bijlinda
13th September 2019, 16:24
De meeste mensen deugen
Wie gelooft in de goedheid van de mens is niet naïef, maar heeft de wetenschap aan zijn zijde, betoogt Rutger Bregman.
Stel je voor: een vliegtuig maakt een noodlanding, breekt in stukken, de cabine vult zich met rook. Alle inzittenden weten: we moeten hier weg. Wat gebeurt er?
Op Planeet A vragen de inzittenden elkaar of ze in orde zijn. Personen die hulp nodig hebben, krijgen voorrang. Mensen zijn bereid hun leven te geven, zelfs voor vreemden. Op Planeet B is het ieder voor zich. Totale paniek breekt uit. Er wordt geschopt en geduwd. Kinderen, ouderen en mensen met een handicap worden onder de voet gelopen.
Vraag: op welke planeet leven we?
De Groningse hoogleraar sociale psychologie Tom Postmes stelt deze vraag al jaren aan zijn studenten. “Ik schat dat 97 procent denkt dat we op Planeet B leven”, vertelt Postmes. Het maakt niet uit aan wie je het vraagt. Linkse en rechtse, arme en rijke, ongeschoolde en belezen mensen – zelfs rampenbestrijders. “Aan het onderzoek ligt het niet: we weten dat we in de praktijk vrijwel altijd op Planeet A wonen.”
Titanic
Zelfs tijdens de ondergang van de Titanic bleek dat. Als je de film ziet, denk je misschien dat iedereen in paniek was (afgezien van het strijkkwartet). Maar nee, er werd niet geduwd en getrokken. Een ooggetuige rapporteerde dat er ‘geen indicatie van paniek of hysterie’ was, ‘geen angstkreten, en geen heen-en-weer geren’.
Of denk aan 11 september 2001. Duizenden mensen liepen geduldig de trappen van de Twin Towers af, ook al wisten ze dat hun levens in gevaar waren. Brandweerlieden en gewonden kregen voorrang. “Nee, nee, jij eerst”, hoorde een van de slachtoffers – hij kon het zich nauwelijks voorstellen.
De primatoloog Frans de Waal spreekt wel van de ‘vernistheorie’: beschaving is maar een dun laagje dat bij het minste of geringste barst. Mensen zijn van nature egoïstisch, paniekerig en agressief. Maar het is precies andersom: juist als de dijken breken, komt het beste in ons naar boven.
Katrina
Op 29 augustus 2005 braken de dijken van New Orleans. De orkaan Katrina raasde over de stad, waarna 80 procent van de huizen onder water liep. Het werd de grootste natuurramp in de geschiedenis van de Verenigde Staten. Ten minste 1.836 mensen kwamen om.
Die week stonden de kranten vol met berichten over verkrachtingen en schietpartijen in New Orleans, over gangsters die plunderend rondzwierven en een scherpschutter die reddingshelikopters onder vuur nam. Journalisten rapporteerden dat de kelen van twee baby’s waren doorgesneden, en dat een zevenjarig meisje was verkracht en vermoord.
De korpschef van de politie zei dat de stad weggleed in anarchie en de gouverneur van Louisiana vreesde hetzelfde. “Wat mij vooral boos maakt”, zei ze, “is dat rampen als deze het slechtste in mensen naar boven brengen.”
Pas maanden later, toen de journalisten waren verdwenen, het water was weggepompt en de columnisten een nieuw onderwerp hadden gevonden, ontdekten wetenschappers wat er echt was gebeurd in New Orleans. Het geluid van de scherpschutter bleek de klep van een gastank. De korpschef moest toegeven dat hij geen enkel officieel verslag van moord of verkrachting had.
En inderdaad: er was veel geplunderd, maar vooral door groepen die samenwerkten om te overleven, soms zelfs met de politie. Het Disaster Research Center (DRC) concludeerde dat ‘de overweldigende meerderheid van het spontane gedrag prosociaal was’. Er was een armada van boten gearriveerd, om zoveel mogelijk mensen te redden. De stad was, kortom, niet overspoeld door egoïsme en anarchie. De stad was overspoeld door moed en naastenliefde.
Altruïsme
Katrina voldeed hiermee aan het wetenschappelijke beeld van hoe mensen reageren op rampen. Het DRC heeft sinds 1963 op basis van bijna zevenhonderd veldstudies vastgesteld dat er, in tegenstelling tot wat je in films ziet, nooit totale paniek uitbreekt na een ramp. Het aantal misdaden – moord, diefstal, verkrachting – daalt meestal. Mensen blijven rustig, raken niet in shock en komen snel in actie. “En hoeveel er ook geplunderd wordt”, merkt een van de onderzoekers op, “het verbleekt altijd bij het wijdverspreide altruïsme dat leidt tot het gratis en massale geven en delen van goederen en diensten”.
In de zomer van 1999, op een kleine school in het Belgische plaatsje Bornem, kregen negen kinderen mysterieuze ziekteverschijnselen. Hoofdpijn. Braken. Hartkloppingen. De leraren konden maar één verklaring bedenken: ze hadden allemaal tijdens de pauze Coca-Cola gedronken.
Het duurde niet lang of journalisten kregen lucht van het incident. Het hoofdkantoor van Coca-Cola ook. Dezelfde avond stuurde het bedrijf een persbericht de wereld in: miljoenen flesjes zouden in België uit de schappen worden gehaald. Maar het was al te laat. Ambulances voerden lijkbleke kinderen af, de klachten verspreidden zich als een olievlek over het land. Maar liefst 17 miljoen dozen frisdrank werden teruggeroepen en alles wat nog in de koelhuizen stond moest worden vernietigd. Kosten: meer dan 200 miljoen dollar.
Toen gebeurde er iets vreemds. Na een paar weken kwamen de toxicologen uit het lab: er was niks te vinden in die flesjes. Geen pesticides. Geen ziekteverwekkers. Geen schadelijke metalen. Niks. Ook in het bloed en de urine van de honderden patiënten werd niets gevonden. De wetenschappers konden geen enkele chemische verklaring vinden voor de heftige symptomen.
Waarheid
Eigenlijk ging het Coca-Cola-incident over de oude, filosofische vraag: wat is waarheid? Sommige dingen zijn waar, of je er nu in gelooft of niet. Water kookt bij 100 graden. Roken is dodelijk. President Kennedy werd vermoord op 22 november 1963 in Dallas.
Andere dingen kunnen waar worden, als we erin geloven. Als je voorspelt dat een bank zal omvallen en genoeg mensen je geloven, dan halen zij net zolang geld van hun rekening totdat de bank is omgevallen. Of neem het placebo-effect. Slik een neppil waarvan de dokter zegt dat hij werkt en je zou je zomaar beter kunnen voelen.
Het werkt ook andersom. Slik een neppil waarvan je dénkt ziek te worden, en de kans is groot dat je het wordt. Er is relatief weinig onderzoek gedaan naar dit nocebo-effect, omdat het niet erg verantwoord is om mensen het gevoel te geven dat ze ziek worden.
Toch wijst alles erop dat een nocebo krachtig kan zijn. In de zomer van 1999 kwamen Belgische medici tot de conclusie dat de klachten een ‘massale psychogene ziekte’ waren geweest – het zat tussen de oren.
Dat wil niet zeggen dat de slachtoffers zich aanstelden. Meer dan duizend Belgische kinderen waren écht misselijk, koortsig en duizelig. Wat tussen de oren komt, kan levensecht worden. Als het nocebo-effect iets leert, dan is het dat ideeën nooit zomaar ideeën zijn. Wat we geloven, is wat we worden. Wat we zoeken, is wat we vinden. Wat we voorspellen, is wat gebeurt.
Mensbeeld
En nu komt het: ons negatieve mensbeeld is ook een nocebo. Als we geloven dat de meeste mensen niet deugen, gaan we elkaar zo behandelen. Dan halen we het slechtste in elkaar naar boven.
Uiteindelijk zijn er maar weinig ideeën die de wereld zo sterk beïnvloeden als ons mensbeeld. Een ánder mensbeeld is dan ook het antwoord op de grootste uitdagingen van onze tijd. Waarom bekijken we elkaar zo negatief? Hoe kunnen we massaal denken dat we op Planeet B wonen, terwijl zo veel wetenschappelijk bewijs in de richting van Planeet A wijst? Is het een gebrek aan opleiding? Eerder het tegendeel.
Tijdens mijn onderzoek kwam ik talloze intellectuelen tegen die geloven in de verdorvenheid van de mens. Politieke overtuiging dan? Ook dat maakt weinig uit. Menig gelovige beschouwt ons als zondige wezens. Menig kapitalist denkt dat we van nature egoïstisch zijn. Menig milieuactivist ziet de mens als een plaag die de planeet verwoest. Duizend meningen, één mensbeeld.
Nieuws
Eén oorzaak ligt natuurlijk voor de hand: het nieuws. Ik ben nog opgevoed met de gedachte dat een betrokken burger regelmatig de krant moet lezen en het journaal kijken. Hoe beter we het nieuws volgen, hoe beter we geïnformeerd zijn, hoe gezonder de democratie.
Maar wetenschappers komen inmiddels tot heel andere conclusies: het nieuws schaadt je mentale gezondheid, je kunt er cynisch en somber van worden. Met ‘het nieuws’ bedoel ik natuurlijk niet de talloze informatieve vormen van journalistiek die je helpen om de wereld beter te begrijpen. Maar wel de verslaggeving over recente, incidentele en sensationele gebeurtenissen.
Ik zie het moderne mediageweld als een strijd tegen het alledaagse. Want laten we eerlijk zijn: de meeste levens van de meeste mensen zijn saai. Sympathiek, maar saai. En ja, iedereen wil saaie en sympathieke buren (en de meeste buren zijn dat ook). Maar met ‘saai’ trek je geen aandacht. Met ‘sympathiek’ verkoop je geen advertenties.
Het goede in de mens legt het ondertussen af in de berichtgeving. Want juist het goede is alledaags.
Vernistheorie
Ons negatieve mensbeeld heeft ook diepere wortels. Dat mensen van nature egoïstisch zijn, is een leerstuk dat in het Westen al eeuwen wordt onderwezen. Grote denkers als Augustinus, Machiavelli, Hobbes, Luther, Calvijn, Burke, Bentham, Nietzsche, Freud en de Amerikaanse Founding Fathers onderschreven de vernistheorie van de beschaving. Ze gingen er allemaal vanuit dat we op Planeet B wonen.
En het vreemde is: zulke denkers zijn steevast ‘realistisch’ genoemd. Pas sinds enkele jaren komt de ene na de andere wetenschapper, vanuit totaal verschillende disciplines, tot de conclusie dat ons duistere mensbeeld aan een volledige herziening toe is. Dit besef is nog zo pril, dat wetenschappers het vaak niet eens van elkaar weten. Of zoals een vooraanstaand psycholoog uitriep, toen ik haar vertelde over nieuwe stromingen binnen de biologie: Oh God, so it’s happening there as well?
De consequenties van een hoopvoller mensbeeld zijn radicaal. Als we uitgaan van het goede in de mens, kunnen we onze samenleving totaal anders inrichten. Werknemers hoeven niet meer van bovenaf te worden gemanaged, maar kunnen in zelfsturende teams veel betere resultaten boeken (zoals de verpleegkundigen van het Nederlandse Buurtzorg al laten zien). Burgers kunnen echt gaan meebeslissen, via lotingen en burgerbegrotingen (zoals inmiddels in 1.500 steden over de hele wereld gebeurt). Gevangenissen kunnen plaatsen worden waar mensen beter uitkomen dan ingaan (zoals de Noren al bewijzen met een gevangenis als Bastøy, waar honderd gedetineerden de vrijheid hebben om hun eigen boontjes te doppen).
Bedreigend
Bedenk wel: wie het opneemt voor de mens neemt het op tegen de machtigen der aarde. Voor hen is een hoopvol mensbeeld ronduit bedreigend. Het impliceert immers dat we geen egoïstische dieren zijn die van bovenaf moeten worden gecontroleerd en gedresseerd. Dat heel wat managers overbodig zijn. Dat politici veel van hun werk kunnen overlaten aan betrokken burgers. Dat er geen surveillance-apparaat nodig is om uitkeringsgerechtigden, de ontvangers van toeslagen, en de overgrote meerderheid van goedwillende burgers in de gaten te houden.
Wie het opneemt voor de mens zal bovendien om de haverklap worden bespot en beschimpt. Je zou naïef zijn. Onnozel. Iedere zwakke plek in je betoog wordt genadeloos blootgelegd.
Het is makkelijker om cynisch te zijn. De pessimistische geleerde die in zijn leunstoel oreert over het menselijk tekort, kan voorspellen wat hij wil. Als z’n profetieën niet uitkomen, kan hij zijn gelijk immers alsnog claimen. Want wie weet gaat het in de toekomst wel mis? De redenen voor hoop zijn daarentegen altijd voorlopig. Er is nog niets misgegaan. Je bent nog niet bedrogen. Een idealist kan zijn leven lang gelijk hebben, maar toch als naïef worden weggezet.
Maar het kan anders. Want wat nu onredelijk, onrealistisch en onhaalbaar lijkt, kan straks de normaalste zaak van de wereld zijn. Het is tijd voor een nieuw mensbeeld. Het is tijd voor een nieuw realisme.
Historicus Rutger Bregman (1988) schreef ‘De geschiedenis van de vooruitgang’, ‘Met de kennis van toen’, ‘Gratis geld voor iedereen’ en (met Jesse Frederik) ‘Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers’.
Dit is een bewerkte inleiding van Rutger Bregmans ‘De meeste mensen deugen’, dat deze week is verschenen.
Trouw, 07-09-2019 (Rutger Bregman)
Wie gelooft in de goedheid van de mens is niet naïef, maar heeft de wetenschap aan zijn zijde, betoogt Rutger Bregman.
Stel je voor: een vliegtuig maakt een noodlanding, breekt in stukken, de cabine vult zich met rook. Alle inzittenden weten: we moeten hier weg. Wat gebeurt er?
Op Planeet A vragen de inzittenden elkaar of ze in orde zijn. Personen die hulp nodig hebben, krijgen voorrang. Mensen zijn bereid hun leven te geven, zelfs voor vreemden. Op Planeet B is het ieder voor zich. Totale paniek breekt uit. Er wordt geschopt en geduwd. Kinderen, ouderen en mensen met een handicap worden onder de voet gelopen.
Vraag: op welke planeet leven we?
De Groningse hoogleraar sociale psychologie Tom Postmes stelt deze vraag al jaren aan zijn studenten. “Ik schat dat 97 procent denkt dat we op Planeet B leven”, vertelt Postmes. Het maakt niet uit aan wie je het vraagt. Linkse en rechtse, arme en rijke, ongeschoolde en belezen mensen – zelfs rampenbestrijders. “Aan het onderzoek ligt het niet: we weten dat we in de praktijk vrijwel altijd op Planeet A wonen.”
Titanic
Zelfs tijdens de ondergang van de Titanic bleek dat. Als je de film ziet, denk je misschien dat iedereen in paniek was (afgezien van het strijkkwartet). Maar nee, er werd niet geduwd en getrokken. Een ooggetuige rapporteerde dat er ‘geen indicatie van paniek of hysterie’ was, ‘geen angstkreten, en geen heen-en-weer geren’.
Of denk aan 11 september 2001. Duizenden mensen liepen geduldig de trappen van de Twin Towers af, ook al wisten ze dat hun levens in gevaar waren. Brandweerlieden en gewonden kregen voorrang. “Nee, nee, jij eerst”, hoorde een van de slachtoffers – hij kon het zich nauwelijks voorstellen.
De primatoloog Frans de Waal spreekt wel van de ‘vernistheorie’: beschaving is maar een dun laagje dat bij het minste of geringste barst. Mensen zijn van nature egoïstisch, paniekerig en agressief. Maar het is precies andersom: juist als de dijken breken, komt het beste in ons naar boven.
Katrina
Op 29 augustus 2005 braken de dijken van New Orleans. De orkaan Katrina raasde over de stad, waarna 80 procent van de huizen onder water liep. Het werd de grootste natuurramp in de geschiedenis van de Verenigde Staten. Ten minste 1.836 mensen kwamen om.
Die week stonden de kranten vol met berichten over verkrachtingen en schietpartijen in New Orleans, over gangsters die plunderend rondzwierven en een scherpschutter die reddingshelikopters onder vuur nam. Journalisten rapporteerden dat de kelen van twee baby’s waren doorgesneden, en dat een zevenjarig meisje was verkracht en vermoord.
De korpschef van de politie zei dat de stad weggleed in anarchie en de gouverneur van Louisiana vreesde hetzelfde. “Wat mij vooral boos maakt”, zei ze, “is dat rampen als deze het slechtste in mensen naar boven brengen.”
Pas maanden later, toen de journalisten waren verdwenen, het water was weggepompt en de columnisten een nieuw onderwerp hadden gevonden, ontdekten wetenschappers wat er echt was gebeurd in New Orleans. Het geluid van de scherpschutter bleek de klep van een gastank. De korpschef moest toegeven dat hij geen enkel officieel verslag van moord of verkrachting had.
En inderdaad: er was veel geplunderd, maar vooral door groepen die samenwerkten om te overleven, soms zelfs met de politie. Het Disaster Research Center (DRC) concludeerde dat ‘de overweldigende meerderheid van het spontane gedrag prosociaal was’. Er was een armada van boten gearriveerd, om zoveel mogelijk mensen te redden. De stad was, kortom, niet overspoeld door egoïsme en anarchie. De stad was overspoeld door moed en naastenliefde.
Altruïsme
Katrina voldeed hiermee aan het wetenschappelijke beeld van hoe mensen reageren op rampen. Het DRC heeft sinds 1963 op basis van bijna zevenhonderd veldstudies vastgesteld dat er, in tegenstelling tot wat je in films ziet, nooit totale paniek uitbreekt na een ramp. Het aantal misdaden – moord, diefstal, verkrachting – daalt meestal. Mensen blijven rustig, raken niet in shock en komen snel in actie. “En hoeveel er ook geplunderd wordt”, merkt een van de onderzoekers op, “het verbleekt altijd bij het wijdverspreide altruïsme dat leidt tot het gratis en massale geven en delen van goederen en diensten”.
In de zomer van 1999, op een kleine school in het Belgische plaatsje Bornem, kregen negen kinderen mysterieuze ziekteverschijnselen. Hoofdpijn. Braken. Hartkloppingen. De leraren konden maar één verklaring bedenken: ze hadden allemaal tijdens de pauze Coca-Cola gedronken.
Het duurde niet lang of journalisten kregen lucht van het incident. Het hoofdkantoor van Coca-Cola ook. Dezelfde avond stuurde het bedrijf een persbericht de wereld in: miljoenen flesjes zouden in België uit de schappen worden gehaald. Maar het was al te laat. Ambulances voerden lijkbleke kinderen af, de klachten verspreidden zich als een olievlek over het land. Maar liefst 17 miljoen dozen frisdrank werden teruggeroepen en alles wat nog in de koelhuizen stond moest worden vernietigd. Kosten: meer dan 200 miljoen dollar.
Toen gebeurde er iets vreemds. Na een paar weken kwamen de toxicologen uit het lab: er was niks te vinden in die flesjes. Geen pesticides. Geen ziekteverwekkers. Geen schadelijke metalen. Niks. Ook in het bloed en de urine van de honderden patiënten werd niets gevonden. De wetenschappers konden geen enkele chemische verklaring vinden voor de heftige symptomen.
Waarheid
Eigenlijk ging het Coca-Cola-incident over de oude, filosofische vraag: wat is waarheid? Sommige dingen zijn waar, of je er nu in gelooft of niet. Water kookt bij 100 graden. Roken is dodelijk. President Kennedy werd vermoord op 22 november 1963 in Dallas.
Andere dingen kunnen waar worden, als we erin geloven. Als je voorspelt dat een bank zal omvallen en genoeg mensen je geloven, dan halen zij net zolang geld van hun rekening totdat de bank is omgevallen. Of neem het placebo-effect. Slik een neppil waarvan de dokter zegt dat hij werkt en je zou je zomaar beter kunnen voelen.
Het werkt ook andersom. Slik een neppil waarvan je dénkt ziek te worden, en de kans is groot dat je het wordt. Er is relatief weinig onderzoek gedaan naar dit nocebo-effect, omdat het niet erg verantwoord is om mensen het gevoel te geven dat ze ziek worden.
Toch wijst alles erop dat een nocebo krachtig kan zijn. In de zomer van 1999 kwamen Belgische medici tot de conclusie dat de klachten een ‘massale psychogene ziekte’ waren geweest – het zat tussen de oren.
Dat wil niet zeggen dat de slachtoffers zich aanstelden. Meer dan duizend Belgische kinderen waren écht misselijk, koortsig en duizelig. Wat tussen de oren komt, kan levensecht worden. Als het nocebo-effect iets leert, dan is het dat ideeën nooit zomaar ideeën zijn. Wat we geloven, is wat we worden. Wat we zoeken, is wat we vinden. Wat we voorspellen, is wat gebeurt.
Mensbeeld
En nu komt het: ons negatieve mensbeeld is ook een nocebo. Als we geloven dat de meeste mensen niet deugen, gaan we elkaar zo behandelen. Dan halen we het slechtste in elkaar naar boven.
Uiteindelijk zijn er maar weinig ideeën die de wereld zo sterk beïnvloeden als ons mensbeeld. Een ánder mensbeeld is dan ook het antwoord op de grootste uitdagingen van onze tijd. Waarom bekijken we elkaar zo negatief? Hoe kunnen we massaal denken dat we op Planeet B wonen, terwijl zo veel wetenschappelijk bewijs in de richting van Planeet A wijst? Is het een gebrek aan opleiding? Eerder het tegendeel.
Tijdens mijn onderzoek kwam ik talloze intellectuelen tegen die geloven in de verdorvenheid van de mens. Politieke overtuiging dan? Ook dat maakt weinig uit. Menig gelovige beschouwt ons als zondige wezens. Menig kapitalist denkt dat we van nature egoïstisch zijn. Menig milieuactivist ziet de mens als een plaag die de planeet verwoest. Duizend meningen, één mensbeeld.
Nieuws
Eén oorzaak ligt natuurlijk voor de hand: het nieuws. Ik ben nog opgevoed met de gedachte dat een betrokken burger regelmatig de krant moet lezen en het journaal kijken. Hoe beter we het nieuws volgen, hoe beter we geïnformeerd zijn, hoe gezonder de democratie.
Maar wetenschappers komen inmiddels tot heel andere conclusies: het nieuws schaadt je mentale gezondheid, je kunt er cynisch en somber van worden. Met ‘het nieuws’ bedoel ik natuurlijk niet de talloze informatieve vormen van journalistiek die je helpen om de wereld beter te begrijpen. Maar wel de verslaggeving over recente, incidentele en sensationele gebeurtenissen.
Ik zie het moderne mediageweld als een strijd tegen het alledaagse. Want laten we eerlijk zijn: de meeste levens van de meeste mensen zijn saai. Sympathiek, maar saai. En ja, iedereen wil saaie en sympathieke buren (en de meeste buren zijn dat ook). Maar met ‘saai’ trek je geen aandacht. Met ‘sympathiek’ verkoop je geen advertenties.
Het goede in de mens legt het ondertussen af in de berichtgeving. Want juist het goede is alledaags.
Vernistheorie
Ons negatieve mensbeeld heeft ook diepere wortels. Dat mensen van nature egoïstisch zijn, is een leerstuk dat in het Westen al eeuwen wordt onderwezen. Grote denkers als Augustinus, Machiavelli, Hobbes, Luther, Calvijn, Burke, Bentham, Nietzsche, Freud en de Amerikaanse Founding Fathers onderschreven de vernistheorie van de beschaving. Ze gingen er allemaal vanuit dat we op Planeet B wonen.
En het vreemde is: zulke denkers zijn steevast ‘realistisch’ genoemd. Pas sinds enkele jaren komt de ene na de andere wetenschapper, vanuit totaal verschillende disciplines, tot de conclusie dat ons duistere mensbeeld aan een volledige herziening toe is. Dit besef is nog zo pril, dat wetenschappers het vaak niet eens van elkaar weten. Of zoals een vooraanstaand psycholoog uitriep, toen ik haar vertelde over nieuwe stromingen binnen de biologie: Oh God, so it’s happening there as well?
De consequenties van een hoopvoller mensbeeld zijn radicaal. Als we uitgaan van het goede in de mens, kunnen we onze samenleving totaal anders inrichten. Werknemers hoeven niet meer van bovenaf te worden gemanaged, maar kunnen in zelfsturende teams veel betere resultaten boeken (zoals de verpleegkundigen van het Nederlandse Buurtzorg al laten zien). Burgers kunnen echt gaan meebeslissen, via lotingen en burgerbegrotingen (zoals inmiddels in 1.500 steden over de hele wereld gebeurt). Gevangenissen kunnen plaatsen worden waar mensen beter uitkomen dan ingaan (zoals de Noren al bewijzen met een gevangenis als Bastøy, waar honderd gedetineerden de vrijheid hebben om hun eigen boontjes te doppen).
Bedreigend
Bedenk wel: wie het opneemt voor de mens neemt het op tegen de machtigen der aarde. Voor hen is een hoopvol mensbeeld ronduit bedreigend. Het impliceert immers dat we geen egoïstische dieren zijn die van bovenaf moeten worden gecontroleerd en gedresseerd. Dat heel wat managers overbodig zijn. Dat politici veel van hun werk kunnen overlaten aan betrokken burgers. Dat er geen surveillance-apparaat nodig is om uitkeringsgerechtigden, de ontvangers van toeslagen, en de overgrote meerderheid van goedwillende burgers in de gaten te houden.
Wie het opneemt voor de mens zal bovendien om de haverklap worden bespot en beschimpt. Je zou naïef zijn. Onnozel. Iedere zwakke plek in je betoog wordt genadeloos blootgelegd.
Het is makkelijker om cynisch te zijn. De pessimistische geleerde die in zijn leunstoel oreert over het menselijk tekort, kan voorspellen wat hij wil. Als z’n profetieën niet uitkomen, kan hij zijn gelijk immers alsnog claimen. Want wie weet gaat het in de toekomst wel mis? De redenen voor hoop zijn daarentegen altijd voorlopig. Er is nog niets misgegaan. Je bent nog niet bedrogen. Een idealist kan zijn leven lang gelijk hebben, maar toch als naïef worden weggezet.
Maar het kan anders. Want wat nu onredelijk, onrealistisch en onhaalbaar lijkt, kan straks de normaalste zaak van de wereld zijn. Het is tijd voor een nieuw mensbeeld. Het is tijd voor een nieuw realisme.
Historicus Rutger Bregman (1988) schreef ‘De geschiedenis van de vooruitgang’, ‘Met de kennis van toen’, ‘Gratis geld voor iedereen’ en (met Jesse Frederik) ‘Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers’.
Dit is een bewerkte inleiding van Rutger Bregmans ‘De meeste mensen deugen’, dat deze week is verschenen.
Trouw, 07-09-2019 (Rutger Bregman)