Inloggen

Bekijk de volledige versie : We leven steeds liever op losse schroeven


Barst
18th September 2017, 22:16
De toekomst is tijdelijk


Lees reclamefolders of vacatures en u weet: flexibel zijn is dé troef van het moment. Boekenkasten zijn modulair, werktijden glijdend. De flexmens hopt tussen jobs, slaapkamers en projecten. Maar zijn we uitgerust om als moderne nomade te leven? ‘Mijn grootste angst is op mijn 47ste te beseffen dat ik elke dag hetzelfde heb gedaan.’


Het begon vrij onschuldig. In de modewereld. Iets was ‘het nieuwe zwart’. Wit of zo. Daarna werd 50 het nieuwe 40, zitten het nieuwe roken, falen het nieuwe slagen. Noem eender welk aspect van het leven en u zult zien dat daarin y het nieuwe x is. Niet zelden zijn/lijken x en y tegengesteld. Kortom: niets is wat het lijkt. En tijdelijk is het nieuwe permanent. Al is dat niet nieuw. ‘Verandering is de enige constante’, schreef Heraclitus zo’n 500 jaar voor de geboorte van Christus. Hij heeft vandaag, meer dan ooit tevoren, gelijk.

De oude Griek had niet kunnen bevroeden dat de mens zou gaan werken in zijn Nissan E-NV 200 Workspace: een bestelwagen annex mobiel kantoor, inclusief bureau, ontvangstruimte, opbergplaats voor een plooifiets, wifi, en een koffiebar. ‘Voor nomadische desk jockeys’, die elke dag ergens anders willen werken. Flexibel werken betekende gisteren nog van thuis uit werken, vandaag kan het vanop het strand. ’s Avonds gaat u naar huis, naar de Heijmans ONE bijvoorbeeld, uw verplaatsbare kant-en-klaarwoning in een pauzelandschap. Dat is een braakliggend terrein dat om financiële, bouwkundige of juridische redenen op ontwikkeling wacht. Dat lag er treurig bij, maar sinds u er bent, fleurt de boel weer op. Eenmaal het grote bouwproject van start gaat, reizen u en uw mobiele buren gewoon door naar de volgende woonbestemming. Er is geen huurcontract, alleen een tijdelijke gebruiksovereenkomst die op elk moment opgezegd kan worden.


Onveilig nest

We leven niet in een tijdperk van verandering, maar in een verandering van tijdperk, stelt hoogleraar Transitiekunde Jan Rotmans. De flexibilisering of vertijdelijking voltrekt zich op veel vlakken in ons leven. Tegen 2020 zullen freelancers 43 procent uitmaken van de wereldwijde werkkracht, in 1989 was dat nauwelijks 6 procent. Een leven lang voor dezelfde werkgever werken, een voorspelbaar carrièreverloop en een voltijdse nine-to-five-job op steeds dezelfde werkplaats zijn geen vanzelfsprekendheden meer. Het moet gezegd, in onze contreien is de standaardbaan nog altijd de norm – in België is minder dan 15 procent van de werknemers actief in een flexibele arbeidsvorm. Maar Rotmans belooft zijn schoen op te eten als in 2030 het huidige sociale stelsel (geënt op het vaste contract) nog bestaat.

Ook onze liefdesrelaties (ja, meervoud) zijn niet meer wat ze geweest zijn. Tussen 1970 en 2009 verminderde het aantal huwelijken in de Oeso-landen bijna met de helft en verdubbelde het scheidingspercentage. Het aantal kinderen dat buiten het huwelijk geboren werd, is verdrievoudigd, tot 33 procent. Om maar te zeggen: het conventionele kerngezin is niet langer een veilig nest voor het leven. We passen niet meer in het one size fits all-model. En zeker niet tot de dood ons scheidt.

Dat betekent niet dat we niet langer op zoek zijn naar stabiele verbintenissen. We doen dat nog steeds, zij het in veranderende constellaties en tussen veranderende muren. De opvallendste trend op de Vlaamse woonmarkt is dat het aandeel eigenaars voor het eerst in decennia daalt. Er wordt beduidend meer gehuurd en daarbij is 3-6-9 niet langer de code. De huurovereenkomst voor korte duur raakt ingeburgerd. Wie toch koopt, doet dat niet langer noodzakelijk voor het leven, ook een opmerkelijke attitudewissel.


Ceo van je eigen ego

We ‘hoppen’ nogal wat af, van de ene job naar de andere, van het ene lief naar het volgende en ondertussen shoppen we in pop-upstores. Vanwaar die aantrekkingskracht van het tijdelijke? De afkeer voor standvastigheid? ‘We leven in een optionele wereld: elke beslissing die we nemen, betreuren we’, zeg professor Sociologie Walter Weyns (Universiteit Antwerpen). ‘We hebben bindingsangst, niet alleen op psychologisch, maar ook op sociologisch niveau. We willen alle opties openhouden. Het is onze natte droom: kiezen voor een taartje, het opeten en het toch nog in handen hebben.’

Weyns weigert alle verantwoordelijkheid bij het individu te leggen, op macroniveau wijst hij de de-institutionalisering als oorzaak aan. Het leek ooit voor eeuwig en altijd: de kerk, de staat, het huwelijk, de taal, het gezin, de notie van wat een man en een vrouw is. Maar altijddurend is achterhaald. ‘Die instituties vormden niet alleen een geheel van maatschappelijke denkbeelden en afspraken, ze waren ook clusters van gedragspatronen die verankerd zijn in iemands persoonlijkheid. Neem het gezin: vroeger groeiden mensen op met een duidelijk beeld van wat een gezin was, als kind leerde je wat het was om mama of papa te zijn. Die notie bleef een leven lang hetzelfde en maakte een substantieel deel uit van je identiteit.’

Daar sta je dan, op het moment dat de instituties instorten, met een gat in je persoonlijkheid. Dus blijft de mens zoeken, om dat gat op te vullen. ‘In plaats van die instituties komen organisaties, daarin treed je niet onnadenkend in de voetsporen van je voorgangers. Nee, je vraagt je voortdurend af: waarom wil ik dit? Heel anders dan instituties zijn organisaties work in progress. Daarmee legt de mens zichzelf de loodzware opdracht op om het leven van scratch te organiseren. Dat vergt aanpassingsvermogen: je moet jezelf constant bijsturen. Vanuit de illusie dat je het hele leven kunt uitstippelen en dat de ganse wereld maakbaar is. Het individu moet ondernemer zijn van zichzelf. Wees ceo van je eigen ego, daar gaat het om.’

Maar hoe kun je een traject op lange termijn uitstippelen als alles veranderlijk is? ‘Het is paradoxaal: de zekerheid over wat het leven zal bevatten, is collectief afgenomen. Tegelijk is de zelfdwang op haar hoogtepunt. We krijgen van de maatschappij de opdracht om ons leven zelf in te richten, maar hebben geen idee hoe we dat moeten doen. We moeten onszelf ontwerpen en constant evalueren. Dat begint al op scholen, waar er tegenwoordig her en der een vakje voor zelfevaluatie op het rapport staat. Zoiets wakkert onze onzekerheid aan. Ook in relaties zien we dat permanente evalueren. We trouwen en na drie maanden vragen we ons af: is dit nu echt wat ik wou? En die vraag stellen we ons over zowat elk aspect van ons leven. Dat brengt onrust mee.’

‘Toen de instituties nog niet wankelden, hadden mensen al van bij het begin van hun leven een redelijk goed beeld van hoe dat leven eruit zou zien; ze hoefden daarvoor ook maar te kijken naar hun ouders, of oudere broers en zussen die hun voorbeeld waren. Vandaag is er slechts één moment waarop je weet hoe je leven eruitziet: als je je laatste adem uitblaast.’


Luilekkerland

De befaamde Amerikaanse arbeidssocioloog Richard Sennett beschrijft in zijn boek The Corrosion of Character de gevolgen van het nieuwe flexibele kapitalisme. Hij stelt dat normen en waarden hun betekenis verliezen. Dat betrouwbaarheid, verantwoordelijkheid en arbeidsethos in waarde zijn gedaald. En angst, hulpeloosheid, instabiliteit en onzekerheid zijn gestegen. Volgens Sennett is de flexmens de trappers kwijt. Futurist Alvin Toffler beschreef in 1970 al in zijn gelijknamige boek het fenomeen future shock: de verpletterende stress en desoriëntatie die mensen ervaren wanneer ze onderworpen worden aan te veel verandering in een te korte periode.

Maar hebben we die flexibilisering dan niet zelf gewild? Wij hebben onszelf toch verteld dat stilstaan achteruitgaan is. Dat de status quo dodelijk is. Weyns: ‘Ja, zeker, sommigen voelen het aan als de ultieme bevrijding: wat is er wenselijker dan surfen op de golven van het leven? Anderen voelen zich in de steek gelaten en op de dool.’

De professor kijkt licht smalend naar de wereld van ICT en media, ‘waar werken weleens wordt verward met spelen’. ‘De kantoren zijn een soort kleutertuin, werknemers zitten er op ballen en sjezen er op een step door de gangen. Creativiteit, flexibiliteit en mobiliteit ten top. Dolle pret, lijkt het, maar op het einde van de maand moeten de cijfers wel worden gehaald. Zo niet, sta je op straat met je step.’

‘Je zou kunnen zeggen dat mensen vandaag levenslang adolescenten zijn. Ze weten niet wie ze zijn en wat ze moeten doen. We zijn in permanente identiteitscrisis. Al is dat niet per se negatief. De vermaarde psycholoog Erik Erikson stelde dat een identiteitscrisis zich voordoet op het moment van de puberteit: de adolescent leert af om kind te zijn en neemt verantwoordelijkheid op. Dat gaat gepaard met veranderingen en onzekerheden.’

Erikson noemde die crisis wel een voorwaarde voor een optimale persoonlijkheidsontwikkeling. Geen onafwendbare ramp, maar een noodzakelijke hindernis om te komen tot de ontplooiing van een eigen identiteit. Zoals de drie mijl dikke mythische berg van rijstebrij waar de reizigers naar Luilekkerland zich door moeten vreten, voor ze terechtkomen in een landschap waar wijn en limonade door de rivieren stromen, gebraden ganzen vliegen en het pannenkoeken regent. De flexibilisering is echter een slagveld, met winnaars en verliezers. De winnaars zijn de kapitaalkrachtigen, die kunnen zich permitteren adaptief en innovatief te zijn. Maar wie levenslang door de rijstebrij baggert, komt niet in Luilekkerland. Die flexmens kan zich nauwelijks instant pudding veroorloven.


Fuck Flex

‘Fuck Flex’, de Nederlandse actiecampagne voor bestaanszekerheid, sprak deze week klare taal. ‘Wonen is geen stoelendans.’ ‘Ik ben negen keer verhuisd in vijf jaar.’ ‘Maak van woningzoekenden geen uitzendhuurders.’ Die posters en stickers verspreiden zich in steden en wijken bij onze noorderburen, waar de flexibilisering al veel verder staat dan bij ons. Daar wordt schrijnend duidelijk dat flexibiliteit op het ene vlak verstrengeld raakt met buigzaamheid op het andere, tot het een onhoudbare spagaat wordt. Wie werkt met een tijdelijk contract, krijgt geen hypothecaire lening en moet het stellen met flexhuur. ‘Met inkomensonzekerheid én woononzekerheid kun je geen bestaan opbouwen. Wij willen niet dat er een wegwerpgroep van flexnomaden ontstaat. Daarom: #FuckFlex!’

Hoeveel onzekerheid en verandering kan een mens aan? Neuropsychologe Elke Geraerts schreef met Mentaal kapitaal een boek over hoe we ons brein beter kunnen wapenen tegen stress. De populaire term ‘veerkracht’ valt, niet toevallig een synoniem voor flexibiliteit. ‘Eigenlijk is de mens best goed uitgerust om te leven met het onvoorzienbare. We zijn voldoende wendbaar om met veranderingen om te gaan, om onszelf heruit te vinden.’ Mensen zouden van nature uit veerkrachtig zijn, en weerbaar.

Verandering zit ook in ons DNA. De mensheid heeft meer dan 95 procent van haar geschiedenis doorgebracht als nomade, in constant veranderende omgevingen. Het talent om ons snel aan te passen, heeft het mogelijk gemaakt om te overleven in heel diverse condities, van woestijnen tot tropische regenwouden en ijsvlaktes. Maar het menselijke bewustzijn heeft ook een keerzijde: we zijn in staat ons zorgen te maken over de toekomst. Daar waar andere diersoorten gewoon verhoogd waakzaam zijn in onvoorspelbare situaties, tobben wij over die onvoorspelbaarheid.

Onzekerheid brengt stress mee. Algemeen genomen verkiest de mens zekerheid boven onzekerheid. Dat is onder meer aangetoond door onderzoekers die hun proefpersonen de keuze gaven: ofwel krijg je nu zéker een elektrische schok, ofwel krijg je er later misschien een. De eerste optie was de populairste. Bovendien was de stress bij de groep die wachtte op een onvoorspelbare shock, groter dan die bij wie zeker wist dat de shock eraan kwam.

De mens is een complex beest. Zygmunt Bauman stelt het zo: ‘Elke mens heeft in zijn leven twee zaken nodig: vrijheid en zekerheid.’ Het onbekende jaagt niet altijd angst aan. We verlangen ook naar verrassing. We willen geen spoilers. We willen niet weten hoe het boek dat we lezen, zal eindigen, of het filmpersonage zal sterven, wat in ons verjaardagscadeau zit. Dat zijn zeer bevattelijke onvoorspelbaarheden waar we ons graag (de een al wat liever dan de andere) aan overleveren. Maar hoe groter de mogelijke impact van de verandering, hoe angstiger we ervoor zijn. Tenzij we er autonoom, vrijwillig en bewust voor kiezen.


Oncomfortabel aangenaam

Enkele weken geleden nam Jessica Leyne een kartonnen doos, ze liep ermee door het hele huis. Ze zou er alles in stoppen wat impact heeft gehad op haar leven. ‘Ik heb de doos halfvol gekregen.’ Er zit onder andere een doodsprentje van haar opa in. Die halve doos omvat de bezittingen die Leyne wil houden. Al de rest verkoopt ze of geeft ze weg. Of op, zoals haar job. Na zeven jaar zei ze het onderwijs afgelopen juli vaarwel. Haar vriend Bart heeft nu nog zijn schrijnwerkerij, maar ook die gaat op de schop. Ze popelen tot hun huis is verkocht en ze definitief de hort op kunnen. Hun vrienden keken eerst verbaasd, toen ze zeiden dat ze zouden vertrekken. Geen idee waarheen, geen idee hoelang. Gewoon met de motor rijden en van dag tot dag zien waar ze uitkomen. Ze hadden alles: huisje, boompje, tuintje. Hoe konden ze daarmee niet gelukkig zijn? ‘We hebben het echt geprobeerd,’ zegt Jessica, ‘maar al die voorspelbare vastheid maakte ons ongelukkig. Elke dag dezelfde pendelrit, dezelfde broodjeszaak, dezelfde muren om je heen.’

Ze zetten alles in hun leven op losse schroeven. Vrijwillig. Hun enige ankerpunt: elkaar. Voor hun vertrek wilden ze nog trouwen, dat is intussen gebeurd. Ze noemen het geen wereldreis, wat ze gaan doen. ‘Het is eerder een levensstijl. Misschien worden we verliefd op een huisje in Pakistan en komen we nooit meer terug.’

Hun keuze mag dan misschien romantisch escapisme lijken, het is er in elk geval van het gedisciplineerde soort. Jessica en Bart zullen ‘no budget’ reizen. Ze kamperen wild: slaapzak langs de kant van de weg en ogen dicht. In afwachting van hun grote vertrek hebben ze al heel wat kortere reizen achter de rug, zo zijn ze net enkele weken door de Balkan getrokken. Luxe = 0. ‘Maar negen dagen in 50 graden rondlopen zonder een douche te zien, deert me niet. Op een vorige reis sliepen we buiten, zonder tent, bij min 17 graden. Je sterkt jezelf in extreme omstandigheden.’

Wat oncomfortabel is, voelt niet altijd onaangenaam. En wat vertrouwd is, is daarom nog niet comfortabel. ‘Onderweg denk ik geen seconde aan het huis of het werk. Maar eenmaal thuis, denk ik snel: goh, zo gezellig hier. Dat comfort maakt lui.’

Over hoe ze in hun levensonderhoud zullen voorzien, maken ze zich geen zorgen. ‘We kunnen les geven in het Engels of fruit plukken om aan geld te raken.’ Waar is ze dan wel bang voor? ‘Mijn grootste angst is om mijn ogen te openen wanneer ik 47 of zo ben en te zien dat ik elke dag hetzelfde heb gedaan.’

Ze doen het niet allemaal even drastisch, maar er zijn veel nieuwe nomaden als Jessica en Bart. Dankzij internet kunnen ze van waar ter wereld ook werken. Voor digitale nomaden is verandering hun thuis. Hun motto: ‘alles is tijdelijk en niets is van jou’.


Oorlogstoestand

Dat is een strategie voor de toekomst, een keuze voor flexibiliteit. Dat hoeft niet problematisch te zijn. Walter Weyns wijst erop dat flexibiliteit een probleem wordt, als het gepercipieerd wordt als een verplichting. ‘We hebben vandaag het gevoel dat we vrij en flexibel móéten zijn. We zijn allemaal geflexibiliseerd. Alle mensen en middelen moeten permanent gemobiliseerd kunnen worden, dat is een oorlogstoestand.’

Het gevolg is niet meer, maar juist minder zelfbeschikking. Sennett constateerde dat flexibiliteit op de werkvloer in de praktijk doorgaans neerkomt op permanente voorwaardelijkheid. Gevolg: het toekomstperspectief verdwijnt. Want wie durft aan kinderen of een grote investering te beginnen, als je niet weet of je volgende maand nog een baan en een dak boven je hoofd hebt. Politiek wetenschapper Isabell Lorey definieerde precariteit als ‘leven met het onvoorziene, het onplanbare’.

Weyns maakt een relevante kanttekening: ‘We hebben het gevoel dat de wereld niet stabiel is. Maar hoeveel maal ben jij het voorbije jaar in elkaar geslagen? Dat zal veel minder zijn dan 300 à 400 jaar geleden het geval zou zijn geweest. In die tijd was ook ziekte en dood alomtegenwoordig. Om maar te zeggen: stabiliteit is er nooit geweest.’


DS Weekblad, 16-09-2017 (Ann-Sofie Dekeyser)