Barst
5th November 2017, 04:42
Eens jihadi, altijd jihadi?
Eens jihadi, altijd jihadi? Er wacht ons land een ongeziene uitdaging. Honderden teruggekeerde of vrijgelaten Syriëstrijders zullen straks een plek moeten krijgen in de maatschappij.
De 19-jarige Omar kwam als minderjarige al in het vizier van de veiligheidsdiensten wegens IS-sympathieën. Na een vertrekpoging naar Syrië in december 2015 werd hij opgesloten. Een klein halfjaar later werd de rest van zijn ‘groepering’ opgepakt. Volgens de speurders beraamden de jonge extremisten een aanslag op het Centraal Station van Antwerpen en ook op Vlaams Belang-kopstuk Filip Dewinter. Omar werd gezien als de leider van de ‘tienerterroristen’, zoals ze in de pers werden genoemd. De hele groep is intussen vrij onder voorwaarden.
De avond waarop hij besloot om zich bij IS aan te sluiten, voelde hij zich de gelukkigste mens op aarde. Op de luchthaven kwam de reality check voor Omar, toen net geen 18. De Syriëstrijder werd opgepakt en opgesloten. Vandaag ziet hij naar eigen zeggen weer helder. ‘Je moet iets in de plaats bieden als je iemand wegrukt uit een liefdevol nest – wat IS in alle macht probeerde te zijn.’
Zou hij mij een hand geven? Het is een van de vragen die door mijn hoofd schieten op weg naar het interview met Omar, een ‘gederadicaliseerde Syriëstrijder’. Hij blijkt een lange, sportief gebouwde jongeman met een opvallend open gezicht en geeft mij zonder aarzelen een hand. Ik mag hem alles vragen, geen onderwerp is taboe. Waarom heeft hij ingestemd met dit interview? ‘Ik heb fouten gemaakt’, geeft Omar toe. ‘Ik kan de tijd helaas niet terugdraaien, dus kan ik met mijn ervaring maar beter iets goed doen.’ Twee jaar geleden pakte hij in het grootste geheim zijn koffers om naar Istanbul te reizen. ‘Ze zeiden mij dat ze me nodig hadden. Dat ik een held zou zijn.’
Uit wat voor nest kom je?
‘Een heel warm nest, met zeven kinderen. Mijn ouders zijn nog altijd samen. De maatschappelijk werkers hebben met eigen ogen vastgesteld dat er thuis geen problemen waren. Ook materieel kwam ik niets te kort, ik had zelfs mijn eigen kamer.’
‘Ik was niet echt gelovig. We doen mee aan de ramadan, maar dat is het zowat. Mijn moeder draagt een hoofddoek en twee van mijn zussen ook. Maar vóór mijn radicalisering waren we thuis niet zo bezig met religie.’
Hoe ben je geradicaliseerd?
‘Toen ik 14, 15 jaar was en de media hun schijnwerpers begonnen te richten op IS, was ik meteen nieuwsgierig. Ik kende het woord “jihad” wel, maar ik wist niet goed wat het betekende. Ik wilde meer weten: wie zijn die gasten, waarom doen ze dat? Nachtenlang heb ik achter de pc gezeten. Achteraf gezien is het razendsnel gegaan.’
‘Via Facebook kwam ik in contact met een Nederlander die mij het gevoel gaf dat IS’ers helden waren: ze wilden de wereld bevrijden. Ik was al gauw geneigd om hen te verdedigen, ook al wist ik dat wat ze deden niet goed was. Maar in mijn ogen hadden ze de juiste intentie.’
Wat was dan die juiste intentie en waarvan moest de wereld bevrijd worden?
‘Ik was al goed op de hoogte van conflictgebieden in de moslimwereld. Toen volgde Syrië met de grote tiran Assad. Hij moest uitgeschakeld worden, vond ik ook. Met filmpjes speelden ze in op mijn emoties.’
‘Eerst tonen ze je video’s van het onrecht. Van de slachtoffers die Assad heeft gemaakt of die het Westen heeft gemaakt. De tweede stap is dat ze beelden tonen van IS-strijders die al aan het front vechten, die hun verantwoordelijkheid hebben opgenomen. Ze zien er belangrijk uit. Hun haren wapperen in de wind, hun aanvallen worden in slow motion getoond met een muziekje eronder: het is haast een Hollywoodfilm. Tegelijkertijd roepen ze je op om aan te sluiten. “We hebben je nodig”, was de boodschap. “Je zal iets betekenen. Je zal een held zijn.” Zo gaat dat de hele tijd. En geleidelijk aan raak je daarvan overtuigd. Indirect begin je je af te zonderen van het Westen. Je wilt niets meer te maken hebben met zogenaamd democratische landen zoals België of Nederland, die met hun vliegtuigen Syrië bombarderen.’
‘De laatste stap is dat ze video’s posten die tonen hoe goed ze ginder leven. “Kijk eens hoe fantastisch het hier is”, geven ze mee.’
Je bedoelt die idyllische filmpjes van het kalifaat als paradijs op aarde?
(knikt) ‘Toen ik radicaliseerde, lieten de media vooral beelden zien van de schade die was aangericht door IS-bombardementen, maar zij toonden zonnige taferelen met mooie, nieuwe gebouwen, speelgoedkraampjes, een voetbalwedstrijd, een open podium, gratis ijsjes en schitterende moskeeën. Intussen luidde het: “Jij bent welkom in die nieuwe omgeving, tussen broeders die je gaan helpen en je de liefde zullen geven waar je recht op hebt.” En bijna altijd eindigden die video’s met beelden van martelaars. Allemaal waren ze al lachend gestorven, omdat ze wisten dat hen het paradijs wachtte.’
En dat gebeurde allemaal op *Facebook?
‘Nee, vrijwel onmiddellijk zijn ze overgeschakeld op kanalen die niet traceerbaar zijn: eerst Kick en dan Telegram. Daar voerden we chatgesprekken in het Nederlands en werden de video’s gepost.’
Ging het slecht op school, zat je slecht in je vel?
‘Eigenlijk niet. Ik voelde mij goed. Ik had een leercontract en werd overal aanvaard. Ik ben uit nieuwsgierigheid beginnen te zoeken en al na een paar maanden wist ik: hier wil ik bijhoren. Ik wilde belangrijk zijn.’
Hoe zou jij je belangrijk maken?
‘Dat is bij iedereen anders. De ene vertrekt omdat hij in de veldkeuken mag werken, de andere omdat hij weg wil van dit “ongelovige land waar moslims toch niet welkom zijn”. In mijn geval ging het om het aanpakken van onrecht. Ik zou gaan strijden. Ik zou ginder trainingen krijgen en na een aantal weken een belangrijke post innemen aan de frontlinie.’ (zwijgt even)
‘De avond waarop ik definitief besliste om te vertrekken, was ik de gelukkigste mens op aarde. Eindelijk had ik gevonden wat ik wou. Ik zou samen met mijn IS-broeders de wereld veranderen. Elke dag stuurden ze mij berichten als “We wachten op je”. Ik voelde me geliefd, ik dacht dat ze me echt nodig hadden.’
Wie zijn ‘ze’?
‘De namen ken ik niet. Sommigen gebruikten een islamitische naam, Abu gevolgd door nog iets. Anderen hadden geen naam. De ronselaars zaten zowel in België, in Nederland als in Syrië zelf. De meesten van hen heb ik nooit in levenden lijve gezien.’
Veranderde je je uiterlijk?
‘Zeker. Ik ruilde mijn jeans en merkkledij in voor traditionele Arabische kledij. Ik begon ineens te bidden en zegde alle vriendschappen met meisjes op Facebook op. Ik wilde niet meer alleen zijn met een vrouw. Kocht boeken en zocht een salafistische moskee. In Antwerpen heb ik er geen gevonden.’
Had je een strafblad?
‘Ja, maar niet voor zware feiten. Ik stond nog onder toezicht van de jeugdrechter, die mijn dossier zou sluiten, maar op het laatste moment besloot om nog een jaartje te wachten. Ik denk dat hij het wist, want twee weken daarna ben ik vertrokken.’
Je omgeving moet toch ook iets doorgehad hebben.
‘Ik ben altijd extravert geweest. Na de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo in Parijs verkondigde ik dingen als “het is goed wat ze hebben gedaan”. Vooral voor mijn moeder was dat een teken dat het de verkeerde kant opging.’
‘Op school gingen de alarmen af toen we een Joods museum bezochten. In die periode was ik een paar weken aan het radicaliseren, en ineens zei ik voor iedereen: “Geen één Jood is te vertrouwen, ze moeten allemaal dood”. Toen is de hele machinerie in gang geschoten, maar eigenlijk was het al te laat. Mijn ouders stuurden mijn oudste broer op mij af om een ernstig gesprek te voeren, maar dat heeft niet geholpen. Vervolgens heeft mijn vader naar een imam gebeld om op mij in te praten. Ook dat heeft niet geholpen. Ik ben van de ene begeleiding naar de andere gegaan, ook de politie heeft mij uitgenodigd voor een verhoor, maar niemand heeft mij op andere gedachten kunnen brengen. Pas maanden na mijn feit (poging tot deelname aan een terroristische strijd, red.) is een begeleider erin geslaagd om tot mij door te dringen.’
De elastiek knapt
Het vertrek staat in Omars geheugen gegrift. Op een koude morgen eind 2015 was het zover. Behalve de ‘broeder’ die hem naar de taxi begeleidde, wist niemand van iets. De 17-jarige Omar stond op zoals gewoonlijk en deed alsof hij naar zijn werk ging. Alleen: in plaats van zijn werkpak had hij gewone kleren aangetrokken en had hij een koffer bij zich. Onderweg nam hij uitgebreid de tijd voor een ontbijt, daarna stapte hij in de taxi naar de luchthaven.
Hoe heb je je voorbereid?
‘Ik heb zelf een ticket geboekt – niet op het internet, maar via het reisbureau, zoals ze mij gezegd hadden. Heen en terug, opdat het minder verdacht zou lijken.’
‘De dagen voordien waren de zwartste van mijn leven. Stress! Ik had kotsneigingen, viel soms flauw van de zenuwen. Ik dacht: “Als dit de juiste weg is, waarom maakt God mij dan zo ziek?”. Tegelijkertijd was ik vastbesloten. Want IS had gezegd dat die lichamelijke ongemakken “beproevingen” waren om te weten of ik het aan zou kunnen.’
Wie zou je ophalen en waar zou je terechtkomen?
‘De instructie was om zo veel mogelijk geld mee te nemen en zo veilig mogelijk aan te komen, voor de rest zouden zij zorgen. Iemand zou mij afhalen aan de luchthaven en naar een hotel in Istanbul brengen. Daar zouden we blijven tot de rest van de groep – Brazilianen, Engelsen, … – aangekomen was. Samen zouden we dan de Turks-Syrische grens oversteken, maar dat zou geen probleem vormen gezien de Turkse grenswachters werden omgekocht. Eenmaal in Syrië, zou ik training krijgen.’
Maar zover ben je nooit geraakt.
‘Nee. Het was rap afgelopen. In de taxi voelde ik mij opnieuw fysiek slecht. Ik had schrik dat de chauffeur een ambulance zou bellen en ik de vlucht zou missen. Ik haalde de luchthaven, maar meteen nadat ik mijn identiteitskaart en ticket afgegeven had, zag ik hoe de man achter de balie een telefoontje pleegde. Geen minuut later namen drie agenten mij mee. Later heb ik gehoord dat ik op een lijst stond van potentiële jihadi’s. Ik ben overgebracht naar Antwerpen, kreeg een advocaat toegewezen en ben vijf uur lang verhoord. Daarna ben ik vastgezet.’
En dan?
‘Mijn moeder is mij komen bezoeken. Dat was … moeilijk. (pauze) Die eerste dagen heb ik niets gezegd, want ik was in shock. Ik vroeg me voortdurend af wat er verkeerd gelopen was. Ik besefte dat ik voor een poort had gestaan waarachter ik zaken zou gezien hebben die voor mij nieuw zouden zijn geweest. Het had geen haar gescheeld of ik was achter die poort geraakt.’
Je bent naar een gesloten jeugdinstelling gestuurd, en niet als een volwassene berecht.
‘Neen, al wilde de procureur dat wel. Ik ben blij dat ik niet naar de gevangenis ben gestuurd. In mijn ogen is de gevangenis een broedplaats voor terroristen. Abdeslam is in de gevangenis geradicaliseerd, net als Abaaoud, Coulibaly of de mannen van Al-Qaeda.’
Was je diep vanbinnen opgelucht dat je was tegengehouden?
‘Hm, ergens wel. Zo denk ik er nu toch over.’
Wanneer ben je beginnen deradicaliseren?
‘Vanaf de eerste dag van mijn opsluiting kreeg ik begeleiding, maar aanvankelijk had dat op mij een omgekeerd effect. Ik werd er nóg standvastiger door. Spijt van de feiten had ik niet, mijn opsluiting maakte mij alleen maar radicaler. In het begin was ik er zelfs van overtuigd dat ik een tweede poging zou wagen.’
‘Op een gegeven moment, in februari of maart 2016, kreeg ik een begeleider van De Touter (een Antwerpse vzw die aan maatschappelijke hulpverlening en deradicalisering doet, red.). Adnan was de eerste die tot mij is doorgedrongen. Hij heeft mij islamitisch gezien weer op het rechte pad gebracht.’
Hoe deed hij dat?
‘Door oeverloos met mij te praten, door de juiste islam voor te schotelen. Er bestaat geen vaste formule. Deradicaliseren is voor iedereen anders. Het hangt af van je wil, je koppigheid, je begeleider … Ik vond de juiste pas nadat er een stuk of acht het geprobeerd hadden. Door Koranvers per Koranvers te analyseren overtuigde hij mij dat het voor God niet oké is om onschuldige mensen te doden. Ik begon in te zien dat de theorieën van IS niet klopten. Zo is het eigenlijk niet conform de islam om in alle stilte te vertrekken; je moet je moeder toestemming vragen. Bovendien is het heel stresserend om allerlei dingen niet te mogen: de islam ís niet zo rigide. Als je die toch zo beoefent, knapt de elastiek.’
Op een gegeven moment moet je dan weer de samenleving in.
‘Bij het Platform Allochtone Jeugdwerkingen (PAJ) heb ik weer een doel voor ogen gekregen (zie inzet). Zij hebben mij aangespoord om mijn school af te maken, weer te gaan werken en weer te gaan sporten. Intussen ben ik ook aan de slag als vrijwilliger bij PAJ: ik organiseer mee projecten, uitstappen, activiteiten. Ik wil graag het maatschappelijk werk in en mijn ervaring gebruiken om andere jongeren te helpen.’
Contact met Abaaoud
Terwijl jij deradicaliseerde, vonden in Brussel de aanslagen plaats. Hoe ervaarde je die?
‘Dat was zwaar. Ik zat toen nog opgesloten en voelde mij onmiddellijk geviseerd. Iedereen vroeg me: “waarom doen jullie dit?” Ik werd meegezogen en bijna even verantwoordelijk geacht als Abdeslam, Abrini en Laachraoui, terwijl ik die mensen niet kende.’
‘In het begin van mijn radicalisering had ik via Facebook contact met Abaaoud, toen hij nog in Syrië was. Sommigen van mijn vrienden hingen krantenartikels over de aanslagen boven hun bed als posters van idolen, maar dat heb ik nooit gedaan.’
Nochtans had je evengoed *plannen om een aanslag te plegen. Volgens de speurders zou jullie aanslag zijn uitgesteld wegens 22/3. Klopt dat?
‘Dat is niet waar. Men probeerde ons te linken aan de daders van Brussel, maar de waarheid is dat er nooit echte plannen geweest zijn. Er zijn wel eens mogelijke doelwitten genoemd in chatgesprekken, omdat IS tegen iedereen zegt: “Sluiten ze de poorten naar de jihad, open er dan twee hier”. Ze geven instructies voor het maken van bommen met huis-, tuin- en keukeningrediënten, maar bij ons is een aanslag nooit concreet geweest.’
Vind je nog dat Joden dood moeten?
‘Nee, helemaal niet. Mocht dat zo zijn, waarom heeft God ze dan geschapen? Ik ben nog steeds moslim, ik bid, maar op enkele zaken ben ik echt wel teruggekomen. Ik ben losser geworden. Wát precies de voedingsbodem is geweest voor mijn radicalisering, daar kan ik nog altijd geen antwoord op geven. Ik wil het graag te weten komen.’
Beschouwen je voormalige ‘broeders’, de mensen uit het chatgroepje of de IS-kopstukken jou als een verrader?
‘Diegenen die in Syrië en Irak zitten, misschien wel, maar van diegenen die hier zijn, krijg ik nog altijd respect. Doordat ik een van de eersten was, zijn er velen mij gevolgd. Sommigen van hen zijn nog altijd geradicaliseerd en met hen probeer ik nu op mijn beurt te werken. Met voorzichtig succes.’
Hoe zou je je eigen vooruitgang omschrijven?
(zelfverzekerd) ‘Goh, hervallen kan altijd, maar ik schat de kans op 1 procent. Mocht ik nog geradicaliseerd zijn, zou ik hier zitten met een andere boodschap.’
‘Het is geen gemakkelijke weg geweest. Wie denkt dat je een jihadist deradicaliseert door met hem naar de Panos te gaan, zit er ver naast. Je moet iets in de plaats bieden als je iemand wegrukt uit een liefdevol nest – wat IS in alle macht probeerde te zijn. Maar ik ben nu omringd met sterke mensen die mij vooruit kunnen helpen. En hopelijk kan ik op een dag zelf geradicaliseerde jongeren helpen.’
DS, 04-11-2017 (Marjan Justaert)
Eens jihadi, altijd jihadi? Er wacht ons land een ongeziene uitdaging. Honderden teruggekeerde of vrijgelaten Syriëstrijders zullen straks een plek moeten krijgen in de maatschappij.
De 19-jarige Omar kwam als minderjarige al in het vizier van de veiligheidsdiensten wegens IS-sympathieën. Na een vertrekpoging naar Syrië in december 2015 werd hij opgesloten. Een klein halfjaar later werd de rest van zijn ‘groepering’ opgepakt. Volgens de speurders beraamden de jonge extremisten een aanslag op het Centraal Station van Antwerpen en ook op Vlaams Belang-kopstuk Filip Dewinter. Omar werd gezien als de leider van de ‘tienerterroristen’, zoals ze in de pers werden genoemd. De hele groep is intussen vrij onder voorwaarden.
De avond waarop hij besloot om zich bij IS aan te sluiten, voelde hij zich de gelukkigste mens op aarde. Op de luchthaven kwam de reality check voor Omar, toen net geen 18. De Syriëstrijder werd opgepakt en opgesloten. Vandaag ziet hij naar eigen zeggen weer helder. ‘Je moet iets in de plaats bieden als je iemand wegrukt uit een liefdevol nest – wat IS in alle macht probeerde te zijn.’
Zou hij mij een hand geven? Het is een van de vragen die door mijn hoofd schieten op weg naar het interview met Omar, een ‘gederadicaliseerde Syriëstrijder’. Hij blijkt een lange, sportief gebouwde jongeman met een opvallend open gezicht en geeft mij zonder aarzelen een hand. Ik mag hem alles vragen, geen onderwerp is taboe. Waarom heeft hij ingestemd met dit interview? ‘Ik heb fouten gemaakt’, geeft Omar toe. ‘Ik kan de tijd helaas niet terugdraaien, dus kan ik met mijn ervaring maar beter iets goed doen.’ Twee jaar geleden pakte hij in het grootste geheim zijn koffers om naar Istanbul te reizen. ‘Ze zeiden mij dat ze me nodig hadden. Dat ik een held zou zijn.’
Uit wat voor nest kom je?
‘Een heel warm nest, met zeven kinderen. Mijn ouders zijn nog altijd samen. De maatschappelijk werkers hebben met eigen ogen vastgesteld dat er thuis geen problemen waren. Ook materieel kwam ik niets te kort, ik had zelfs mijn eigen kamer.’
‘Ik was niet echt gelovig. We doen mee aan de ramadan, maar dat is het zowat. Mijn moeder draagt een hoofddoek en twee van mijn zussen ook. Maar vóór mijn radicalisering waren we thuis niet zo bezig met religie.’
Hoe ben je geradicaliseerd?
‘Toen ik 14, 15 jaar was en de media hun schijnwerpers begonnen te richten op IS, was ik meteen nieuwsgierig. Ik kende het woord “jihad” wel, maar ik wist niet goed wat het betekende. Ik wilde meer weten: wie zijn die gasten, waarom doen ze dat? Nachtenlang heb ik achter de pc gezeten. Achteraf gezien is het razendsnel gegaan.’
‘Via Facebook kwam ik in contact met een Nederlander die mij het gevoel gaf dat IS’ers helden waren: ze wilden de wereld bevrijden. Ik was al gauw geneigd om hen te verdedigen, ook al wist ik dat wat ze deden niet goed was. Maar in mijn ogen hadden ze de juiste intentie.’
Wat was dan die juiste intentie en waarvan moest de wereld bevrijd worden?
‘Ik was al goed op de hoogte van conflictgebieden in de moslimwereld. Toen volgde Syrië met de grote tiran Assad. Hij moest uitgeschakeld worden, vond ik ook. Met filmpjes speelden ze in op mijn emoties.’
‘Eerst tonen ze je video’s van het onrecht. Van de slachtoffers die Assad heeft gemaakt of die het Westen heeft gemaakt. De tweede stap is dat ze beelden tonen van IS-strijders die al aan het front vechten, die hun verantwoordelijkheid hebben opgenomen. Ze zien er belangrijk uit. Hun haren wapperen in de wind, hun aanvallen worden in slow motion getoond met een muziekje eronder: het is haast een Hollywoodfilm. Tegelijkertijd roepen ze je op om aan te sluiten. “We hebben je nodig”, was de boodschap. “Je zal iets betekenen. Je zal een held zijn.” Zo gaat dat de hele tijd. En geleidelijk aan raak je daarvan overtuigd. Indirect begin je je af te zonderen van het Westen. Je wilt niets meer te maken hebben met zogenaamd democratische landen zoals België of Nederland, die met hun vliegtuigen Syrië bombarderen.’
‘De laatste stap is dat ze video’s posten die tonen hoe goed ze ginder leven. “Kijk eens hoe fantastisch het hier is”, geven ze mee.’
Je bedoelt die idyllische filmpjes van het kalifaat als paradijs op aarde?
(knikt) ‘Toen ik radicaliseerde, lieten de media vooral beelden zien van de schade die was aangericht door IS-bombardementen, maar zij toonden zonnige taferelen met mooie, nieuwe gebouwen, speelgoedkraampjes, een voetbalwedstrijd, een open podium, gratis ijsjes en schitterende moskeeën. Intussen luidde het: “Jij bent welkom in die nieuwe omgeving, tussen broeders die je gaan helpen en je de liefde zullen geven waar je recht op hebt.” En bijna altijd eindigden die video’s met beelden van martelaars. Allemaal waren ze al lachend gestorven, omdat ze wisten dat hen het paradijs wachtte.’
En dat gebeurde allemaal op *Facebook?
‘Nee, vrijwel onmiddellijk zijn ze overgeschakeld op kanalen die niet traceerbaar zijn: eerst Kick en dan Telegram. Daar voerden we chatgesprekken in het Nederlands en werden de video’s gepost.’
Ging het slecht op school, zat je slecht in je vel?
‘Eigenlijk niet. Ik voelde mij goed. Ik had een leercontract en werd overal aanvaard. Ik ben uit nieuwsgierigheid beginnen te zoeken en al na een paar maanden wist ik: hier wil ik bijhoren. Ik wilde belangrijk zijn.’
Hoe zou jij je belangrijk maken?
‘Dat is bij iedereen anders. De ene vertrekt omdat hij in de veldkeuken mag werken, de andere omdat hij weg wil van dit “ongelovige land waar moslims toch niet welkom zijn”. In mijn geval ging het om het aanpakken van onrecht. Ik zou gaan strijden. Ik zou ginder trainingen krijgen en na een aantal weken een belangrijke post innemen aan de frontlinie.’ (zwijgt even)
‘De avond waarop ik definitief besliste om te vertrekken, was ik de gelukkigste mens op aarde. Eindelijk had ik gevonden wat ik wou. Ik zou samen met mijn IS-broeders de wereld veranderen. Elke dag stuurden ze mij berichten als “We wachten op je”. Ik voelde me geliefd, ik dacht dat ze me echt nodig hadden.’
Wie zijn ‘ze’?
‘De namen ken ik niet. Sommigen gebruikten een islamitische naam, Abu gevolgd door nog iets. Anderen hadden geen naam. De ronselaars zaten zowel in België, in Nederland als in Syrië zelf. De meesten van hen heb ik nooit in levenden lijve gezien.’
Veranderde je je uiterlijk?
‘Zeker. Ik ruilde mijn jeans en merkkledij in voor traditionele Arabische kledij. Ik begon ineens te bidden en zegde alle vriendschappen met meisjes op Facebook op. Ik wilde niet meer alleen zijn met een vrouw. Kocht boeken en zocht een salafistische moskee. In Antwerpen heb ik er geen gevonden.’
Had je een strafblad?
‘Ja, maar niet voor zware feiten. Ik stond nog onder toezicht van de jeugdrechter, die mijn dossier zou sluiten, maar op het laatste moment besloot om nog een jaartje te wachten. Ik denk dat hij het wist, want twee weken daarna ben ik vertrokken.’
Je omgeving moet toch ook iets doorgehad hebben.
‘Ik ben altijd extravert geweest. Na de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo in Parijs verkondigde ik dingen als “het is goed wat ze hebben gedaan”. Vooral voor mijn moeder was dat een teken dat het de verkeerde kant opging.’
‘Op school gingen de alarmen af toen we een Joods museum bezochten. In die periode was ik een paar weken aan het radicaliseren, en ineens zei ik voor iedereen: “Geen één Jood is te vertrouwen, ze moeten allemaal dood”. Toen is de hele machinerie in gang geschoten, maar eigenlijk was het al te laat. Mijn ouders stuurden mijn oudste broer op mij af om een ernstig gesprek te voeren, maar dat heeft niet geholpen. Vervolgens heeft mijn vader naar een imam gebeld om op mij in te praten. Ook dat heeft niet geholpen. Ik ben van de ene begeleiding naar de andere gegaan, ook de politie heeft mij uitgenodigd voor een verhoor, maar niemand heeft mij op andere gedachten kunnen brengen. Pas maanden na mijn feit (poging tot deelname aan een terroristische strijd, red.) is een begeleider erin geslaagd om tot mij door te dringen.’
De elastiek knapt
Het vertrek staat in Omars geheugen gegrift. Op een koude morgen eind 2015 was het zover. Behalve de ‘broeder’ die hem naar de taxi begeleidde, wist niemand van iets. De 17-jarige Omar stond op zoals gewoonlijk en deed alsof hij naar zijn werk ging. Alleen: in plaats van zijn werkpak had hij gewone kleren aangetrokken en had hij een koffer bij zich. Onderweg nam hij uitgebreid de tijd voor een ontbijt, daarna stapte hij in de taxi naar de luchthaven.
Hoe heb je je voorbereid?
‘Ik heb zelf een ticket geboekt – niet op het internet, maar via het reisbureau, zoals ze mij gezegd hadden. Heen en terug, opdat het minder verdacht zou lijken.’
‘De dagen voordien waren de zwartste van mijn leven. Stress! Ik had kotsneigingen, viel soms flauw van de zenuwen. Ik dacht: “Als dit de juiste weg is, waarom maakt God mij dan zo ziek?”. Tegelijkertijd was ik vastbesloten. Want IS had gezegd dat die lichamelijke ongemakken “beproevingen” waren om te weten of ik het aan zou kunnen.’
Wie zou je ophalen en waar zou je terechtkomen?
‘De instructie was om zo veel mogelijk geld mee te nemen en zo veilig mogelijk aan te komen, voor de rest zouden zij zorgen. Iemand zou mij afhalen aan de luchthaven en naar een hotel in Istanbul brengen. Daar zouden we blijven tot de rest van de groep – Brazilianen, Engelsen, … – aangekomen was. Samen zouden we dan de Turks-Syrische grens oversteken, maar dat zou geen probleem vormen gezien de Turkse grenswachters werden omgekocht. Eenmaal in Syrië, zou ik training krijgen.’
Maar zover ben je nooit geraakt.
‘Nee. Het was rap afgelopen. In de taxi voelde ik mij opnieuw fysiek slecht. Ik had schrik dat de chauffeur een ambulance zou bellen en ik de vlucht zou missen. Ik haalde de luchthaven, maar meteen nadat ik mijn identiteitskaart en ticket afgegeven had, zag ik hoe de man achter de balie een telefoontje pleegde. Geen minuut later namen drie agenten mij mee. Later heb ik gehoord dat ik op een lijst stond van potentiële jihadi’s. Ik ben overgebracht naar Antwerpen, kreeg een advocaat toegewezen en ben vijf uur lang verhoord. Daarna ben ik vastgezet.’
En dan?
‘Mijn moeder is mij komen bezoeken. Dat was … moeilijk. (pauze) Die eerste dagen heb ik niets gezegd, want ik was in shock. Ik vroeg me voortdurend af wat er verkeerd gelopen was. Ik besefte dat ik voor een poort had gestaan waarachter ik zaken zou gezien hebben die voor mij nieuw zouden zijn geweest. Het had geen haar gescheeld of ik was achter die poort geraakt.’
Je bent naar een gesloten jeugdinstelling gestuurd, en niet als een volwassene berecht.
‘Neen, al wilde de procureur dat wel. Ik ben blij dat ik niet naar de gevangenis ben gestuurd. In mijn ogen is de gevangenis een broedplaats voor terroristen. Abdeslam is in de gevangenis geradicaliseerd, net als Abaaoud, Coulibaly of de mannen van Al-Qaeda.’
Was je diep vanbinnen opgelucht dat je was tegengehouden?
‘Hm, ergens wel. Zo denk ik er nu toch over.’
Wanneer ben je beginnen deradicaliseren?
‘Vanaf de eerste dag van mijn opsluiting kreeg ik begeleiding, maar aanvankelijk had dat op mij een omgekeerd effect. Ik werd er nóg standvastiger door. Spijt van de feiten had ik niet, mijn opsluiting maakte mij alleen maar radicaler. In het begin was ik er zelfs van overtuigd dat ik een tweede poging zou wagen.’
‘Op een gegeven moment, in februari of maart 2016, kreeg ik een begeleider van De Touter (een Antwerpse vzw die aan maatschappelijke hulpverlening en deradicalisering doet, red.). Adnan was de eerste die tot mij is doorgedrongen. Hij heeft mij islamitisch gezien weer op het rechte pad gebracht.’
Hoe deed hij dat?
‘Door oeverloos met mij te praten, door de juiste islam voor te schotelen. Er bestaat geen vaste formule. Deradicaliseren is voor iedereen anders. Het hangt af van je wil, je koppigheid, je begeleider … Ik vond de juiste pas nadat er een stuk of acht het geprobeerd hadden. Door Koranvers per Koranvers te analyseren overtuigde hij mij dat het voor God niet oké is om onschuldige mensen te doden. Ik begon in te zien dat de theorieën van IS niet klopten. Zo is het eigenlijk niet conform de islam om in alle stilte te vertrekken; je moet je moeder toestemming vragen. Bovendien is het heel stresserend om allerlei dingen niet te mogen: de islam ís niet zo rigide. Als je die toch zo beoefent, knapt de elastiek.’
Op een gegeven moment moet je dan weer de samenleving in.
‘Bij het Platform Allochtone Jeugdwerkingen (PAJ) heb ik weer een doel voor ogen gekregen (zie inzet). Zij hebben mij aangespoord om mijn school af te maken, weer te gaan werken en weer te gaan sporten. Intussen ben ik ook aan de slag als vrijwilliger bij PAJ: ik organiseer mee projecten, uitstappen, activiteiten. Ik wil graag het maatschappelijk werk in en mijn ervaring gebruiken om andere jongeren te helpen.’
Contact met Abaaoud
Terwijl jij deradicaliseerde, vonden in Brussel de aanslagen plaats. Hoe ervaarde je die?
‘Dat was zwaar. Ik zat toen nog opgesloten en voelde mij onmiddellijk geviseerd. Iedereen vroeg me: “waarom doen jullie dit?” Ik werd meegezogen en bijna even verantwoordelijk geacht als Abdeslam, Abrini en Laachraoui, terwijl ik die mensen niet kende.’
‘In het begin van mijn radicalisering had ik via Facebook contact met Abaaoud, toen hij nog in Syrië was. Sommigen van mijn vrienden hingen krantenartikels over de aanslagen boven hun bed als posters van idolen, maar dat heb ik nooit gedaan.’
Nochtans had je evengoed *plannen om een aanslag te plegen. Volgens de speurders zou jullie aanslag zijn uitgesteld wegens 22/3. Klopt dat?
‘Dat is niet waar. Men probeerde ons te linken aan de daders van Brussel, maar de waarheid is dat er nooit echte plannen geweest zijn. Er zijn wel eens mogelijke doelwitten genoemd in chatgesprekken, omdat IS tegen iedereen zegt: “Sluiten ze de poorten naar de jihad, open er dan twee hier”. Ze geven instructies voor het maken van bommen met huis-, tuin- en keukeningrediënten, maar bij ons is een aanslag nooit concreet geweest.’
Vind je nog dat Joden dood moeten?
‘Nee, helemaal niet. Mocht dat zo zijn, waarom heeft God ze dan geschapen? Ik ben nog steeds moslim, ik bid, maar op enkele zaken ben ik echt wel teruggekomen. Ik ben losser geworden. Wát precies de voedingsbodem is geweest voor mijn radicalisering, daar kan ik nog altijd geen antwoord op geven. Ik wil het graag te weten komen.’
Beschouwen je voormalige ‘broeders’, de mensen uit het chatgroepje of de IS-kopstukken jou als een verrader?
‘Diegenen die in Syrië en Irak zitten, misschien wel, maar van diegenen die hier zijn, krijg ik nog altijd respect. Doordat ik een van de eersten was, zijn er velen mij gevolgd. Sommigen van hen zijn nog altijd geradicaliseerd en met hen probeer ik nu op mijn beurt te werken. Met voorzichtig succes.’
Hoe zou je je eigen vooruitgang omschrijven?
(zelfverzekerd) ‘Goh, hervallen kan altijd, maar ik schat de kans op 1 procent. Mocht ik nog geradicaliseerd zijn, zou ik hier zitten met een andere boodschap.’
‘Het is geen gemakkelijke weg geweest. Wie denkt dat je een jihadist deradicaliseert door met hem naar de Panos te gaan, zit er ver naast. Je moet iets in de plaats bieden als je iemand wegrukt uit een liefdevol nest – wat IS in alle macht probeerde te zijn. Maar ik ben nu omringd met sterke mensen die mij vooruit kunnen helpen. En hopelijk kan ik op een dag zelf geradicaliseerde jongeren helpen.’
DS, 04-11-2017 (Marjan Justaert)