PDA

Bekijk de volledige versie : Als burgers in fans veranderen


bijlinda
18th January 2020, 23:02
Als burgers in fans veranderen


Het voorbije decennium was dat van de woedende burger. Nu komen de ‘fans’ op, en dat is minder onschuldig dan het klinkt. De wetten van de arena doen hun intrede in de politiek, merkt Dirk Kurbjuweit.


Een fan is iemand voor wie je sympathie kunt hebben. Fans staan in het voetbalstadion op de slechtste plaatsen en zijn trots op hun ploeg, ook als die erbarmelijk speelt. Fans gaan naar de concerten van hun favoriete muzikanten en zingen al hun liedjes mee, soms met tranen in de ogen. Fans zijn geestdriftig en onbaatzuchtig. Fans betalen entreeprijzen die ze zich eigenlijk niet kunnen veroorloven. Tegen fans kun je eigenlijk niets hebben. Tenzij ze zich in de politiek manifesteren. Dan worden ze gevaarlijk.

De politieke omstandigheden produceren van tijd tot tijd een dominante sociale voorbeeldgroep onder de burgers. In Duitsland waren dat lange tijd de jongeren van ’68, de in het begin opstandige en later burgerlijke wereldverbeteraars, die er veel toe bijgedragen hebben dat de maatschappij vrijzinniger geworden is. Daarna kwamen de Wutbürger, de woedende burgers.


Gele hesjes

Woede was de overheersende emotie van het voorbije decennium. Niets heeft de politiek in de westerse landen zo veranderd. Donald Trump is een fenomeen dat voortkomt uit woede, net als de Brexit, de Duitse rechts-populistische AfD en de gele hesjes in Frankrijk.

Daarvoor bestaan twee oorzaken. Ten eerste voelt een aantal burgers zich niet meer vertegenwoordigd door de traditionele politici. Die waren eerder geneigd om woede in te dammen en soms te negeren. Het type van de gewetenloze populist dat het afgelopen decennium opgang gemaakt heeft, absorbeert die woede juist en bevestigt en vergroot die. Daartoe behoren Trump in de VS, Boris Johnson in Groot-Brittannië, Matteo Salvini in Italië, Björn Höcke in Duitsland en Heinz-Christian Strache in Oostenrijk.

Ten tweede is het internet met zijn sociale netwerken in het voorbije decennium ingeburgerd geraakt. Dat is een forum waarop de woede in grote mate ongefilterd kan uitrazen en haar stempel kan drukken op de maatschappelijke debatten.

In oktober 2010 is in Der Spiegel een essay over die nieuwe sociale voorbeeldgroep verschenen. Het begrip ‘Wutbürger’ is toen het woord van het jaar geworden. Maar het was omstreden, omdat het ook als laster opgevat werd, als een brandmerk voor wat niet begrepen werd. Men vond het begrip een deel van het probleem dat het omschreef.

Dat kun je zo zien, maar in het woord Wutbürger zit in ieder geval nog de burger in zijn politieke betekenis, dus als iemand die het politieke gebeuren volgt, er zich een mening over vormt en daarnaar handelt. Typisch voor de burger is dat hij een mening heeft die kan veranderen. Bij het begin van het nieuwe decennium is het de vraag of het begrip nog wel dekt wat er bij sommige bevolkingsgroepen gaande is, vooral ter rechterzijde.


Onvoorwaardelijke trouw

Er valt wat voor te zeggen dat de fan de Wutbürger vervangt. Dat klinkt onschuldig, maar is in feite een achteruitgang. Want daardoor doen de wetten van de arena hun intrede in de politiek.

De arena, het voetbalstadion, is een plek vol emoties waaraan niet te tornen valt. Het patroon is altijd hetzelfde: de eigen ploeg, dat zijn de goeden. Of ze nu slecht spelen, smerige overtredingen begaan of onverdiend winnen, ze kunnen rekenen op de hartstochtelijke goedkeuring van hun fans. Ook daaraan zijn er grenzen, maar dan wel bijzonder ruime. De andere ploeg, dat zijn de slechten. Het maakt niet uit of ze mooi spelen en verdiend winnen. Ze worden verguisd en gehaat. Ook daarop bestaan er uitzonderingen, maar die zijn zeldzaam. De arena heeft alleen waardering voor zichzelf en trekt zich weinig aan van feiten.

Neem nu de twee beste voetballers ter wereld, Lionel Messi en Cristiano Ronaldo. Ze hebben allebei voor miljoenen de belastingen ontdoken en zijn in Spanje tot celstraffen veroordeeld die zijn omgezet in voorwaardelijk. Als ze managers of ondernemers geweest waren, dan zou dat voor de onderlaag van de maatschappij een bewijs geweest zijn voor de hebzucht van de bovenlaag, een bewijs voor de onrechtvaardigheid en de kloof in de samenleving. Maar diezelfde mensen vergeven Ronaldo en Messi alles. Of toch zeker als ze weer een prachtgoal maken.

Die instelling zie je ook steeds vaker in de politiek. Trump kan liegen, onzin schrijven of zijn macht misbruiken, toch vergeeft een aantal van zijn aanhangers hem alles. Zolang hij maar de exponent van hun woede blijft. De FPÖ van Strache heeft na het Ibizaschandaal weliswaar stemmen verloren, maar 16 procent van de Oostenrijkse kiezers vond nog steeds dat die partij in het parlement hoort. Dat zijn de fans.


Fascisten

Fans zijn ook die kiezers van de Duitse AfD die misschien zelf niet extreemrechts denken, maar het erbij nemen als een deel van de partijtop dat gedaan heeft of nog steeds doet, zoals bijvoorbeeld Andreas Kalbitz of Björn Höcke. Zolang ze maar de exponenten van hun woede zijn. Andere feiten spelen dan nauwelijks een rol, zelfs niet als ze wezenlijk zijn. En om in Duitsland extreemrechts gedachtegoed te vergeven, moet je wel een echte fan zijn, dus gedeeltelijk blind.

In de geschiedenis van de politiek hoort de fan niet bij de democratie, maar bij het fascisme. Dat was het politieke systeem dat het meeste inzette op de opwekking van emoties, op de wetten van de arena waartoe immers ook de blinde en dus onvoorwaardelijke gehoorzaamheid hoort. Maar bij het voetbal speelt er nog een democratisch element mee. Want in de arena botsen twee groepen aanhangers op elkaar. Ze vechten een open strijd uit: rood-wit tegen geel-zwart. Dat laat het fascisme niet toe. Alles was bruin in het Duitsland van Hitler of zwart in het Italië van Mussolini.

Als steeds meer burgers in fans veranderen, dan is de verleiding van het fascisme onontkoombaar. Wie emoties kan sturen, heeft pas echt grote macht. We mogen er niet op gokken dat de populisten daaraan kunnen weerstaan.

Dirk Kurbjuweit, adjunct-hoofdredacteur van het Duitse weekblad ‘Der Spiegel’.


DS, 18-01-2020