PDA

Bekijk de volledige versie : Kampioen van de Gatsby-curve


bijlinda
13th May 2018, 04:05
Kampioen van de Gatsby-curve


In het bieden van kansen aan kinderen van minder bevoorrechte ouders doen weinig landen het beter dan België.


Voor Elio Di Rupo, de zoon van straatarme Italiaanse immigranten van wie er één overleed toen hij nog een baby was, lag de weg naar maatschappelijk succes niet direct wijd open. Dat hij toch premier van het land is geworden, bewijst dat kinderen in de Belgische samenleving veel kansen krijgen om het beter te doen dan hun ouders. Ook als hun afkomst weinig bevoorrecht is. Wetenschappers zeggen dan dat de intergenerationele mobiliteit groot is.

België scoort op dat vlak erg goed, blijkt uit een deze week verschenen studie van de Wereldbank met als titel Fair Progress. Samen met Denemarken, Finland en Noorwegen hoort België tot de landen met de grootste intergenerationele mobiliteit ter wereld. Deze landen nemen een plaats in aan het verre uiteinde van de zogenaamde Great Gatsby-curve. Die is genoemd naar de roman van F. Scott Fitzgerald over de decadente erfgenaam van een groot familiefortuin.

De Wereldbank stelt vast dat er wereldwijd grote verschillen zijn, en dat het vooral in ontwikkelingslanden erg moeilijk is om je te ontworstelen aan je afkomst. Om het aanschouwelijk te maken, haalt de bank in de studie twee vaders aan, van wie de een dubbel zoveel verdient als de ander. In landen als Ecuador en Oeganda staat het statistisch vrijwel vast dat ook de zoon van de rijke vader dubbel zoveel zal verdienen als de zoon van de arme vader. In Brazilië, India of Zuid-Afrika zal de zoon uit het rijke gezin gemiddeld 60 tot 70 procent meer verdienen. In de VS, China of Spanje is dat 40 tot 50 procent, en in Scandinavië of België 20 procent. Hoeveel je verdient, wordt in ons land dus maar in heel beperkte mate bepaald door hoeveel je ouders verdienen.

Onderwijskansen spelen een cruciale rol in de intergenerationele mobiliteit. In de ontwikkelde landen heeft 57 procent van de generatie die in de jaren 80 werd geboren, een hoger diploma dan hun ouders. In de ontwikkelingslanden is dat 47 procent, een cijfer dat al twintig jaar niet meer stijgt. Maar daarachter gaan grote verschillen schuil: in sommige Afrikaanse landen is het maar 12 procent, in sommige Aziatische landen wel 80 procent.


American Dream

Behalve onderwijs speelt ook de inkomensongelijkheid een grote rol. In landen met grote inkomensverschillen is het voor de tweede generatie moeilijker om hogerop te raken dan in meer egalitaire samenlevingen. Ook op dat vlak scoort België goed. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de VS, waar de toename van de ongelijkheid een afname van de opwaartse mobiliteit heeft veroorzaakt. Het realiseren van de American Dream is daarom nu moeilijker dan een halve eeuw geleden.

De Wereldbank zegt in het rapport dat het creëren van gelijke kansen voor een samenleving misschien nog wel belangrijker is dan het creëren van gelijkheid tout court. Een relatief ongelijke samenleving waarin het makkelijker is om je op te werken, is te verkiezen boven een tamelijk egalitaire samenleving waarin de (weliswaar geringere) verschillen onveranderlijk zijn ingebed in de structuur van de maatschappij. ‘Een samenleving waarin de kansen structureel ongelijk zijn verdeeld, kan ertoe leiden dat de bevolking de maatschappij niet langer als fair beoordeelt, en haar vertrouwen erin verliest. Dat kan de groei en de sociale stabiliteit aantasten.’ Soms kan wat meer ongelijkheid zelfs te verkiezen zijn, als dat de prijs is die betaald moet worden voor een beleid dat de bevolking op lange termijn een perspectief biedt op lotsverbetering.

Om een beleid van gelijke kansen te realiseren, geeft de Wereldbank wat tips. Het begint al in de baarmoeder. Moeders die ziek zijn of honger lijden, kunnen hun kinderen niet de gewenste zorg geven. Gelijke toegang tot onderwijs is ook belangrijk: het heeft geen zin om te investeren in de pure kwaliteit van het onderwijs, als niet iedereen toegang heeft tot de scholen. Ook het arbeidsbeleid speelt een rol: de toegang tot het onderwijs verbeteren is niet zinvol als daarna de poort tot de arbeidsmarkt afgesloten blijft. Ten slotte is ook het sociale beleid belangrijk, bijvoorbeeld in de vorm van studiebeurzen en armoedebestrijding.


DS, 12-05-2018 (Ruben Mooijman)