PDA

Bekijk de volledige versie : ‘Sommige jongeren zijn niet te behandelen’


bijlinda
12th May 2018, 15:09
‘Sommige jongeren zijn niet te behandelen’


Wat doe je met een minderjarige die aankondigt dat hij zijn jeugdrechter wil omverrijden met een auto? Zulke problemen hebben forensisch kinderpsychiater Bie Tremmery tien jaar lang beziggehouden.


Psychiater Bie Tremmery kijkt uit over haar grote tuin aan de rand van Gent. De geur van gemaaid gras stijgt op in de warmte van een vroege zomerdag in mei. Ze zegt: ‘Dit is ook een reden waarom ik het gedaan heb.’ Tremmery heeft begin dit jaar een einde gemaakt aan haar carričre in de forensische jeugdpsychiatrie, het vakgebied waar ze geldt als een expert. Ze leidde een centrum voor forensische jeugdpsychiatrie in Kortenberg, doceerde aan de KULeuven en werkte in de gemeenschapsinstelling van Everberg, voor jongeren die zware feiten hebben gepleegd. Dat alles ruilde ze in voor een privépraktijk thuis. De beslissing kreeg vaste vorm toen haar dochter, vier jaar geleden, leukemie kreeg. Een kind met een levensbedreigende ziekte gooit prioriteiten om. ‘Ik heb mijn werk heel graag gedaan, maar ik wil niet meer twaalf uur per dag van huis zijn.’

Bovendien leidde de kankerbehandeling van haar dochter tot een pijnlijk inzicht. ‘Bent u ooit op de afdeling intensieve zorgen geweest van het UZ Gent? Nieuw gebouw, de laatste technologie, vergelijk dat eens met de psychiatrie. In de forensische kinderpsychiatrie worden projecten begonnen zonder dat er middelen voor infrastructuur zijn. We werken in gerenoveerde gebouwen, in omstandigheden waarvan je chronisch denkt: we kunnen beter.’


Waarom denkt u dat er meer geďnvesteerd wordt in oncologie dan in psychiatrie?

‘Een somatische ziekte overkomt je. Een psychische ziekte lijkt je eigen schuld te zijn. Dat is hoe de maatschappij nog altijd denkt. Ik denk dat het ook ligt aan de geneesbaarheid. We weten precies wat we moeten doen om diabetes te behandelen, zodat diabetici perfect aan het werk kunnen blijven. De psychiatrie levert veel minder duidelijke resultaten op. We kennen onze risicofactoren. Voor groepen kunnen we de resultaten van een behandeling vrij goed voorspellen. Maar als u morgen behandeld wordt voor depressie, kan ik niet voorspellen wanneer u weer aan het werk bent. Mensen vinden dat lastig. We geloven te veel in de maakbare mens. We erkennen de complexiteit niet van mentale problemen, ontstaan door aanleg en omgeving.’


Gelooft u dan niet in de maakbaarheid van de mens?

‘Ik geloof in de verandering van de mens. Een psychiater kan een pathologie behandelen. Daarin maken we vooruitgang. Ik kan uw depressie behandelen, maar omdat ik uw hele leven niet kan veranderen, kan ik niet garanderen dat ze nooit terugkomt.’


Is dat niet precies wat een oncoloog zou zeggen?

‘Het verschil is dat u dat van uw oncoloog aanvaardt. Op sommige afdelingen oncologie overleeft maar 15 procent van de patiënten. Door sommige kankerbehandelingen dalen je verstandelijke mogelijkheden. Mensen accepteren dat. In de psychiatrie concluderen ze veel sneller dat een aanpak niet werkt, of dat de bijwerkingen onaanvaardbaar zijn.’


U neemt afscheid van de forensische jeugdpsychiatrie op een moment dat gewelddadige jongeren geregeld het nieuws halen. Is dat een groeiend probleem?

‘De jeugdcriminaliteit neemt af. Neemt de agressie toe? Ik denk dat er een subgroep is die we heel moeilijk onder controle krijgen en die opvallende feiten pleegt. Denk aan die meisjesbende uit Brugge die vorige zomer plots opdook. In doorsneescholen denk ik niet dat er meer incidenten zijn. Als academicus moet je dus antwoorden: we weten het niet, want we registreren geen toenemende agressie. Ik denk wel dat de machteloosheid tegenover agressie toeneemt.’


Waar komt die machteloosheid vandaan?

‘We willen vooral begrijpen en ondersteunen, en dat is goed, maar niet voldoende. De harde hand, zoals ze vroeger gehanteerd werd, was niet ideaal, maar je kunt niet opvoeden zonder te corrigeren. In consultatiegesprekken ontmoet ik wanhopige ouders die denken dat ze hun kind niet meer mogen straffen. Mensen zijn bang om fout gedrag te benoemen en stop te zetten.’


Hoe kun je een kind corrigeren zonder macht te gebruiken?

‘Bijvoorbeeld door een kind naar zijn kamer te sturen. In de vroege ontwikkeling leer je je kind hoe het zijn impulsen moet beheersen. Ik weet niet of we dat nog voldoende doen. Veel ouders weten niet hoe ze hun kind van zijn tablet moeten halen. Door tablets en smartphones worden kinderen omringd door prikkels, die zelfs volwassenen moeilijk weerstaan.’

‘Gisteren sprak ik een jongen die al een resem feiten heeft gepleegd. Ik vroeg hem wat hij leuk vindt. Hij zei: spelen op de iPad, want daar win ik altijd. Kinderen vermijden de frustraties van de echte wereld en zonderen zich af in een wereld waar ze voortdurend beloond worden, waar niks saai is en waar je dus ook niks zelf hoeft te bedenken.’

‘Tablets en smartphones hebben een impact op hoe onze hersenen werken. Zo snel is verandering nog nooit gegaan. Waar het naartoe gaat, weten we niet. Kinderzenders zenden de hele dag uit. Kinderen hebben het zo comfortabel dat ze niet meer met frustratie kunnen omgaan. Als ouder is het moeilijk om tussen je kind en dat comfort in te gaan staan.’


Zien we een toename van psychische problemen?

‘Het is moeilijk daar een wetenschappelijk standpunt over in te nemen. We zien dat er vandaag meer autisme is dan vroeger, maar dat kan net zo goed komen door betere diagnoses. Er is vandaag meer aandacht voor mentale gezondheid. Tegelijk is het moeilijk trends te zien in de hele maatschappij, omdat die zo sterk geďndividualiseerd is. Zo krijg je subgroepen met problemen die tegen de trends ingaan.’


Bij welke subgroep neemt het jongerengeweld toe?

‘Dat is moeilijk te benoemen. Als forensisch kinderpsychiater in Everberg zie je ouders uit alle rangen van de maatschappij. Ze zijn een subgroep door het probleem waarmee ze geconfronteerd worden. Wie komt er in contact met een jonge veelpleger? Er bestaan jongeren die op hun tien jaar hun eerste diefstallen plegen en daarna nauwelijks nog te stoppen zijn. Op hun veertien plegen ze gewelddadige overvallen zonder enige empathie of wroeging. Ik sprak onlangs met een jongen die zei dat hij het recht had misdrijven te plegen, want hij was ooit door de jeugdrechter naar een instelling gestuurd om iets wat hij niet had gedaan. Als hij die jeugdrechter ooit tegenkomt, heeft hij mij beloofd, rijdt hij ze omver met de auto. Je moet zo’n jongen spreken om het probleem te begrijpen.’


Wat begrijpen mensen daar niet aan?

‘Mensen zien hen te vaak als jongeren die geen kansen gekregen hebben en die wel op het rechte pad zullen komen als je ze die kansen alsnog geeft. Natuurlijk moet je ze kansen geven, maar daarmee is het niet opgelost en daarmee is de maatschappij nog niet beschermd. De schade die zo’n jongen aanricht, is immens.’


Zijn sommige probleemjongeren onbehandelbaar?

‘Door de stand van de wetenschap zijn sommige probleemjongeren onbehandelbaar. Er zijn er die door biologische oorzaken met ernstige problemen zitten die we vandaag niet kunnen genezen. Een psychiatrische behandeling kan ook niet slagen als een jongere niet geholpen wil worden. Ik zie dat niet gauw veranderen.’


Als je jongeren als onbehandelbaar beschouwt, wat is dan het alternatief – opsluiten?

‘Iemand opsluiten in een hok, dat werkt niet, niet bij jongeren en niet bij volwassenen. De wetenschap staat vandaag ook niet toe om een onderscheid te maken tussen wie je dan wel zou opsluiten, en wie niet. We weten gewoon niet wie onbehandelbaar is. Jongeren zijn veranderlijk. Omdat we weten dat hun hersenen nog in ontwikkeling zijn, moeten we blijven investeren in de opvoeding.’

‘We zullen een chronisch zorgmodel moeten ontwikkelen. We weten dat een antisociale gedragsstoornis soms spontaan verdwijnt en dat de kans daarop groter wordt als je risicofactoren wegneemt, bijvoorbeeld door de sociale omgeving te veranderen. Bij volwassenen zien we resultaten bij forensische trajecten die soms vier of vijf jaar duren. Als we dat bij jongeren willen doen, moeten we als maatschappij aanvaarden dat we voor zo’n lange periode met jongeren gaan werken. Dat doen we nu niet. Jeugdzorg werkt op korte termijn en neemt de problemen van gezinnen vaak pas over als het al te laat is.’


Hoe vroeg kun je ingrijpen?

‘Bij sommige kinderen zie je op 17 maanden al een agressieprobleem dat zich doortrekt tot in de adolescentie, dat blijkt uit onderzoek van de Canadese psychiater Richard Tremblay. De crčche kan al melden dat er een probleem is met een kind. Gynaecologen kunnen letten op prenatale risicofactoren. Dat besef groeit.’


Kan een overheid ingrijpen in de opvoeding van een kind waarmee nog niets is misgelopen?

‘Dat is een belangrijke ethische discussie. Elke euro die je investeert voor de leeftijd van vijf jaar, brengt een veelvoud op in schadebeperking. Na vijf jaar krijg je er nog hooguit een deel van terug. Als we volop zouden inzetten op preventie, zouden we nog altijd adolescente veelplegers hebben, maar het zouden er minder zijn.’


Zijn er voldoende wettelijke middelen om met jonge veelplegers om te gaan?

‘De wet hoeft niet strenger te worden. Jeugdrechters kunnen heel veel maatregelen opleggen. Het probleem is dat er te weinig plaatsen zijn. Voor veel jongeren weten we wat ideaal zou zijn. In Everberg hebben we het vaak gezegd: wat deze jongere nodig heeft, is exact die combinatie van behandelingen. Maar het is er niet. Adequate zorg voor dergelijke jongeren kost heel veel geld en blijkbaar is er geen maatschappelijk draagvlak om die investering te doen.’


Wat zijn de goede redenen om die investering te doen?

‘Er is een ethische reden: dat je ernaar streeft om iedereen een goed en waardig leven te geven. Dat is waarom ik dit werk ben beginnen te doen. Die jongeren blijven voor een belangrijk deel slachtoffer van hun biologie en hun omgeving. Hoeveel geld dat mag kosten, is een lastige discussie. Wat we doen is ontoereikend, maar er zijn veel landen die minder doen. Een Amerikaan die komt kijken in onze forensische kinderpsychiatrie, kijkt zijn ogen uit. Zij sluiten jongeren voor eeuwig op in de gevangenis. Nog geen twintig jaar geleden werden er zelfs minderjarigen geëxecuteerd. Je kunt doen wat het publieke draagvlak toelaat.’


Waarom denkt u dat die investering niet gebeurt?

‘Misschien omdat andere beleidsopties aantrekkelijker zijn? De verhalen van slachtoffers van minderjarige veelplegers zijn verschrikkelijk, maar al bij al zijn ze een kleine groep, net als de ouders van de daders. Je kunt als beleidsvoerder veel meer burgers blij maken met een belastingvermindering, of een investering in openbaar vervoer. Heel grote groepen in de maatschappij komen nooit met agressie in aanraking. Mijn moeder is halfweg de zeventig. Ik denk dat het al heel lang geleden is dat ze agressie heeft gezien.’


Ligt het er ook niet aan dat veel van die kinderen geen ouders hebben om voor hen op te komen?

‘Dat speelt zeker mee. Kinderen die bij hun ouders weggehaald zijn, staan heel zwak om te krijgen wat ze nodig hebben. Er zijn instellingskinderen die in drie jaar zes keer verhuizen en zes keer veranderen van opvoedingsmethode. Dat is nefast. Veel mensen realiseren zich ook niet hoe beperkt hun leefbudget is. Als we met onze gasten uit de forensische psychiatrie een weekend naar zee gingen, was er geen budget voor zonnecrčme. Ik herinner mij een meisje, slachtoffer van een pooier, licht mentaal gehandicapt en zwaar bijziend. Ze had haar bril weggegooid omdat ze zichzelf mooier vond zonder. De jeugdrechtbank oordeelde dat ze geen nieuwe kreeg en zij heeft maanden bijna niks gezien.’

‘Natuurlijk moet je zuinig met middelen omgaan, maar de gevolgen zijn schrijnend. Er zijn weinig mensen die nog empathie hebben voor zo’n kind, omdat haar situatie te ver van hun eigen leefwereld staat of omdat ze niet op de hoogte zijn. Na de oorlog wist iedereen wat weeskinderen waren, omdat er veel waren. Vandaag denken mensen dat ze al genoeg doen, want “als iedereen voor zijn eigen nest zorgt, is er geen probleem”. Kinderen in de jeugdzorg zijn een duur probleem, waar steeds minder mensen wakker van liggen. De kansen op succes zijn bovendien klein. Dat is geen rooskleurig uitgangspunt.’


U bent psychiater geworden om mensen een beter leven te geven. Kunt u in een privépraktijk evenveel betekenen als in de forensische psychiatrie?

‘Ik heb voor mezelf gekozen. Het is heel lastig werken in de forensische psychiatrie. Ik heb daar jaren heel hard mijn best gedaan. Toen mijn dochter ziek werd, heb ik ingezien dat ik dat niet meer kan. In het academische milieu gaat het er soms hard aan toe. Ik kan die vechtlust niet meer opbrengen. Ik wil opnieuw reguliere psychiatrie doen, omdat het mij een comfortabeler leven geeft. Ik hoef geen ideologische discussies meer te voeren en ik riskeer niet langer een klacht bij de Liga voor de Rechten van de Mens omdat er een te hoog hek rond mijn voorziening zou staan. Je wordt aangevallen, niet omdat je iets verkeerd doet, maar omdat het niet strookt met iemands visie. Dat kon ik er niet meer bijnemen.’


DS, 12-05-2018 (Wouter Woussen)