PDA

Bekijk de volledige versie : Frans de Waal over de emoties van mensen en andere dieren


bijlinda
31st May 2019, 16:27
‘Als je dieren voorstelt als machines, kun je er natuurlijk mee doen wat je wilt’

Frans de Waal, Mama’s laatste omhelzing. Vertaald door Albert Witteveen, Atlas Contact, 368 blz.


Emoties zijn als organen, schrijft primatoloog Frans de Waal in zijn nieuwste boek. We hebben ze omdat we ze nodig hebben, en we verschillen daarin niet van andere zoogdieren.


Mensapen hebben zo’n goed begrip van anderen dat ze het kunnen inzetten om te pesten, schrijft Frans de Waal in Mama’s laatste omhelzing. ‘Net als jongens die stenen naar eenden in een vijver gooien, brengen mensapen soms gewoon voor de lol anderen schade toe. Jonge chimpansees in een lab ontwikkelden een spel om kippen achter een hek naar zich toe te lokken met broodkruimels. Telkens wanneer een goedgelovige kip dichterbij kwam, sloegen de chimps haar met een stok of gaven haar een por met een scherp stuk draad.’

Om maar te illustreren dat Mama’s laatste omhelzing geen knuffelboek is, al verwijst de titel wel naar een moment van sublieme tederheid: in april 2016 krijgt de 59-jarige chimpansee Mama op haar sterfbed bezoek van Jan van Hooff, de bioloog die zoveel met haar gewerkt heeft dat de twee een band hebben opgebouwd. Mama ligt lusteloos en suf in haar hok, maar wanneer ze Jan herkent, breekt haar gezicht open in een brede grijns en strekt ze haar arm uit om zijn haren te strelen. Zelfs als je al uitgebreid over het voorval hebt gelezen, is de video op Youtube nog ontroerend om te zien.

Voor wie houdt van zulke verhalen biedt Frans de Waals nieuwste boek 368 pagina’s lekkers. De Waal heeft zoveel onderzoekservaring met mensapen dat hij een groot deel van de observaties uit eerste hand kan vertellen, en ook wanneer hij naar experimenten van collega’s verwijst, doet hij dat met aanstekelijke passie. Maar zijn boek is meer dan een reeks wonderlijke anekdotes. Het is een pleidooi om beter naar emoties te kijken – bij dieren én bij onszelf. ‘Mijn werk ging eigenlijk altijd al over de emoties van dieren’, vertelt hij tijdens een gesprek in Amsterdam. ‘Maar ik ging nooit echt in op de vraag of we dat bij dieren wel emoties mogen noemen. Gaandeweg ging ik het belangrijk vinden om daar wel degelijk een punt over te maken. Want veel wetenschappers dansen er nog altijd omheen.’


Wat maakt emoties zo netelig voor uw collega’s?

‘Het is in ons vakgebied een eeuw lang verboden geweest om over emoties te spreken. We moesten gedehumaniseerde terminologie gebruiken: een chimpansee kon nooit “lachen” wanneer je hem kietelde, wel “gevocaliseerd hijgen”, of ze konden elkaar niet kussen, maar hadden “mond-op-mondcontact”. Dat klonk objectiever, vond men. Maar er zat natuurlijk ook een grote wens in om de mens apart te zetten.’


Was de wetenschap zo doordrongen van de godsdienst dat het taboe was om mensen op één niveau te zetten met andere dieren?

‘In de psychologie had het veel te maken met de opkomst van het behaviorisme. Dat stelde: het enige wat je kunt zien, is gedrag en al de rest is speculatie. Ook mensen konden we alleen op die manier bestuderen, vonden de behavioristen. Ze konden dat volhouden tot in de jaren zestig; daarna werd de cognitieve psychologie toonaangevend en gingen psychologen bij mensen wel degelijk gedachten en gevoelens onderzoeken. De behavioristen concludeerden: oké, dan gaan wij door met dieren. Vandaag zitten nog altijd veel wetenschappers op die lijn.’

‘Het is natuurlijk in veel opzichten makkelijker om te denken dat dieren geen emoties hebben. We eten hen tenslotte. Als dieren een soort van machientjes zijn die geen pijn kennen, dan kun je ermee doen wat je wilt.’

‘En er zit ook een stukje religie in, ja: het idee dat de mens iets speciaals is, dat we los staan van de natuur. Een idee dat ons nu met de klimaatcrisis zuur aan het opbreken is. Alsof wij de baas zijn in de wereld en we kunnen doen wat we willen.’


Ook u werd als bioloog gevormd om in dieren niets emotioneels te herkennen. Wat bracht u tot inkeer?

‘Ik bleef maar aanlopen tegen hetzelfde taboe. Als student ontdekte ik dat chimpansees zich na ruzie verzoenen: ze komen bij elkaar om elkaar te kussen en omarmen. Ik ging dat vrij snel verzoeningsgedrag noemen, maar werd tot de orde geroepen: “Waarom noem je dat niet post-conflict-contact?” Hetzelfde gebeurde toen ik later schreef over empathie bij dieren.’

‘Maar intussen heeft de neurowetenschap grote vorderingen gemaakt en weten we dat pakweg angst, hechting of bandvorming er bij een rat in de hersenen vergelijkbaar uitziet als bij een mens. Wanneer een hond een handsignaal ziet dat een stukje vlees aankondigt, dan licht precies hetzelfde deel van zijn hersenen op als bij zakenlui aan wie een bonus wordt beloofd. Die nieuwe beeldvorming heeft bijgedragen aan een nieuwe mentaliteit: de jonge generatie wetenschappers die met dieren werkt, gelooft wel dat dieren cognitie en emoties hebben.’

‘Maar er zit nog een oude generatie die er niet aan wil. Ook in de landbouw en de visserij wil men er niet van horen, terwijl het natuurlijk net daar belangrijk is. Het liefst zou ik zien dat we stoppen dieren te gebruiken voor de vleesproductie, en overstappen op kunstvlees. Die tijd gaat er ook komen. Maar in afwachting, pakweg in de komende twintig jaar, moeten we alvast iets doen aan het welzijn van onze landbouwdieren.’


Het zou veel dieren inderdaad ten goede komen als we zouden erkennen dat zij emoties hebben zoals mensen. Zou het ook ons ten goede komen?

‘Het omgekeerde zou ons vooral ten goede komen: als we zouden zien dat wij emoties hebben zoals dieren. Ik ben natuurlijk niet de eerste die dat zegt. Maar in de antropologie en filosofie wordt er nog vaak van uitgegaan dat de mens een heel ander wezen is. Terwijl we onszelf veel beter zouden begrijpen als we een filosofie zouden ontwikkelen die ons dichter bij de dieren plaatst en die al onze emoties erkent.’

‘In John Rawls’ Theory of justice (een toonaangevend politiek-filosofisch boek uit 1971, red.) komen de woorden afgunst of jaloezie gewoon niet voor. Omdat dat “geen constructieve emotie” is, zegt hij. Maar waarom zouden we een gevoel voor rechtvaardigheid hebben als we geen last hadden van afgunst? De enige reden om rechtvaardig te zijn, is dat je afgunst wilt bestrijden, denk ik.’

‘Veel filosofen lijken nog het liefst een lichaamloze geest te willen. Dat vind ik een destructieve houding. Het betekent dat je niet in tune bent met jezelf, dat je niet weet waar je beslissingen vandaan komen. Want het is natuurlijk een illusie dat je beslissingen niet beïnvloed worden door emoties. In alle grote politieke bewegingen van de jongste tijd – Trump, Brexit – zien we hoe emoties eigenlijk zwaarder doorwegen dan rationeel denken.’


Ook mensen die wel belang hechten aan emoties, maken vaak een onderscheid tussen de menselijkheid enerzijds – compassie, generositeit, schaamte – en de beestigheid anderzijds.

‘Als je naar ons gedrag kijkt, zie je toch iets anders. Ik zat een keer op een conferentie over adolescenten waar psychologen honderduit praatten over identiteit, zelfbeeld en emotieregulatie. Ik dacht: wanneer gaat iemand nu eindelijk beginnen over seks en macht? Dat is toch volgens mij waar het om gaat bij die kinderen. Ze hebben veel ruzie, ze willen veel indruk maken, ze willen in de groep passen... Toen ik het woord nam, vonden de psychologen mijn standpunt wel “interessant”, maar toch niet echt iets voor hun vakgebied. Zij baseerden zich liever op de vragenlijsten die ze voorlegden aan adolescenten.’

‘Psychologen observeren tegenwoordig vooral gevoelens in plaats van emoties. Gevoelens zijn de ervaringen waarvan je je bewust bent, de interpretatie van hoe je je voelt. Maar ik vrees dat er ook veel emoties zijn waar je je niet bewust van bent. En je kunt ze al helemaal niet makkelijk in taal vatten. Toch hebben we veel vertrouwen in de taal, en minder in de observatie van gedrag. Tot in de jaren 80 heeft men gedacht dat baby’s niets voelden, omdat ze niet konden beschrijven hoe ze zich voelden. Daarom werden ze zonder narcose geopereerd. Ze krijsten natuurlijk enorm, maar daar werd geen betekenis aan gehecht.’


In uw boek vervaagt de grens tussen nobele en driftige emoties. Empathie kan wreedheid worden – zoals bij de chimpansees die kippen pesten – en rechtvaardigheid is te danken aan afgunst, stelt u. Het doet wel wat afbreuk aan ons ideaal van altruïstisch samenleven.

‘Het is dan ook misleidend om te zoeken naar het pure altruïsme, het helpen waar geen enkele beloning mee gepaard gaat. Doorgaans is het nu eenmaal zo dat je je goed voelt wanneer je iemand helpt. Biologisch gezien is dat ook vanzelfsprekend: alle dingen die we moeten doen in het leven, vinden we prettig. Eten, paren, een jong zogen… en elkaar helpen, dat ook. Dus daar hebben we ook een ingebouwd beloningssysteem voor. Daar is niets zelfzuchtigs aan. Zelfzuchtig is: elkaar niet helpen.’


DS, 31-05-2019 (Dorien Knockaert)