Brent.C*ulemans
20th May 2018, 16:08
Wanneer Kevin* straks meerderjarig is, denkt hij dat hij zich beter zal kunnen beheersen, want als je achttien bent en steelt of vecht, sturen ze je naar de gevangenis. Dat risico wil hij niet nemen. ‘Tenzij we over een bankoverval spreken. Het is misschien raar om te zeggen, maar als de buit groot genoeg is, zou ik het wel wagen.’
Kevin is een forse zeventienjarige met wie ogenschijnlijk niets mis is, maar zodra je een paar minuten met hem praat, vallen een paar dingen op, zoals een gebrek aan schaamte wanneer hij zegt: ‘Ik gaf die jongen één slag en hij viel bewusteloos neer.’ Of het fatalisme waarmee hij zegt: ‘Als ik iets tof vind, steel ik het, behalve wanneer mijn moeder erbij is. Ik wil niet dat een winkelalarm afgaat waar zij bij is, want ik kan moeilijk weglopen en haar achterlaten.’ Als hij zijn gedrag analyseert, lijkt het of hij iemand napraat.
‘Ik steel niet waar mijn moeder bij is, want ik kan moeilijk weglopen en haar achterlaten als het alarm afgaat’
Hij weet dat zijn moeder het niet graag hoort, maar stelen ziet hij als ‘een illegale job’, waarmee je oud kunt worden. Hij las onlangs een bericht over een vrouw van 91 die veroordeeld is voor fiscale fraude. Hij concludeert daaruit niet dat je op elk moment gepakt kunt worden, wel dat het lang kan duren, ‘als je maar slim bent’. Als hij op televisie een politieachtervolging ziet, identificeert hij zich altijd met de mannen in de vluchtauto. Dat er bij een bankoverval soms gewonden of doden vallen, wuift hij weg. ‘Ik ga niet iemand doodmaken. Een mensenleven gaat boven mijn geld.’ Dat mensen soms trauma’s overhouden aan een overval, daar wil hij niet over nadenken. ‘Anders ga ik het misschien niet doen.’
Kevin heeft uitgesproken ADHD, waardoor hij bijzonder impulsief is, en ODD, een gedragsstoornis die hem agressief en tegendraads maakt. Hij kan geen afspraken nakomen. Als er een andere prikkel komt, vergeet hij ze. Als hij onderweg naar school een sms krijgt van een vriend, vertrekt hij zo naar die vriend. Hij zegt dat hij liever op voorhand zou kunnen nadenken, zoals andere mensen. ‘Ik heb dat vorig jaar een tijdje gehad, maar ik denk dat het weer weg is.’ Zijn moeder: ‘Dat heeft ook maar kort geduurd he?’ Hij: ‘Soms denk jij te veel na.’
Kevin is een van de jongeren voor wie een rechter eerder dit jaar alarm sloeg omdat er geen plaats was in de gemeenschapsinstelling in Everberg, waar minderjarigen geplaatst worden na het plegen van zware feiten. Zodra er plaats was, heeft hij een maand in die instelling doorgebracht. Vandaag woont hij onder huisarrest bij zijn moeder. Hij houdt van zijn familie en is graag bij hen. ‘Maar gelukkig is een groot woord.’
Kinderzitje
Als kind kroop Kevin huilend op een stoel voor de spiegel om te zien hoe hij zich voelde
Tegelijk is Kevin behulpzaam, oprecht en – wellicht door zijn ongeremdheid – soms geweldig grappig. Ondanks zijn stoere verhalen heeft hij volgens zijn moeder een klein hartje en te veel vertrouwen, ook in verkeerde mensen. ‘Een jongen zoals hij had nooit in Everberg moeten terechtkomen. Hij heeft gedaan wat hij gedaan heeft, maar als hij beter begeleid was, was het misschien nooit zover gekomen.’
Dat Kevin een ernstige gedragsstoornis heeft, werd zijn moeder al duidelijk toen hij begon te kruipen. Hij was onvoorspelbaar en overactief, klom uit zijn box en kroop in geen tijd het hele huis door. Als peuter maakte hij zijn kinderzitje los in de auto en probeerde uit het raampje te klimmen. Hij is een tijd naar een gewone kleuterschool gegaan, tot de juf zei dat ze na een hele dag Kevin geen energie meer had voor haar eigen kinderen. Een psychiater stelde hiaten in zijn ontwikkeling vast. Hij kwam in een internaat voor kinderen met een handicap terecht. Zelf herinnert Kevin zich dat hij daar op een stoel kroop om zichzelf in de spiegel te zien huilen. Gevraagd waarom, antwoordt hij: ‘Om te zien hoe ik mij voelde.’ Zijn emotionele ontwikkeling is vandaag vergelijkbaar met die van een kind van vijf. Volgens zijn moeder ziet hij pas dat iemand verdriet heeft, als er tranen bij te pas komen. Als je niet roept, heeft hij niet door dat je kwaad bent.
Gezag heeft Kevin nooit aanvaard. Als iemand ‘nee’ zegt of zijn stem verheft, ontploft hij. Toen hij een klein kind was, werd hij al opstandig als een politieman hem te lang aankeek. Volgens zijn stiefvader kun je dat van een zesjarige nog grappig vinden, maar blijft het dat niet lang. ‘Zolang ze klein zijn, denk je dat het nog wel zal verbeteren’, zegt zijn moeder, maar toen hij als twaalfjarige weer thuis kwam wonen, had ze al snel door dat hij het leven van de rest van het gezin onmogelijk zou maken. Hij sloeg in een vakantiepark een volwassene in het gezicht en werd betrapt op diefstallen. De hulp die hij nodig had, vond ze niet. zorg verwees haar door naar de zorg voor personen met een handicap, waar hij op een wachtlijst terechtkwam. Ze schreef een brief naar Jo Vandeurzen (CD&V), die toen al Vlaams minister van Welzijn en Gezin was. Ze zegt dat ze nooit een antwoord kreeg. De brief leest vandaag als een uitgekomen voorspelling over gaten in de hulpverlening, het risico dat haar zoon in de criminaliteit zou belanden en de ondraaglijke druk op een gezin.
Onbegrip
Het is niet zo dat Kevin geen hulp heeft gekregen. Kevin heeft sinds die brief tientallen hulpverleners gezien. Het kost zijn moeder moeite om in de juiste volgorde op te sommen waar hij allemaal heeft verbleven. De beste herinneringen heeft hij aan een gesloten instelling waar hij een goede band had met de opvoeders. Volgens zijn moeder was er niet één voorziening echt geschikt voor zijn complexe problematiek. ‘In voorzieningen voor kinderen met een handicap schrikken ze voor de feiten die hij heeft gepleegd. De consulent van de jeugdrechtbank heeft dan weer te weinig affiniteit met gedragsstoornissen, waardoor ze eisen stelt waaraan hij nooit zal kunnen voldoen. Soms wou ik dat hij aan één, helder probleem leed, waar een heldere oplossing voor bestond.’
Ze klaagt over onbegrip in haar omgeving. ‘Een schooldirectrice kon niet begrijpen dat ik hem als kleuter op internaat liet gaan. Een leraar vergeleek hem met een slecht afgerichte hond. Een huisarts vertrouwde mij toe dat ik hem moest loslaten, want dat hij toch een vogel voor de kat was. Ik denk dat veel mensen niet weten dat er kinderen zoals Kevin bestaan. Ze wijzen de mensen op hun verantwoordelijkheid, zonder te weten waarover ze spreken.’ Ze worstelt met de vraag wat ze zelf beter had kunnen doen. ‘Je weet dat hij een problematiek heeft. Mensen met veel kennis en ervaring hebben geprobeerd om hem te helpen en het is hen ook niet gelukt. Hoe zou ik het wel kunnen?’
Vrijwillig
Op een paar uitzonderingen na, legt de moeder van Kevin geen schuld bij individuele hulpverleners. ‘Ik zie mensen hun best doen in voorzieningen, maar ik zie ook dat er te weinig geld is om die kinderen een waardig leven te geven. Kinderen worden opgesloten omdat er geen personeel is om ze op een andere manier te kalmeren. De werkdruk is hoog en het werk is zwaar en riskant.’ Ze is er zich van bewust dat er ook voor minister Vandeurzen geen eenvoudige oplossing binnen handbereik ligt. ‘Ook als de budgetten voor Jeugdzorg morgen verdubbeld worden, zal dat voor mijn zoon niet veel verschil meer maken. Maar er zijn er nog veel zoals hij en er zullen er nog veel komen. Om te vermijden dat kinderen die nu jong zijn, straks feiten plegen waardoor ze in Everberg belanden, moeten gedragsstoornissen vroeger gedetecteerd worden en consequent opgevolgd, met aangepaste zorg. Voor hen is het niet te laat.’
Kevin kan vrijwillig in de hulpverlening gaan zodra hij meerderjarig is, maar zijn negatieve ervaringen hebben zich ondertussen zo opgestapeld dat zijn moeder die kans klein acht. ‘Hij denkt dat hij op zijn achttiende verjaardag wakker zal worden met een kop vol verstand en dat alles dan zal lukken. Ik hou mijn hart vast. Het klinkt misschien raar, maar denk soms dat hij geen 21 wordt, dat hij er voor die tijd zelf een einde aan maakt. Ergens zou ik dat kunnen plaatsen. Hij wil zo graag normaal zijn. Ik ben bang voor de dag dat hij ten volle beseft dat hij nooit zal kunnen wat andere mensen kunnen.’ Dat haar zoon op een dag een ander leven zou verwoesten, is een nog grotere angst. ‘Ik weet niet hoe ik daarmee zou kunnen leven.’
Kevin hoopt intussen dat het allemaal wel zal meevallen. Als hij een legale job moet kiezen, wil hij een eigen kledingzaak, waar hij fake merkkledij wil verkopen. Zo denkt hij veel geld te verdienen. ‘Ik wil een dik huis, rustig leven en een mooie vrouw. Als ik dat heb, zal ik tevreden zijn.’
*Kevin is een schuilnaam
De Standaard, 19/05/2018
http://www.standaard.be/cnt/dmf20180518_03520936
Eigen mening:
Ik heb het gevoel dat er nog te veel leerkrachten op de ‘ouderwetse’ manier lesgeven. Hiermee bedoel ik dat veel leerkrachten volgens een leerkrachtgerichte stijl lesgeven; constant doceren, geen leerlingeninitiatief en geen oog hebben voor de situatie waar leerlingen zich in bevinden. Mijn mentoren vroegen tijdens mijn lessen wat ik zoal van vakken had en wat het inhield, ze waren verbaasd wat we allemaal moesten kennen en kunnen. Dit was vroeger helemaal niet. De begeleiding van leerlingen is heel belangrijk in de opleiding en dat kan ik alleen maar beamen. We willen niet dat leerlingen zich slecht en leerlingen met mentale problemen geven we ook een kans in een ‘normale’ school. Deze leerlingen hebben dan vaak bijkomende psychologische hulp, een leerkracht moet met die leerling dan ook kunnen omgaan zoals die psychologen dat doen. En dan kan je je afvragen of leerkracht een zwaar beroep wordt in de toekomst doordat we alsmaar meer leerlingen in alle toestanden proberen toe te laten in de school. Meestal hebben ze dan toch meer aandacht nodig en lukt het niet, maar er zijn zeker gevallen waarbij het een succes wordt. Maar om het tot een succes te laten komen, moeten de leerkrachten capabel zijn om deze leerlingen op te vangen. En ik weet niet of dit mogelijk is.
Kevin is een forse zeventienjarige met wie ogenschijnlijk niets mis is, maar zodra je een paar minuten met hem praat, vallen een paar dingen op, zoals een gebrek aan schaamte wanneer hij zegt: ‘Ik gaf die jongen één slag en hij viel bewusteloos neer.’ Of het fatalisme waarmee hij zegt: ‘Als ik iets tof vind, steel ik het, behalve wanneer mijn moeder erbij is. Ik wil niet dat een winkelalarm afgaat waar zij bij is, want ik kan moeilijk weglopen en haar achterlaten.’ Als hij zijn gedrag analyseert, lijkt het of hij iemand napraat.
‘Ik steel niet waar mijn moeder bij is, want ik kan moeilijk weglopen en haar achterlaten als het alarm afgaat’
Hij weet dat zijn moeder het niet graag hoort, maar stelen ziet hij als ‘een illegale job’, waarmee je oud kunt worden. Hij las onlangs een bericht over een vrouw van 91 die veroordeeld is voor fiscale fraude. Hij concludeert daaruit niet dat je op elk moment gepakt kunt worden, wel dat het lang kan duren, ‘als je maar slim bent’. Als hij op televisie een politieachtervolging ziet, identificeert hij zich altijd met de mannen in de vluchtauto. Dat er bij een bankoverval soms gewonden of doden vallen, wuift hij weg. ‘Ik ga niet iemand doodmaken. Een mensenleven gaat boven mijn geld.’ Dat mensen soms trauma’s overhouden aan een overval, daar wil hij niet over nadenken. ‘Anders ga ik het misschien niet doen.’
Kevin heeft uitgesproken ADHD, waardoor hij bijzonder impulsief is, en ODD, een gedragsstoornis die hem agressief en tegendraads maakt. Hij kan geen afspraken nakomen. Als er een andere prikkel komt, vergeet hij ze. Als hij onderweg naar school een sms krijgt van een vriend, vertrekt hij zo naar die vriend. Hij zegt dat hij liever op voorhand zou kunnen nadenken, zoals andere mensen. ‘Ik heb dat vorig jaar een tijdje gehad, maar ik denk dat het weer weg is.’ Zijn moeder: ‘Dat heeft ook maar kort geduurd he?’ Hij: ‘Soms denk jij te veel na.’
Kevin is een van de jongeren voor wie een rechter eerder dit jaar alarm sloeg omdat er geen plaats was in de gemeenschapsinstelling in Everberg, waar minderjarigen geplaatst worden na het plegen van zware feiten. Zodra er plaats was, heeft hij een maand in die instelling doorgebracht. Vandaag woont hij onder huisarrest bij zijn moeder. Hij houdt van zijn familie en is graag bij hen. ‘Maar gelukkig is een groot woord.’
Kinderzitje
Als kind kroop Kevin huilend op een stoel voor de spiegel om te zien hoe hij zich voelde
Tegelijk is Kevin behulpzaam, oprecht en – wellicht door zijn ongeremdheid – soms geweldig grappig. Ondanks zijn stoere verhalen heeft hij volgens zijn moeder een klein hartje en te veel vertrouwen, ook in verkeerde mensen. ‘Een jongen zoals hij had nooit in Everberg moeten terechtkomen. Hij heeft gedaan wat hij gedaan heeft, maar als hij beter begeleid was, was het misschien nooit zover gekomen.’
Dat Kevin een ernstige gedragsstoornis heeft, werd zijn moeder al duidelijk toen hij begon te kruipen. Hij was onvoorspelbaar en overactief, klom uit zijn box en kroop in geen tijd het hele huis door. Als peuter maakte hij zijn kinderzitje los in de auto en probeerde uit het raampje te klimmen. Hij is een tijd naar een gewone kleuterschool gegaan, tot de juf zei dat ze na een hele dag Kevin geen energie meer had voor haar eigen kinderen. Een psychiater stelde hiaten in zijn ontwikkeling vast. Hij kwam in een internaat voor kinderen met een handicap terecht. Zelf herinnert Kevin zich dat hij daar op een stoel kroop om zichzelf in de spiegel te zien huilen. Gevraagd waarom, antwoordt hij: ‘Om te zien hoe ik mij voelde.’ Zijn emotionele ontwikkeling is vandaag vergelijkbaar met die van een kind van vijf. Volgens zijn moeder ziet hij pas dat iemand verdriet heeft, als er tranen bij te pas komen. Als je niet roept, heeft hij niet door dat je kwaad bent.
Gezag heeft Kevin nooit aanvaard. Als iemand ‘nee’ zegt of zijn stem verheft, ontploft hij. Toen hij een klein kind was, werd hij al opstandig als een politieman hem te lang aankeek. Volgens zijn stiefvader kun je dat van een zesjarige nog grappig vinden, maar blijft het dat niet lang. ‘Zolang ze klein zijn, denk je dat het nog wel zal verbeteren’, zegt zijn moeder, maar toen hij als twaalfjarige weer thuis kwam wonen, had ze al snel door dat hij het leven van de rest van het gezin onmogelijk zou maken. Hij sloeg in een vakantiepark een volwassene in het gezicht en werd betrapt op diefstallen. De hulp die hij nodig had, vond ze niet. zorg verwees haar door naar de zorg voor personen met een handicap, waar hij op een wachtlijst terechtkwam. Ze schreef een brief naar Jo Vandeurzen (CD&V), die toen al Vlaams minister van Welzijn en Gezin was. Ze zegt dat ze nooit een antwoord kreeg. De brief leest vandaag als een uitgekomen voorspelling over gaten in de hulpverlening, het risico dat haar zoon in de criminaliteit zou belanden en de ondraaglijke druk op een gezin.
Onbegrip
Het is niet zo dat Kevin geen hulp heeft gekregen. Kevin heeft sinds die brief tientallen hulpverleners gezien. Het kost zijn moeder moeite om in de juiste volgorde op te sommen waar hij allemaal heeft verbleven. De beste herinneringen heeft hij aan een gesloten instelling waar hij een goede band had met de opvoeders. Volgens zijn moeder was er niet één voorziening echt geschikt voor zijn complexe problematiek. ‘In voorzieningen voor kinderen met een handicap schrikken ze voor de feiten die hij heeft gepleegd. De consulent van de jeugdrechtbank heeft dan weer te weinig affiniteit met gedragsstoornissen, waardoor ze eisen stelt waaraan hij nooit zal kunnen voldoen. Soms wou ik dat hij aan één, helder probleem leed, waar een heldere oplossing voor bestond.’
Ze klaagt over onbegrip in haar omgeving. ‘Een schooldirectrice kon niet begrijpen dat ik hem als kleuter op internaat liet gaan. Een leraar vergeleek hem met een slecht afgerichte hond. Een huisarts vertrouwde mij toe dat ik hem moest loslaten, want dat hij toch een vogel voor de kat was. Ik denk dat veel mensen niet weten dat er kinderen zoals Kevin bestaan. Ze wijzen de mensen op hun verantwoordelijkheid, zonder te weten waarover ze spreken.’ Ze worstelt met de vraag wat ze zelf beter had kunnen doen. ‘Je weet dat hij een problematiek heeft. Mensen met veel kennis en ervaring hebben geprobeerd om hem te helpen en het is hen ook niet gelukt. Hoe zou ik het wel kunnen?’
Vrijwillig
Op een paar uitzonderingen na, legt de moeder van Kevin geen schuld bij individuele hulpverleners. ‘Ik zie mensen hun best doen in voorzieningen, maar ik zie ook dat er te weinig geld is om die kinderen een waardig leven te geven. Kinderen worden opgesloten omdat er geen personeel is om ze op een andere manier te kalmeren. De werkdruk is hoog en het werk is zwaar en riskant.’ Ze is er zich van bewust dat er ook voor minister Vandeurzen geen eenvoudige oplossing binnen handbereik ligt. ‘Ook als de budgetten voor Jeugdzorg morgen verdubbeld worden, zal dat voor mijn zoon niet veel verschil meer maken. Maar er zijn er nog veel zoals hij en er zullen er nog veel komen. Om te vermijden dat kinderen die nu jong zijn, straks feiten plegen waardoor ze in Everberg belanden, moeten gedragsstoornissen vroeger gedetecteerd worden en consequent opgevolgd, met aangepaste zorg. Voor hen is het niet te laat.’
Kevin kan vrijwillig in de hulpverlening gaan zodra hij meerderjarig is, maar zijn negatieve ervaringen hebben zich ondertussen zo opgestapeld dat zijn moeder die kans klein acht. ‘Hij denkt dat hij op zijn achttiende verjaardag wakker zal worden met een kop vol verstand en dat alles dan zal lukken. Ik hou mijn hart vast. Het klinkt misschien raar, maar denk soms dat hij geen 21 wordt, dat hij er voor die tijd zelf een einde aan maakt. Ergens zou ik dat kunnen plaatsen. Hij wil zo graag normaal zijn. Ik ben bang voor de dag dat hij ten volle beseft dat hij nooit zal kunnen wat andere mensen kunnen.’ Dat haar zoon op een dag een ander leven zou verwoesten, is een nog grotere angst. ‘Ik weet niet hoe ik daarmee zou kunnen leven.’
Kevin hoopt intussen dat het allemaal wel zal meevallen. Als hij een legale job moet kiezen, wil hij een eigen kledingzaak, waar hij fake merkkledij wil verkopen. Zo denkt hij veel geld te verdienen. ‘Ik wil een dik huis, rustig leven en een mooie vrouw. Als ik dat heb, zal ik tevreden zijn.’
*Kevin is een schuilnaam
De Standaard, 19/05/2018
http://www.standaard.be/cnt/dmf20180518_03520936
Eigen mening:
Ik heb het gevoel dat er nog te veel leerkrachten op de ‘ouderwetse’ manier lesgeven. Hiermee bedoel ik dat veel leerkrachten volgens een leerkrachtgerichte stijl lesgeven; constant doceren, geen leerlingeninitiatief en geen oog hebben voor de situatie waar leerlingen zich in bevinden. Mijn mentoren vroegen tijdens mijn lessen wat ik zoal van vakken had en wat het inhield, ze waren verbaasd wat we allemaal moesten kennen en kunnen. Dit was vroeger helemaal niet. De begeleiding van leerlingen is heel belangrijk in de opleiding en dat kan ik alleen maar beamen. We willen niet dat leerlingen zich slecht en leerlingen met mentale problemen geven we ook een kans in een ‘normale’ school. Deze leerlingen hebben dan vaak bijkomende psychologische hulp, een leerkracht moet met die leerling dan ook kunnen omgaan zoals die psychologen dat doen. En dan kan je je afvragen of leerkracht een zwaar beroep wordt in de toekomst doordat we alsmaar meer leerlingen in alle toestanden proberen toe te laten in de school. Meestal hebben ze dan toch meer aandacht nodig en lukt het niet, maar er zijn zeker gevallen waarbij het een succes wordt. Maar om het tot een succes te laten komen, moeten de leerkrachten capabel zijn om deze leerlingen op te vangen. En ik weet niet of dit mogelijk is.