bijlinda
30th October 2018, 19:35
Recht op vergissingen
Ignaas Devisch
De afgelopen weken is er flink gedebatteerd over leidraden in de gezondheidszorg: bij de beoordeling van langdurig zieken (DS 26 oktober) en bij het advies over alcohol*gebruik bij jongeren (DS 20 oktober). Leidraden zijn draden die ons de weg doen vinden. De vraag is niet of ze er moeten zijn. Wel waarom we ze ontwikkelen: zijn we de weg kwijt, dolen we rond in het labyrint en is het wachten op Ariadne die ons haar wollen bol aanreikt? Daarnaast moeten we ons afvragen hoe we met die richtlijnen omgaan: zijn ze dwingend, worden zij die ervan afwijken op de vingers getikt en gebruiken we ze complementair aan de medische beoordeling of als een vervanging ervan? Op het snijvlak van die vragen ligt de toekomst van de geneeskunde. Om het als een eenvoudige tegenstelling te formuleren: evolueert geneeskunde naar een door algoritmes en protocollen aangedreven machinerie, of blijft de ontmoeting tussen arts en patiënt centraal staan om de juiste diagnose te bepalen met aandacht voor de totaliteit van de persoon en in overleg met andere disciplines?
Geneeskunde wordt door mensen aangedreven. Daarom kan ze geen exacte wetenschap zijn. Alle evidencebased richtlijnen ten spijt, geen pa*tiënt of arts is gelijk. De kunde van het genezen verloopt noodgedwongen langs de weg van de interpretatie. Interpreteren kun je leren via opleiding, ervaring, dialoog en bijscholing. Maar geen medische beoordeling zonder een afweging: wat heeft die ene patiënt hier en nu nodig? Een oordeel komt niet in het luchtledige tot stand: steeds meer creëren we wetenschappelijk ontwikkelde toetsingskaders om foute interpretaties of willekeur zo veel mogelijk uit te sluiten. Vandaar de nood aan dialoog en richtlijnen.
Leidraden hebben een merkwaardige eigenschap: zodra ze ontwikkeld zijn, vergeten we dat ze door mensen zijn gemaakt en bijgevolg voor interpretatie en vergissingen vatbaar zijn. Denk aan de pushberichten van gezondheidsapps op onze smartphone: we aanvaarden ze als onweerlegbare waarheden. Hoe gedachteloos we vaak met richtlijnen omgaan, zo genadeloos zijn we als mensen vergissingen maken die hun gezondheid schade toebrengen of van de bestaande adviezen afwijken. Willekeur is geen goeie zaak, maar richtlijnen zijn te vaak een stok achter de deur om te straffen: minder uitkeringen, minder ziektedagen, minder geduld. Het kan niet hard genoeg zijn. Terwijl we vaak niet eens weten welk gedrag nu echt tot een goeie gezondheid leidt. Lees er de richtlijnen over alcoholgebruik even op na en je komt tot de dwingende conclusie dat de adviezen zich haast altijd presenteren als definitief en onfeilbaar, terwijl met elk onderzoek de conclusies verschillen van de vorige. Het is een beetje zoals met reclames voor wasmiddelen: al decennialang wassen de nieuwste producten nóg witter dan vroeger. Mocht dat kloppen, dan kwam dertig jaar geleden wit ondergoed zwart uit de wasmachine.
Als richtlijnen begrensd zijn, dan is menselijk gedrag dat zeker. Waarom gunnen we onszelf niet het recht op feilbaarheid, zowel bij de poging om gezond te leven als bij de inschatting ervan door artsen? In de wortels van onze cultuur schuilt een diep besef dat we geen perfecte wezens zijn. De apostel Paulus had door dat we vaak dingen doen die we niet willen en Aristoteles schreef dat we evenzoveel tegen beter weten in handelen. Vergissingen horen bij het leven. Waarom zijn we dat vergeten?
Vandaag weerklinkt steeds luider dat slachtoffers er zelf voor kiezen slachtoffer te zijn. Of dat mensen zichzelf doelbewust de vernieling in zuipen of roken. Wie verzint zoiets? Als we individuele vrijheid nadrukkelijker verengen tot de mogelijkheid om alleen nog de juiste keuzes te maken, installeren we een nieuw soort hardvochtigheid op de plaats waar vroeger het verbod heerste. Het bevrijdende aan een verbod is dat je er minstens nog tegen kunt zijn. Maar hoe je te verhouden tot een bedrieglijke vrijheid die elke verkeerde keuze als een boemerang in je gezicht teruggooit? Waarvan precies hebben we ons dan bevrijd in mei ’68?
Evenredig met een te groot geloof in de onfeilbaarheid van wetenschappelijke kennis en het slinkende besef dat menselijk gedrag meer omvat dan over de juiste kennis te beschikken, neemt de genadeloosheid over zogeheten foute – lees: ongezonde – keuzes hand over hand toe. Iedereen klaagt erover en toch doen we het elkaar aan. Ter compensatie voor elkaars strengheid schrijven we ons vervolgens massaal in voor dure cursussen waarbij zelfverklaarde experts met – jawel – richtlijnen uiteenzetten hoe we gelukkig moeten zijn of tot rust kunnen komen. Zouden we in plaats daarvan niet beter de Griekse tragedies herlezen? Keer op keer kom je er op troostende wijze te weet dat we een over zichzelf struikelend wezen zijn, zeker op die momenten dat we denken met zekerheid te weten hoe wij zelf of anderen moeten leven. Zoals wel vaker zijn ook hier de meest innovatieve inzichten zo oud als de laag klei onder de straatstenen.
Ignaas Devisch doceert medische filosofie en ethiek aan de UGent en de Artevelde-hogeschool
DS, 30-10-2018
Ignaas Devisch
De afgelopen weken is er flink gedebatteerd over leidraden in de gezondheidszorg: bij de beoordeling van langdurig zieken (DS 26 oktober) en bij het advies over alcohol*gebruik bij jongeren (DS 20 oktober). Leidraden zijn draden die ons de weg doen vinden. De vraag is niet of ze er moeten zijn. Wel waarom we ze ontwikkelen: zijn we de weg kwijt, dolen we rond in het labyrint en is het wachten op Ariadne die ons haar wollen bol aanreikt? Daarnaast moeten we ons afvragen hoe we met die richtlijnen omgaan: zijn ze dwingend, worden zij die ervan afwijken op de vingers getikt en gebruiken we ze complementair aan de medische beoordeling of als een vervanging ervan? Op het snijvlak van die vragen ligt de toekomst van de geneeskunde. Om het als een eenvoudige tegenstelling te formuleren: evolueert geneeskunde naar een door algoritmes en protocollen aangedreven machinerie, of blijft de ontmoeting tussen arts en patiënt centraal staan om de juiste diagnose te bepalen met aandacht voor de totaliteit van de persoon en in overleg met andere disciplines?
Geneeskunde wordt door mensen aangedreven. Daarom kan ze geen exacte wetenschap zijn. Alle evidencebased richtlijnen ten spijt, geen pa*tiënt of arts is gelijk. De kunde van het genezen verloopt noodgedwongen langs de weg van de interpretatie. Interpreteren kun je leren via opleiding, ervaring, dialoog en bijscholing. Maar geen medische beoordeling zonder een afweging: wat heeft die ene patiënt hier en nu nodig? Een oordeel komt niet in het luchtledige tot stand: steeds meer creëren we wetenschappelijk ontwikkelde toetsingskaders om foute interpretaties of willekeur zo veel mogelijk uit te sluiten. Vandaar de nood aan dialoog en richtlijnen.
Leidraden hebben een merkwaardige eigenschap: zodra ze ontwikkeld zijn, vergeten we dat ze door mensen zijn gemaakt en bijgevolg voor interpretatie en vergissingen vatbaar zijn. Denk aan de pushberichten van gezondheidsapps op onze smartphone: we aanvaarden ze als onweerlegbare waarheden. Hoe gedachteloos we vaak met richtlijnen omgaan, zo genadeloos zijn we als mensen vergissingen maken die hun gezondheid schade toebrengen of van de bestaande adviezen afwijken. Willekeur is geen goeie zaak, maar richtlijnen zijn te vaak een stok achter de deur om te straffen: minder uitkeringen, minder ziektedagen, minder geduld. Het kan niet hard genoeg zijn. Terwijl we vaak niet eens weten welk gedrag nu echt tot een goeie gezondheid leidt. Lees er de richtlijnen over alcoholgebruik even op na en je komt tot de dwingende conclusie dat de adviezen zich haast altijd presenteren als definitief en onfeilbaar, terwijl met elk onderzoek de conclusies verschillen van de vorige. Het is een beetje zoals met reclames voor wasmiddelen: al decennialang wassen de nieuwste producten nóg witter dan vroeger. Mocht dat kloppen, dan kwam dertig jaar geleden wit ondergoed zwart uit de wasmachine.
Als richtlijnen begrensd zijn, dan is menselijk gedrag dat zeker. Waarom gunnen we onszelf niet het recht op feilbaarheid, zowel bij de poging om gezond te leven als bij de inschatting ervan door artsen? In de wortels van onze cultuur schuilt een diep besef dat we geen perfecte wezens zijn. De apostel Paulus had door dat we vaak dingen doen die we niet willen en Aristoteles schreef dat we evenzoveel tegen beter weten in handelen. Vergissingen horen bij het leven. Waarom zijn we dat vergeten?
Vandaag weerklinkt steeds luider dat slachtoffers er zelf voor kiezen slachtoffer te zijn. Of dat mensen zichzelf doelbewust de vernieling in zuipen of roken. Wie verzint zoiets? Als we individuele vrijheid nadrukkelijker verengen tot de mogelijkheid om alleen nog de juiste keuzes te maken, installeren we een nieuw soort hardvochtigheid op de plaats waar vroeger het verbod heerste. Het bevrijdende aan een verbod is dat je er minstens nog tegen kunt zijn. Maar hoe je te verhouden tot een bedrieglijke vrijheid die elke verkeerde keuze als een boemerang in je gezicht teruggooit? Waarvan precies hebben we ons dan bevrijd in mei ’68?
Evenredig met een te groot geloof in de onfeilbaarheid van wetenschappelijke kennis en het slinkende besef dat menselijk gedrag meer omvat dan over de juiste kennis te beschikken, neemt de genadeloosheid over zogeheten foute – lees: ongezonde – keuzes hand over hand toe. Iedereen klaagt erover en toch doen we het elkaar aan. Ter compensatie voor elkaars strengheid schrijven we ons vervolgens massaal in voor dure cursussen waarbij zelfverklaarde experts met – jawel – richtlijnen uiteenzetten hoe we gelukkig moeten zijn of tot rust kunnen komen. Zouden we in plaats daarvan niet beter de Griekse tragedies herlezen? Keer op keer kom je er op troostende wijze te weet dat we een over zichzelf struikelend wezen zijn, zeker op die momenten dat we denken met zekerheid te weten hoe wij zelf of anderen moeten leven. Zoals wel vaker zijn ook hier de meest innovatieve inzichten zo oud als de laag klei onder de straatstenen.
Ignaas Devisch doceert medische filosofie en ethiek aan de UGent en de Artevelde-hogeschool
DS, 30-10-2018