PDA

Bekijk de volledige versie : Hoe kan de leraar in deze tijd overleven?


bijlinda
10th July 2018, 03:12
Hoe kan de leraar in deze tijd overleven? Een plan in vijf punten


Laat dat invullen van papieren maar schieten. Vijf lessen van kerkjurist Rik Torfs waar elke leraar wat aan heeft.


Vele jaren geleden, het moet rond 1970 zijn geweest, zag ik een tv-programma waarin ouders de raad kregen niet het onmogelijke van hun kinderen te eisen. Zo mag een leraar niet verlangen dat zijn kind het even ver schopt als hijzelf en ook leraar wordt. Het is nu onvoorstelbaar, het leraarschap als topbaan. Gladde reclamejongens genieten in onze tijd meer waardering dan wie de jeugd onderwijst. Leraren hebben volgens veel medeburgers een middelmatige intelligentie en eindeloos durende vakanties. De lerarenkamer is een symbool van geestelijke leegte, waarin de gesprekken voornamelijk over realityshows en scheidingsperikelen van de nukkige schoolvossen zelf gaan. Niet over de ‘Metamorfosen’ van Publius Ovidius Naso, zoals je van hoogopgeleiden zou verwachten.

Nochtans, wie niet langer gelooft in de leraar, geeft ook de jeugd op, vindt haar minder belangrijk dan het eigen ogenblikkelijke genot.

Hoe kan de leraar in deze tijd overleven? Meer, hoe kan hij of zij met professionele trots en persoonlijke voldoening het lerarenberoep uitoefenen? Een plan in vijf punten.


Eerste regel: ken uw vak en bemin het

Dat is de sleutel van alles. Wie zich als een vis in het water voelt in de materie die hij doceert, geeft beter les. Juist omdat die kennis zo vanzelfsprekend lijkt, verzeilt ze weleens op de achtergrond. De pedagogische vorming neemt bij de opleiding van leerkrachten te veel plaats in, ten koste van algemene en vakkennis. Wat baat het, allerlei kneepjes onder de knie te hebben om vervolgens een vak te onderwijzen dat je zelf maar matig beheerst? Dat bleek duidelijk toen laatst in Vlaanderen klachten over de belabberde kennis van het Frans bij scholieren naar boven kwamen. Vlaanderen haalde op dat gebied Nederland in - een prestatie.

En dan de les - duur: exact 48 minuten - die wordt voorbereid. Dat kan een leraar natuurlijk ’s avonds thuis bij kunstlicht doen. Na een kwartier komt er een grap en de powerpointpresentatie is in orde. Maar ruimte voor improvisatie of gesprek blijft er nauwelijks.

Hoe dan ook, de echte voorbereiding is het leven zelf. Hoe iemand zijn vak beleeft, de ontwikkelingen ervan volgt, dwarsverbanden legt. Wie van zijn vak houdt, is er altijd mee bezig, ook als hij zich in de sporthal bevindt of naar bizarre internetsites kijkt. Het houdt hem gezelschap in goede en kwade dagen. Ik herinner me hoe ik, heel lang geleden, een oud-leraar een prentkaart stuurde met daarop de abdij van Jumièges in Normandië. Hij bleek de ruïne heel goed te kennen, wist hoe de Vikingen de plaats plunderden, en greep het kaartje aan om zich in de geschiedenis van de abdij te verdiepen. Midden in de vakantie. Zonder enige les in het verschiet die dringend moest worden voorbereid. Op zijn werktafel lag altijd wel een Franse roman, de laatste Prix Goncourt bijvoorbeeld. Ook hoger opgeleide ouders konden moeilijk anders dan hem ernstig nemen.

Kortom: ware vakkennis is de beste lesvoorbereiding. En ze is de sleutel voor uw zelfvertrouwen in een samenleving die onderwijzers en leraren niet vanzelfsprekend waardeert. Dat kan een startpunt zijn voor licht subversief gedrag dat ik iedere leraar toewens.


Tweede les: volg de regels niet

Anders is lesgeven vrijwel onmogelijk. Eindtermen in koeterwaals, administratieve verplichtingen, opvoedingstaken die eigenlijk ouders toekomen, troosteloze invulboeken: zij staan plezier van het lesgeven in de weg.

Een echte leraar zou moeten weigeren absurde regels te volgen, want hij is altijd een beetje een artiest, niet zomaar een functionaris. Een functionaris kun je vragen om strikte verslaggeving. Wanneer vond de vorige controle van het blusapparaat plaats? Kijk op het apparaat zelf. Wanneer werden de toiletten van de luchthaven voor het laatst gereinigd? Een geparafeerd papier op de binnendeur leert het u.

Dat leraren over al hun activiteiten papieren moeten invullen, laat twee dingen zien. Vooreerst dat ze volgens hun bazen niet te vertrouwen zijn. Vervolgens, en fundamenteler, dat ze als uitvoerders van een opdracht worden beschouwd en niet als creatieve geesten. Functionaris, geen artiest.

Collega’s die aan de universiteit papieren moesten invullen, gaf ik altijd de volgende raad: doe niets. Daarna komt een tweede mailtje. Hou vol, hul u in stilte. Vervolgens arriveert er een nieuw, lichtjes alarmerend bericht: ‘Dit is uw laatste kans’. Dat is het moment om uw karaktersterkte te tonen: druk op de delete-knop. Als u daartoe de moed hebt, volgt er niets meer. De administratie gaat ervan uit dat u na drie e-mails braaf in de pas loopt. Ze beschikt niet over een vervolgscenario.

Worden de bazen boos op u? Kan. Uw beste bescherming is de kwaliteit van uw lessen.


Derde les: persoonsvorming

Leerlingen springen niet ver, of niet ver genoeg, met vakkennis alleen. Studeren is maar een begin, permanente vorming geldt als vanzelfsprekend. Tegelijk horen we pleiten voor vakken die juist wel op detailkennis en weetjes mikken, die dus de tegenovergestelde gedachte belichamen. Sociale zekerheid, EHBO, financiële geletterdheid: die vakken zouden middelbare scholieren moeten krijgen. Nuttig, maar ze bevorderen geen brede algemene kennis of kritische zin. Terwijl de school jongeren weerbaar dient te maken, bestand tegen tegenslagen.

Dat bereik je niet door hun een ideologie door de strot te duwen. Een vak burgerschap houdt een valstrik in. En jongeren moeten kritisch leren denken, dat ook. Daar zit al een verborgen contradictie in. De plicht om kritisch te denken maakt een doelstelling van wat een houding hoort te zijn.

Helemaal fout is het op universiteiten gepromote Global Citizenship. De Engelse titel en het conformisme dat in het hanteren van een modeterm verscholen zit, zouden al argwaan moeten wekken.

De 17 sustainable development goals waarmee de Verenigde Naties in 2015 instemden, vormen de leidraad. Dat zijn veelal erg abstracte begrippen waar niemand tegen kan zijn - no poverty, zero hunger, quality education - maar die makkelijk een sterk ideologische inhoud krijgen, verpakt als wetenschappelijk.

Leraren: dring uw leerlingen die ideeën niet op, vooral als u ze zelf ondersteunt. Jongeren hebben ideologische manipulatie vlug door en gaan al gauw het tegenovergestelde denken. Durf te choqueren en te verrassen. Laat leerlingen debatteren over gevoelige kwesties als migratie en gelijkheid en spoor hen aan om een positie in te nemen die niet de hunne is. Nu en dan ook een stelling die op het randje is. Niet alleen leidt dit tot meer empathie. Het helpt ook om wat leerlingen uiteindelijk de beste oplossing vinden niet als de enig juiste te zien. Kortom, het tegenovergestelde van een enge, beheersbare visie op global citizenship, maar een blik op de wereld zoals hij werkelijk is, complex en dubbelzinnig, ook in ieders eigen straat.


Les vier: stimuleer nieuwe vaardigheden, maar vergeet de oude niet

De laatste jaren willen bewindslieden jongeren STEM-richtingen laten kiezen. Science, technology, engineering, mathematics. De toekomst. Wiskunde en wetenschappen. Dat in die gebieden een mooie carrière uit te bouwen valt, is juist. Fout evenwel is de gedachte dat die mathematische kennis tegelijk een mechanische benadering en evaluatie van de leerstof vereist. Dat ze een homo mathematicus creëert; het leven van een wiskundig geschoolde hoeft geen mathematische dimensies aan te nemen. Behoorlijk spreken en schrijven is ook voor een wiskundige van belang.

Een verstandige leraar heeft aandacht voor wat ongewijzigd blijft. Niet eenvoudig: we worden zodanig met verhalen over de ‘razendsnel evoluerende kennismaatschappij’ om de oren geslagen, dat we beginnen te geloven dat de kennis die we ’s morgens verwerven ’s avonds verouderd is. Alsof het geld is bij hyperinflatie: bij zonsondergang koop je één brood met het geld waarmee je er enkele uren eerder twee kon betalen.

Maar niet alles verandert. Wat altijd blijft is de menselijke behoefte om te blijven communiceren, meer en intenser dan puur praktisch nodig is. E-commerce en buurtwinkels maken op hetzelfde moment furore. Wat contradictorisch lijkt, is in feite gewoon menselijk.

In ieder geval blijven spreken en schrijven essentieel, ook al spelen ze niet in ieders leven een even belangrijke rol. Taal is meer dan een manier om ons denken uit te drukken, ze is een onderdeel van onze gedachten. En dus een deel van ieders menszijn.

Vooruitgang is niet het achterlaten van je verleden, terwijl je een nieuw gewaad aantrekt; STEM en cijfers tegenover taal en woorden. Een kritische leraar laat zich niet vangen door valse dilemma’s. Hij laat zich evenmin meedrijven met de mode als die eigenlijk volgzaamheid is, want, zoals Nicolás Gómez Dávila schreef: “Tegen de stroom oproeien is niet onverstandig als de rivier vloeit in de richting van watervallen.”




Les vijf: stimuleer ongelijkheid

Stimuleer de ongelijkheid tussen uw leerlingen. Ik beoog gelijke kansen, maar niet zo verkrampt dat het overvloeit in inhoudelijke gelijkheid. Die laat ideologie heersen over het belang van de individuele leerling. Zo wil Wallonië alle leerlingen tot hun zestiende exact hetzelfde vakkenpakket voorschotelen. Aanleg voor Latijn of niet, talent voor technologie of heel weinig: iedereen hetzelfde. Waardoor een vorming in wat jongeren echt interesseert verschraalt, en de afkeer voor wat ze tegen heug en meug wordt voorgeschoteld, levenslang blijft duren. Gedwongen Latijn. Verplichte technologische opvoeding voor motorisch gestoorden.

Erken gewoon dat mensen uiteenlopende talenten hebben, het ene is niet beter dan het andere. Vlak ze niet af. Het verschil tussen mensen is de sleutel van hun persoonlijk succes, maar ook van maatschappelijke vooruitgang. Laat jongeren dus hun talent ontplooien en fnuik het niet door hun eenheidsworst te voeren. De wiskundeknobbel heeft niet genoeg aan standaardoefeningen, het schrijftalent niet aan het opstellen van een correcte e-mail. In beide gevallen bot het banale karakter van de gegeven opdrachten hun creativiteit af.

Ongelijkheid is een gegeven. En de motor voor elke dynamiek. Koester haar, daarna blijft er nog meer dan genoeg tijd en ruimte over voor herverdeling, waar elk maatschappelijk debat over gaat - over rechtvaardigheid, klimaat, diversiteit of gelijke kansen. Die herverdeling is pas mogelijk bij de gratie van ongelijke talenten die, zoals dat sloganesk wordt uitgedrukt, ‘het verschil maken’.

Het stimuleren van ongelijkheid is voor een leraar niet altijd simpel. Wie lesgeeft, ontdekt al doende altijd mensen die intelligenter zijn dan hijzelf. Hij moet sterk in zijn schoenen staan om dat aan te kunnen. Slaagt hij daar niet in, dan is ‘gelijkheid’, zonder oog voor iemands specifieke talenten, een gemakkelijke vlucht ook. Bestaat er een mooier, moreler alibi dan gelijke behandeling om de vrees te sublimeren door intelligente en kritische leerlingen te worden overvleugeld?

Toch is ruiterlijk bekennen dat je niet de sterkste bent, wat een leraar onvergetelijk maakt. Ik herinner me mijn onderwijzer uit de vijfde klas die zei: “Van iedereen die hier aanwezig is, weet ik het meest, maar de verstandigste ben ik niet.” Wat was dat slim. We bewonderden hem allemaal, terwijl ieder van ons hoopte dat hij het was die de meester in intelligentie overtrof. Dat was pas een aanmoediging.


Trouw, 08-07-2018 (Rik Torfs)