PDA

Bekijk de volledige versie : Eigen (Oostenrijks) volk eerst?


Barst
7th March 2006, 01:46
’De Heimat moet onze Heimat blijven’


Oostenrijk zet zich te kijk door de ’belachelijke’ plaatsnaambordenstrijd in Karinthië, zeggen veel Oostenrijkers. Maar ter plekke nemen de bewoners de zaak wel degelijk serieus.


Pal voor Penk/Klopce met dingetje op c, een gehucht onder de rook van de Karinthische hoofdstad Klagenfurt, staat een tweetalig bord, gesierd met de Sloveense vlag. „Dat is een privé-bordje, op particuliere grond”, zegt Lorenz Anwander (1949), een besnorde, Duitssprekende dorpsbewoner. Hij staat op het minuscule dorpsplein te praten met een voorbijganger. „Er woont hier maar één Sloveense familie. Moeilijkheden hebben we niet, al ergeren sommigen zich aan dat bordje.”

Anwander knikt richting het het zuiden, waar het bergmassief de Karawanken oprijst, aan de andere kant van de rivier Drau. „Dáár is het slecht. Dáár maken ze de problemen.” Zijn vinger priemt naar Zuid- Karinthië.

Daar woont het grootste deel van de Sloveense minderheid in de deelstaat, en woedt de strijd om de plaatsnaamborden, de Ortstafeln, het hevigst. In dit grensgebied heerst de ’oerangst’ voor de Sloveen, uit de tijd dat deze zich aan de zijde van de partizanen van Tito schaarde tegen de nationaal-socialisten, en volgens sommigen van nog eerder. Het zijn emoties bij de Duitssprekende inwoners van Karinthië waar gouverneur Jörg Haider wel raad mee weet. Wekelijks haalt hij de media met weer een kernachtige uitspraak over de borden, die volgens de wet tweetalig moeten zijn als er in de betreffende plaats meer dan 10 procent Slovenen wonen. Met het verzet tegen dit symbool voor tweetaligheid doet Haider niets nieuws: in de jaren zeventig woedde er al een Ortstafelsturm. Zijn voorgangers hielden zich om de lieve vrede evenmin aan de wet. De plaatselijke afdelingen van de Freiheitspartei FPÖ en veel nationalistisch gestemde, Duitstalige Karinthiërs herkennen zich in Haiders verzet.

Andere Oostenrijkers kijken beschaamd naar de grond als de plaatsnaamkwestie aan de orde komt. „Europa eindigt in Karinthië”, schreef dagblad Der Standard. Ter plekke ligt de zaak echter wel degelijk gevoelig.

In het lieflijke stadje Bleiburg, voorbij bevroren meren, uitgestrekte witte velden en sprookjesachtige bossen en gelegen op enkele kilometers van de Sloveense grens lopen de emoties hoog op. Vaste klanten Johann Lerchbaumer (1958) en voormalig sportwinkeleigenaar Franz (‘achternaam hoeft niet’) twisten in Konditorei Mikic over het exacte quotum voor tweetalige borden. Lerchbaumer wil er nul. „Als ze hier in Bleiburg toegeven komen die dingen overal, en dan komen er nog meer Slovenen”, zegt hij boven zijn bier. Hij is vol lof over Haiders vastbeslotenheid. „Als het de Slovenen hier niet bevalt moeten ze maar opdonderen. De Heimat moet Heimat blijven.”

Hoe heten die Haider-aanhangers in Bleiburg, wil Angelike Igerc (24) weten. De verpleegster woont in Globasnico/Globasnitz (mét tweetalig bordje), vlakbij Bleiburg. „Iedereen kent iedereen daar”, zegt ze grimmig. Al hebben zij en collega Martina Hutter (29) een bijna uitsluitend Sloveense vriendenkring. Sloveens is wat zij praten, zingen en dansen, waarin zij zijn opgegroeid, en waarmee zij hun kinderen opvoeden, zegt Igerc. „Mijn zoon van twee praat nooit Duits. Hij leert dat straks wel, op school.”

Voor haar en Hutter is de Sloveense cultuur springlevend, niet alleen op de volksdanscursus. Dat geldt niet voor veel andere Sloveense Karinthiërs, zegt Hutter. „Vooral de ouderen zijn het ontwend om de taal te spreken, vroeger kreeg je onmiddellijk opmerkingen.” In hun besloten omgeving hebben ze weinig last van de anti-Sloveense gevoelens in zuid-Karinthië. De bordjesdiscussie vindt ze belachelijk, zegt Hutter boven haar rechthoekige brilletje. Liefst zag zij dat de Sloveense organisaties, nu hopeloos verdeeld samen de kwestie oplossen. „Maar zet tien Slovenen bij elkaar en je hebt tien meningen.”


’Dit is niet meer uit te leggen en is slecht voor Karinthië’

Josef Feldner van de Heimatdienst: „Dit valt niet meer uit te leggen. Het internationaal aanzien van Karinthië is in het geding.” Het is een opmerkelijke uitspraak voor de voorzitter van een organisatie die de Duitstalige traditie voorstaat en desnoods bevocht. Bezorgd om de goede naam van Karinthië en misschien nog wel meer om het dalend aantal eigen leden zoekt Feldner nu het compromis: tweetalige bordjes en vreedzaam samenleven met Slovenen moeten kunnen. „We waren altijd al vreedzaam gestemd, maar men geloofde dat niet.”

Vorig jaar sloot hij toch echt een ’historisch compromis’ met een Sloveense organisatie over de borden, ook op dringend verzoek van kanselier Schüssel, die als voorzitter van de EU beseft dat de lokale minderhedenpolitiek geen goede indruk maakt in Europa.


Trouw, 07-03-2006