PDA

Bekijk de volledige versie : ‘God heeft de wereld niet geschapen’


Barst
22nd September 2017, 18:09
‘God heeft de wereld niet geschapen’


Naar de hemel kijken is haar vak, als sterrenkundige aan de KU Leuven. Maar Leen Decin richt haar blik ook buiten de werkuren omhoog. ‘Ik kan mij geen leven indenken waarin geen plaats zou zijn voor God.’


Ze is een denker, zegt ze, veel meer dan een doener. ‘Zo nu en dan neem ik een dag vrij, gewoon om na te denken. Dan verschans ik me ergens, deur op slot, sleutel langs de binnenkant erop. Niemand weet dan waar ik zit, mijn familie*leden niet, mijn collega’s niet. (glimlachend) Anders komen ze toch maar weer een claim op me leggen.’

Leen Decin (42) verwierf als astronome wereldfaam met haar ontdekking van windvlagen op exoplaneten – wat wijst op mogelijk levensvatbare ‘aardes’ bij een andere ster dan onze Zon. Terwijl de meeste mensen overweldigd raken bij het zien van een sterrenhemel, blijft zij doorgaans nuchter onder de uitgestrektheid van het uitspansel. ‘Die kan ik vatten in wiskundige formules, daar heb ik greep op.’

Anders ligt dat met de immateriële, metafysische werkelijkheid. ‘Elf jaar geleden werd mijn jongste dochter, Noore, doodgeboren, nadat tijdens de bevalling mijn placenta was gescheurd. Ze is letterlijk doodgebloed. Dat ze vandaag lééft, en een vrolijke, creatieve tiener is, hebben we te danken aan de medische wetenschap, die haar meteen heeft gereanimeerd, en met experimenteel kunst- en vliegwerk in leven heeft gehouden. Maar met de existentiële vragen die ik aan die bange dagen en weken na haar geboorte heb overgehouden, kan ik bij de wetenschap niet terecht. Als sterrenkundige, met al mijn wiskundige bagage, kan ik daarop geen antwoord becijferen. Dat vergt een ander denkkader.’


Was u vóór die moeilijke bevalling al gelovig?

‘Ik ben katholiek opgevoed, mijn ouders waren in Roeselare actief in een parochie die zich voor vluchtelingen inzette. Dat kerkgebouw voelde als een thuis voor mij, ik heb er mijn hele jeugd stoelen rechtgezet. Dat ik ook katholiek ben gebléven, heb ik te danken aan de jongerenwerking van die parochie. Daar heb ik geleerd hoeveel rijkdom er in de Bijbelverhalen schuilt. Evident was dat niet: je als zestienjarige verdiepen in vijfduizend jaar oude geschriften. Maar met mijn wiskundeknobbel was ik hoe dan ook al een buitenbeentje.’

***

Ze zijn niet dik gezaaid, zegt ze: beroepswetenschappers die tegelijkertijd ook in God geloven – of dat durven toe te geven. ‘De ratio houdt hen tegen. Terwijl er volgens mij geen conflict hoeft te bestaan tussen een rationele en een metafysische kijk op het leven. Het zijn twee verschillende manieren om naar de wereld te kijken. Het zijn twee polen waartussen ik mij beweeg, op zoek naar inzicht.’


Het argument dat Gods bestaan niet wetenschappelijk valt te bewijzen, heeft u nooit van uw stuk gebracht?

‘Het probleem met militante atheïsten zoals de Britse schrijver Richard Dawkins is dat ze een wiskundige logica proberen toe te passen op iets wat helemaal niets met wiskunde heeft te maken. Je kúnt het bestaan van God niet wetenschappelijk bewijzen, en je moet de Bijbel ook niet als een wetenschappelijk werk willen lezen.’


Hoe moet je de Bijbel wel lezen?

‘Alleszins niet als het letterlijke woord van God. De evangelies zijn vele tientallen jaren na de dood van Jezus geschreven. De Bijbel is geen geschiedkundig werk. Hij bevat verhalen, levenslessen in veel dimensies.’


Heeft God de mens geschapen, of schiep de mens God?

‘God heeft de wereld niet geschapen, hij heeft de mens niet geschapen. De wereld is materie, en die gehoorzaamt aan de wetten van de fysica. Mensen komen voort uit een eicel van hun moeder en een zaadcel van hun vader. En die moeder en vader zijn op hun beurt voortgekomen uit een eicel en een zaadcel van hún ouders. Gelukkig maar.’

‘Want hoe ga je om met een transcendente God die niet te definiëren valt? Zo’n hoge God is té hoog om te kunnen vatten. Precies daarom dichten de mensen allerlei eigenschappen aan hem toe. Ze scheppen voor zichzelf een beeld van God zodat ze met hem in contact kunnen komen.’


Wie is God dan voor u?

‘Hij is een beeld dat ik gebruik wanneer ik over niet-materiële zaken nadenk. Want er is meer dan enkel het tastbare. Het is moeilijk te definiëren, je stoot op de onmacht van woorden, er is een ander soort taal voor nodig. Ik ben opgevoed in een katholiek milieu, ik gebruik de taal van het christendom. Maar zou ik bijvoorbeeld in Thailand geboren zijn geweest, dan had ik wellicht de taal van het boeddhisme gebruikt – welke geloofstaal je hanteert doet er niet toe. Ik kan me alleen geen leven indenken waarin geen plaats zou zijn om na te denken over God.’


Uw geloof is een sociaal bewogen geloof?

‘Jezus is in de geschiedenis de eerste profeet geweest die resoluut de kant van de uitgestotenen koos. Zijn pleidooi voor de rechten van zwakkeren werkt vandaag nog steeds in ons rechtssysteem door. Dat je onschuldig bent tot het tegendeel wordt bewezen: heel mooi vind ik dat. Te weinig mensen beseffen hoe het christendom nog in de vezels van onze maatschappij zit – ook al zijn de gelovige christenen in die maatschappij een minderheid geworden.’

‘Er zijn een aantal onfrisse dingen gebeurd in de Kerk, die breed in de pers zijn uitgemeten, en ik kan je zó een waslijst geven van zaken waarover ik het met het rooms-katholieke gezag oneens ben. De achterstelling van vrouwen, bijvoorbeeld. Het verbod voor priesters om te huwen. Maar de Kerk doet ook een aantal dingen heel goed. De brug slaan naar sociaal achtergestelden, bijvoorbeeld, naar vluchtelingen, naar ontheemden. Helaas hoor je de media daarover minder.’

***

Ze is soms een raadsel voor haar collega’s, denkt ze. ‘Ze weten dat ik geloof, ik ben daar open over, maar ze spreken me er nooit over aan. Nogal wat wetenschappers schrikken terug voor spirituele kwesties, vermoed ik, ze beperken zich liever tot vragen als ‘Waarom is er iets en niet niets?’, of ‘Waar komen tijd en materie vandaan?’. Want daarop kunnen ze rationele antwoorden formuleren, door terug te grijpen op de fysica. Ze hoeven dan niet buiten hun comfortzone te treden. Sommige auteurs van wetenschapsboeken gebruiken de godsvraag dan weer wél graag als verkoopsargument, om een breder publiek aan te boren. Dat vind ik soms een tikje goedkoop.’


Wordt u aangekeken op uw geloof?

‘In deze maatschappij heb je het als atheïst alleszins gemakkelijker. Niet in God geloven is “normaal”. Als je durft te getuigen van je geloof, kijkt men soms alsof je je verstand hebt ingeleverd. Transcendente vragen, over zaken die het menselijk begrip overstijgen, die kan ik in gezelschap soms op tafel leggen. Een deïstisch wereldbeeld ligt gemakkelijker dan een theïstische opvatting. De vraag “Wie of wat zou God kunnen zijn” laat zich niet beantwoorden aan de hand van axioma’s, definities en randvoorwaarden.’

‘Tegelijk: zoveel mensen zijn zoekend, al durven ze dat niet altijd toe te geven. Ik heb ooit in een televisieprogramma over sterrenkunde zijdelings over mijn geloof gesproken. Achteraf kreeg ik precies over dat geloof bakken vragen en reacties van kijkers. Niet over de sterren.’


En thuis?

‘Onze drie kinderen zijn gedoopt, maar voor jongeren is het, in een wereld van oppervlakkige sociale media, niet evident om lang bij het leven stil te staan. Bij ons thuis mogen pas na half zeven ’s avonds de schermen aan: televisie, iPad, telefoons. Zelf kijk ik nooit televisie. De stroom digitale prikkels houdt anders nooit op. Je stopt er zoveel tijd in dat je geen tijd meer overhoudt om na te denken. In de digitale wereld is geen plaats voor God.’


Komt er dan geen tijd dat de wetenschap alle vragen oplost, en we God niet meer nodig hebben?

‘Mensen denken dat. Ze veronderstellen dat de wetenschap een antwoord biedt op álle vragen. Dat is niet zo. Je kunt mathematisch aantonen dat er beweringen zijn die juist zijn, maar waarvan je nooit zult kunnen bewijzen dat ze juist zijn. Evengoed zijn er kwesties waar de wetenschap nog niet uit is, en misschien nooit uit zal raken.’

‘De vraag “Wat was er voor de oerknal?” heeft nog steeds geen antwoord. Hoe het heelal is ontstaan, weten we niet, daar stopt onze kennis. We kunnen enkel wiskundig aantonen dat met de oerknal ruimte en tijd zijn ontstaan, meer niet. We weten niet eens zeker of er wel een “voor” was – misschien was er gewoon niets. Het idee dat de wetenschap alle antwoorden heeft, is een illusie.’


DS, 19-09-2017 (Hilde Van Den Eynde)