo’n hoog percentage zittenblijvers als België.
Er hoort wel een kanttekening bij: in het rapport werden de *percentages voor Wallonië (41,1 procent) en Vlaanderen (23,2 procent) verwerkt tot een* *nationaal cijfer. Bekijken we Vlaanderen apart, dan zien we dat het aantal zittenblijvers de voorbije *jaren traag maar *gestaag daalt.
Desondanks scoren we on*gezien slecht, en dat weten we niet sinds gisteren: ook eerdere Pisa-rapporten signaleerden een te hoog aantal jongeren dat minstens een jaar heeft moeten overdoen.
De betrokken onderzoekers *wijzen op de kwalijke gevolgen van zittenblijven. Ze baseren zich daarvoor op internationaal onderzoek. De leerlingen zouden over het algemeen minder graag naar school gaan en meer risico lopen om hun hogere studie niet af te werken.
De opdracht voor ons land lijkt dus duidelijk: voorkom zittenblijven. Maar zo eenvoudig is het niet.
Alle nodige gegevens zijn er. We kennen het schooltraject van elke Belgische student en weten of *iemand een jaar voor of achter zit op schema. Dat beeld is dus duidelijk. Waar onderwijswetenschappers het echter niet over eens zijn, is of zittenblijven nu een goede dan wel een slechte maatregel is voor jongeren die de vooropgestelde leerstof niet onder de knie hebben.
Welles nietes
‘Veel van de vijftienjarigen bleven zitten in het eerste leerjaar of in de derde kleuterklas’, zegt Machteld Vandecandelaere (KU Leuven), die er onderzoek naar deed. ‘Op lange termijn zien we dat zoiets nefast is voor zowel hun school*resultaten als voor hun welbevinden. Met uitzondering van de kleuters: daar zie je vaak toch een positief effect. Dat komt omdat kleuters doorgaans niet zozeer blijven zitten omdat ze slechte resultaten behalen, wel omdat ze bijvoorbeeld “nog iets te jong zijn” en het hen goed zou doen om nog even te wachten met het eerste leerjaar.’
Maar er is een ‘maar’ als we het hebben over de vraag of zittenblijven een goede of slechte maatregel is. ‘Het is geen zwart-witverhaal’, benadrukt Vandecandelaere. ‘Dergelijk onderzoek gaat altijd over “de gemiddelde leerling”. Terwijl in de praktijk zittenblijven goed kan zijn voor de ene leerling en slecht voor de andere.’
Onderwijskundige Wim Van den Broeck (VUB) is het helemaal oneens met Vandecandelaere. ‘Ik heb dezelfde data onder de loep *genomen, maar een andere methode gehanteerd’, legt hij het verschil met het KU Leuven-onderzoek uit.
‘In plaats van zittenblijvers te vergelijken met een controlegroep, heb ik het schooltraject van de zittenblijvers in de lagere school in kaart gebracht. Wat blijkt: zowel hun schoolresultaten als welbevinden gaan de hoogte in en dat effect houdt aan tot in het zesde leerjaar.’ Zijn studie is net klaar, maar nog niet gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift. ‘Het gaat tegen de stroom in, maar ik ben *zeker van mijn stuk: zittenblijven is positief.’
Hoe weten we nu wie gelijk heeft? ‘Dat kun je als niet-wetenschapper onmogelijk weten’, zegt Van den Broeck. ‘Je zou alle beschikbare studies moeten vergelijken en beoordelen.’
Differentiëren
Voor Vandecandelaere ligt de duidelijkste oplossing in het midden: maak dat je de vraag over zittenblijven niet hoeft te stellen. ‘Ons onderwijssysteem is erop gebaseerd dat een leerling op het einde van het jaar een heleboel leerstof moet kennen. Slaagt de leerling daar niet in, dan wordt overwogen om een jaar te “bissen”.’
‘Dat is zonde als je weet dat een leerling zelden over de hele lijn zakt: soms is hij zeer goed in taal, ook al hinkt hij achterop voor wiskunde. Als scholen daar flexibeler mee zouden kunnen omspringen, waarbij leerlingen meer tijd krijgen voor bepaalde vakken, dan zou dat een goed alternatief zijn voor zittenblijven.’ De oplossing heeft zelfs al een naam: differentiëren.
DS, 30-09-2020 (Sarah Vankersschaever)
Het nieuwe Pisa-onderzoek is glashelder: tussen onze leerlingen zitten te veel zittenblijvers. De oplossing is dat veel minder: onderzoekers komen tot verschillende conclusies, ook al baseren ze zich op dezelfde data.
Het zijn cijfers om bij stil te staan. Uit het nieuwe Pisa-onderzoek dat gisteren werd voorgesteld door de Organisatie voor Economische *Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso), blijkt dat drie op de tien vijftienjarigen in ons land gedurende hun schoolcarričre al eens moesten zittenblijven. Dat cijfer is drie keer zo hoog dan het gemiddelde (11,4 procent): behalve *Colombia en het Groothertogdom Luxemburg heeft geen enkel van de 37 onderzochte landen zo’n hoog percentage zittenblijvers als België.
Er hoort wel een kanttekening bij: in het rapport werden de *percentages voor Wallonië (41,1 procent) en Vlaanderen (23,2 procent) verwerkt tot een* *nationaal cijfer. Bekijken we Vlaanderen apart, dan zien we dat het aantal zittenblijvers de voorbije *jaren traag maar *gestaag daalt.
Desondanks scoren we on*gezien slecht, en dat weten we niet sinds gisteren: ook eerdere Pisa-rapporten signaleerden een te hoog aantal jongeren dat minstens een jaar heeft moeten overdoen.
De betrokken onderzoekers *wijzen op de kwalijke gevolgen van zittenblijven. Ze baseren zich daarvoor op internationaal onderzoek. De leerlingen zouden over het algemeen minder graag naar school gaan en meer risico lopen om hun hogere studie niet af te werken.
De opdracht voor ons land lijkt dus duidelijk: voorkom zittenblijven. Maar zo eenvoudig is het niet.
Alle nodige gegevens zijn er. We kennen het schooltraject van elke Belgische student en weten of *iemand een jaar voor of achter zit op schema. Dat beeld is dus duidelijk. Waar onderwijswetenschappers het echter niet over eens zijn, is of zittenblijven nu een goede dan wel een slechte maatregel is voor jongeren die de vooropgestelde leerstof niet onder de knie hebben.
Welles nietes
‘Veel van de vijftienjarigen bleven zitten in het eerste leerjaar of in de derde kleuterklas’, zegt Machteld Vandecandelaere (KU Leuven), die er onderzoek naar deed. ‘Op lange termijn zien we dat zoiets nefast is voor zowel hun school*resultaten als voor hun welbevinden. Met uitzondering van de kleuters: daar zie je vaak toch een positief effect. Dat komt omdat kleuters doorgaans niet zozeer blijven zitten omdat ze slechte resultaten behalen, wel omdat ze bijvoorbeeld “nog iets te jong zijn” en het hen goed zou doen om nog even te wachten met het eerste leerjaar.’
Maar er is een ‘maar’ als we het hebben over de vraag of zittenblijven een goede of slechte maatregel is. ‘Het is geen zwart-witverhaal’, benadrukt Vandecandelaere. ‘Dergelijk onderzoek gaat altijd over “de gemiddelde leerling”. Terwijl in de praktijk zittenblijven goed kan zijn voor de ene leerling en slecht voor de andere.’
Onderwijskundige Wim Van den Broeck (VUB) is het helemaal oneens met Vandecandelaere. ‘Ik heb dezelfde data onder de loep *genomen, maar een andere methode gehanteerd’, legt hij het verschil met het KU Leuven-onderzoek uit.
‘In plaats van zittenblijvers te vergelijken met een controlegroep, heb ik het schooltraject van de zittenblijvers in de lagere school in kaart gebracht. Wat blijkt: zowel hun schoolresultaten als welbevinden gaan de hoogte in en dat effect houdt aan tot in het zesde leerjaar.’ Zijn studie is net klaar, maar nog niet gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift. ‘Het gaat tegen de stroom in, maar ik ben *zeker van mijn stuk: zittenblijven is positief.’
Hoe weten we nu wie gelijk heeft? ‘Dat kun je als niet-wetenschapper onmogelijk weten’, zegt Van den Broeck. ‘Je zou alle beschikbare studies moeten vergelijken en beoordelen.’
Differentiëren
Voor Vandecandelaere ligt de duidelijkste oplossing in het midden: maak dat je de vraag over zittenblijven niet hoeft te stellen. ‘Ons onderwijssysteem is erop gebaseerd dat een leerling op het einde van het jaar een heleboel leerstof moet kennen. Slaagt de leerling daar niet in, dan wordt overwogen om een jaar te “bissen”.’
‘Dat is zonde als je weet dat een leerling zelden over de hele lijn zakt: soms is hij zeer goed in taal, ook al hinkt hij achterop voor wiskunde. Als scholen daar flexibeler mee zouden kunnen omspringen, waarbij leerlingen meer tijd krijgen voor bepaalde vakken, dan zou dat een goed alternatief zijn voor zittenblijven.’ De oplossing heeft zelfs al een naam: differentiëren.
DS, 30-09-2020 (Sarah Vankersschaever)