PDA

Bekijk de volledige versie : Vanwaar toch die cultuur van razernij?


bijlinda
29th December 2019, 02:02
Een continent van individualisten op zoek naar sociale beschutting


Gele hesjes, boze boeren, separatisten ... We leven in West-Europa al 75 jaar in vrede en voorspoed, en toch grijpen mensen – in een zoektocht naar collectieve identiteiten – alles aan om guerrilla tegen elkaar te voeren.


In het boek Cocaine nights beschrijft de sciencefictionschrijver J.G. Ballard een resort in Spanje, Estrella de Mar, waar vooral Britse expats wonen. Op het eerste gezicht is alles er aangeharkt en prettig. De bewoners hebben een actief leven met clubs, feesten en sport. Op een dag brandt er een huis af. Er vallen vijf doden. Een van de expats, Frank, wordt ervan verdacht dat hij het vuur heeft aangestoken. Tot ieders verbazing bekent Frank meteen. Ook zijn broer Charles kan niet geloven dat de zachtmoedige, sociale Frank zoiets heeft gedaan. Hij vliegt naar Spanje om te helpen.

Hoe meer Charles thuisraakt in het leven in Estrella de Mar, hoe meer hij ontdekt dat het leven van de bruinverbrande Britse leisure class in dit steriele oord in feite drijft op diefstal, drugs, prostitutie en geweld. In andere resorts kijken mensen thuis verveeld tv. In Estrella bestrijden ze de verveling. Daar worden ze actief, creatief en sociaal gehouden met een vleugje misdaad. Dat is hun kick: woede en angst is wat hen samendrijft en bindt. Het probleem met kicks is alleen dat je er steeds grotere doses van nodig hebt. Het begint met kleine dingen, maar omdat niemand het in de hand weet te houden, kiepert uiteindelijk de hele gemeenschap de afgrond in.


Waartoe dient het even?

De boeken van Ballard (1930-2009) zijn geen opwekkende kost. Maar ze kunnen wel helpen om iets duidelijk maken over de cultuur van woede die onze westerse wereld de laatste jaren steeds meer in haar greep heeft. Volgens Ballard, die niet bepaald een rozige blik op de wereld had, heeft de mens woede en angst nodig. Anders dommelt hij in en komt hij alleen te staan. Angst en woede dwingen hem om bescherming te zoeken. Om groepen te vormen. Solidariteit ontstaat door rampspoed, gevaar, lijden, afzien. Als er geen conflict is, als je niet tegen vijanden, verloedering of natuurrampen hoeft te vechten – waartoe dient het leven dan?

Het gaat veel te ver, natuurlijk, om hiermee de woede van de gele hesjes in Frankrijk, de boeren in Nederland of de Catalanen te verklaren. Of die van de vele andere groeperingen die de afgelopen jaren de straat zijn opgegaan. Elk protest, elke demonstratie heeft een eigen ontstaansgrond en een context die uniek is. In het algemeen hebben de globalisering, de eurocrisis, migratie en de drastische afslanking van de verzorgingsstaat er allemaal in min- of meerdere mate toe bijgedragen dat veel burgers in Europa – nog altijd het meest welvarende continent ter wereld – zich bedreigd of gepakt voelen. Mede daardoor zijn ze steeds meer teleurgesteld in de politiek en trekken sommigen zelfs de democratie in twijfel. In een aantal landen stemmen mensen, bij wijze van middelvinger, daarom op radicaal-rechtse protestpartijen.


Wutbürger

De Duitsers hebben voor deze boze burgers een prachtig woord gevonden: Wutbürger. Daar vallen voormalige Oost-Duitsers onder, in leeglopende dorpen waar de overheid nauwelijks meer in zorg, wegen of internet investeert. Maar ook de gepensioneerde economieprofessor die vreest dat Duitsland straks Italiaanse banken overeind moet houden. En de jonge pakjesbezorgers, schoonmaaksters en caissières uit het moderne serviceproletariaat dat zich suf werkt, maar nauwelijks rondkomt.

Vroeger, decennia geleden, was het makkelijker om te bepalen waar mensen boos over waren. Demonstranten hadden vaker één en dezelfde slogan. Ze wilden een maatregel of wet veranderd zien. Demonstranten hadden toen nog eisen, leiders, een programma. Nu niet meer. Afgelopen jaar keken we allemaal naar de gele hesjes, maar eigenlijk wist je niet wat je precies zag. Veel hesjes hebben legitieme klachten. Op de Franse televisie barstte een keurige huisvader in huilen uit toen hij de ellende van zijn oude moeder beschreef. Andere hesjes gingen tekeer tegen de gestegen dieselprijs. Weer anderen trokken vanuit miserabele Parijse buitenwijken op zaterdag naar de binnenstad om lekker amok te maken. De hesjes zélf weten ook niet wat hen bindt – behalve woede. Ze slaagden er niet in om leiders te kiezen of een programma te maken met eisen. Politici en vakbonden die op de gele golf mee probeerden te surfen, kregen er amper greep op.

Eén element sprong er echter wel uit: het was verdomd gezellig op de ‘bezette’ checkpoints. De een nam brood mee, de ander wijn of een houtvuur. Mensen wisselden ervaringen uit, zorgden voor elkaars kinderen. Er kwamen vriendschappen uit voort, en zelfs een huwelijk. Wat hier ontstond, was sociale cohesie. Individuen kwamen samen in een community. Dit is puur Ballard: door woede kweek je collectief lijden. Zo ontstaat solidariteit.


Rampspoed voor iedereen

Volgens de Deense filosoof Sören Kierkegaard is de mens niet op aarde om in rust en comfort te leven. Zonder strijd, zei Kierkegaard, is het menselijke bestaan waardeloos. Het gevecht tegen de elementen, tegen vijanden of dodelijke ziektes geeft het leven waarde. Want bij rampspoed organiseren mensen zich. Dan worden ze solidair – ze moeten wel, als ze willen overleven. Daarbij worden sociale verschillen door rampspoed genivelleerd: iedereen wordt er namelijk door geraakt.

In een rapport getiteld Disasters and Mental Health uit 1966, voor de universiteit van Delaware, beschreef Charles E. Fritz dit sociale mechanisme aan de hand van zijn tijd als Amerikaanse soldaat in Engeland tussen 1943 en 1946. De Britten waren al eindeloos gebombardeerd. Mensen leden honger. Er was een tekort aan alles. Miljoenen soldaten en vluchtelingen waren het land ingestroomd. Onder zulke omstandigheden zou je een volk verwachten van nerveuze wrakken, schrijft Fritz: murw door de oorlog, bitter door dood en verderf, boos over alles wat ze missen in het leven, angstig voor de toekomst. Hij verwachtte ‘low morale’, en dat mensen de kantjes eraf zouden lopen. Maar niets daarvan. Hij trof een natie aan van ‘gloriously happy people, die van het leven genoten, vrolijk waren en het leven omarmden. Traditionele klassenstructuren waren bijna verdwenen. Mensen die voor de oorlog nooit met elkaar hadden gesproken, hadden ineens warme persoonlijke relaties’. Zo ging hij nog alinea’s door.

In oorlogstijd worden er veel minder zelfmoorden gepleegd en melden veel minder mensen zich voor psychiatrische opname. Kennelijk is dat een klassieker: het is onderzocht in Londen in de jaren 40, in de Oostenrijks-Pruisische Oorlog van 1866, tijdens de riots in Noord-Ierland in 1969. Mensen die natuurrampen overleven, vertonen hetzelfde gedrag. Volgens Fritz komt dit omdat oorlogen en rampen een ‘gemeenschap van lijders’ creëren. Mensen vinden elkaar in hun slachtofferschap. Samen komen ze de ellende te boven. En dat voelt goed. Een catharsis.


Gevaren verzinnen

Als die link tussen rampspoed en solidariteit zo sterk is, wat doen mensen dan in tijden zónder rampspoed? Dit is de vraag die er in ons deel van Europa toe doet, waar al 75 jaar geen oorlog is geweest en nog steeds relatief hoge welvaart heerst – en waar velen klagen dat de solidariteit afneemt, tussen Europese landen en in landen zelf. Volgens Vincent Harinam en Rob Henderson van de universiteit van Cambridge zie je dat burgers instinctief weer proberen om solidariteit en gemeenschapszin op te wekken door rampen en gevaren te verzinnen of te overdrijven. Mensen maken van muggen olifanten, schreven de twee wetenschappers laatst op de Australische site Quillette. Ze zoeken vijanden. Ze provoceren, beledigen, maken anderen bang en lokken conflicten uit, desnoods met geweld. Zo hopen ze medestanders te krijgen. Groepen te formeren. En het wij-gevoel terug te krijgen dat ze al die tijd zo hebben gemist. Harinam en Henderson noemen dit ‘outrage culture’ – de cultuur van razernij.

Je vindt dit terug in de gepolariseerde discussies over wel of niet vaccineren, over Zwarte Piet, over een onafhankelijk Catalonië, de Brexit of migratie. Mensen grijpen alles aan om guerrilla tegen elkaar te voeren. Ze graven zich in en rammen van zich af, vooral op sociale media.


Met de SUV naar school

Overdrijven we bewust? Zoeken we met opzet spijkers op laagwater? Waarschijnlijk niet. Want hoe veiliger onze omgeving wordt, hoe ruimer we onze definitie van ‘gevaar’ zien. Met het woord ‘geweld’ werd vroeger alleen fysiek geweld bedoeld. Tegenwoordig valt taal er ook onder. Vroeger, toen er nog oorlogen waren en veel ergere armoede dan nu, lieten mensen kun kinderen alleen naar school gaan en boodschappen doen. Wat ze precies uitvoerden, wisten veel ouders niet. Nu brengen we onze kinderen met de SUV naar school. Ze moeten altijd bereikbaar zijn. Pa en moe zitten er bovenop, want ze zien overal gevaar – gevaar dat de generatie voor hen nauwelijks waarnam omdat er veel ergere gevaren waren. Zo ‘calamiseren’ we het doodgewone.

Dit is wat er óók speelt, in Europa. We zijn een continent vol individualisten geworden. Individualisten op zoek naar sociale beschutting. We hebben serieuze problemen waar mensen zich volkomen terecht over opwinden, zoals groeiende sociale ongelijkheid, ongecontroleerde migratie en het klimaat. Die problemen moeten we oplossen. Daar is op zich niets bijzonders aan, hoe hysterisch mensen er ook over doen. In elk land, in elke samenleving zijn conflicten. Die zijn van alle tijden. Je moet ze oplossen. Maar dit is precies wat de heersende cultuur van razernij zo moeilijk maakt: oplossingen bedenken en compromissen sluiten. Conflicten oplossen wordt heel lastig als burgers zulke korte lontjes hebben, en waarop ze – bewust of onbewust – juist conflicten zoeken in hun queeste naar groepen en collectieve identiteiten.


DSLetteren, 28-12-2019 (Caroline de Gruyter)