PDA

Bekijk de volledige versie : De leerling is niet veranderd


Barst
28th February 2006, 04:23
Onderwijsvernieuwing / De leerling is niet veranderd


Het onderwijs moet vernieuwen omdat de leerling ook anders zou zijn: ongemotiveerd, snel afgeleid, en steeds op zoek naar nieuwe prikkels. Althans, dat wordt gezegd. Is het echt zo? Is de jeugd echt anders? Onderwijspsycholoog Rob Martens vindt het onzin; docenten verschillen van mening.


In zijn kamer van de Leidse Universiteit bladert universitair hoofddocent Rob Martens door enkele oude exemplaren van het onderwijstijdschrift ’Vernieuwing’. Hij heeft verscheidene passages aangestreept. Bij lezingen leest hij ze vaak voor.

Zoals een citaat van de Middelburgse docent P. Bouman, die schrijft dat leerlingen wat meer vaardigheden zouden moeten leren en wat minder kennis. „De moderne jeugd doet veel, luistert radio en bezoekt bioscopen”, argumenteert Bouman, die ook signaleert dat deze jeugd minder tijd en gelegenheid heeft voor rustige studie. „Hij reist, kampeert, zwemt en fietst.”

„Ik laat mijn toehoorders vaak raden wanneer dit gezegd is”, zegt Martens. „Ze denken dan dat het uiterst actueel is, terwijl Bouman deze uitspraken in 1939 deed.”

Boumans redenering dat het onderwijs zich moet aanpassen aan de veranderende jeugd, is ook vaak te vinden bij voorstanders van het zogeheten nieuwe leren, een verzamelnaam voor tal van onderwijsvernieuwingen waarbij de leerling zelf verantwoordelijk is voor wat hij leert.

Het ’oude’ onderwijs volstaat in deze visie niet meer, want slaagt er niet in de –ongemotiveerde– leerling te boeien. De leerling in de 21ste eeuw is snel afgeleid, weinig geïnteresseerd en passief. Maar hij is wel goed in staat verscheidene taken tegelijkertijd uit te voeren, in beelden te denken en effectief te communiceren.

„Het is opvallend dat onderwijsvernieuwers vaak oude argumenten gebruiken”, zegt Martens. „Ik geloof er niks van dat leerlingen minder in feiten geïnteresseerd zijn dan vroeger. Zulke argumenten worden er met de haren bij gesleept.”

Onderwijspsycholoog Martens doet al jaren onderzoek naar onderwijsvernieuwingen, vooral naar de motivatie van leerlingen. „Waren de leerlingen twintig tot dertig jaar geleden zo gemotiveerd en geïnteresseerd?”, vraagt hij zich retorisch af. „Ik denk niet meer of minder dan nu. Ik ken geen enkel wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt dat de 21ste-eeuwse leerling minder interesses heeft, of zich minder goed kan concentreren.”

Wel was er vroeger meer structuur en discipline, denkt Martens. „De deksel zat er nog op. Scholen, docenten en ouders hebben de teugels laten vieren: als leerlingen slecht gemotiveerd zijn, komt dat nu eerder aan het licht.”

Máár, vervolgt hij snel, daarmee wil hij niet zeggen dat alles hetzelfde is gebleven. Integendeel, er verandert, in korte tijd, heel veel. Het zijn echter niet de leerlingen die veranderd zijn, maar hun ouders en hun omgeving.

Ouders van nu, licht Martens toe, kiezen veel bewuster voor een school of onderwijstype dan twintig of dertig jaar geleden. De tijd is voorbij dat meisjes of kinderen uit lagere milieus alleen in de lagere regionen van het onderwijs terechtkwamen.

„Als je talent hebt, kom je er”, is nu de houding van de meeste ouders. „Dat betekent ook dat iedereen met elkaar in competitie is en dat de druk op de scholen enorm toeneemt. Daardoor zijn ook de discussies over ’nieuw’ versus ’oud’ leren zo fel.”

Ook worden veel ouders beïnvloed door de voortgaande discussies over witte en zwarte scholen. „Er zijn echt ouders die bang zijn voor het vmbo omdat dat, vooral in de steden, een zwarte school is.”

Een laatste reden waarom ouders zoveel bewuster kiezen, is dat zij willen dat hun kind gelukkig wordt. „Voor ouders is het niet meer voldoende dat hun kind goed leert, maar ook dat hij het naar zijn zin heeft, dat hij zich prettig voelt op school. Het wellbeing van het kind staat voorop.”

Ouders kijken daarom anders naar hun kinderen en naar scholen, vat Martens samen. Tel daarbij op dat het onderwijs enorm beïnvloed wordt door alle ontwikkelingen op het gebied van ict en je hebt de belangrijkste redenen voor onderwijsvernieuwing te pakken.

„Zoals de boekdrukkunst een enorme invloed op het onderwijs heeft gehad, zo heeft de ict dat nu. De komst van boeken maakte massa-educatie mogelijk. Nu, met ict, wordt het onderwijs individueel.”

Volgens Martens staan we daarmee aan het begin van een verandering waarvan we de gevolgen nog niet kunnen overzien. „Besef hoe een boek in elkaar zit”, doceert hij. „In een boek gaat de lezer lineair door de leerstof heen, je begint bij het begin en gaat door tot het eind. Er is één boek en dat is de waarheid.”

Leren via internet daarentegen is nooit eindig. Er is altijd nieuwe informatie en de leerling kan eindeloos heen en weer springen. „De status van informatie is anders geworden. Dat leidt niet tot andere kinderen, maar tot ander onderwijs.”

Hij ziet het op zijn eigen universiteit. „Sinds twee jaar merk ik écht dat mijn studenten anders met informatie omgaan. Een eigen laptop is normaal en het is volkomen vanzelfsprekend om te msn’en en te surfen. Ook werken ze allemaal, op eigen initiatief, via de computer met elkaar samen.”

Samenwerking kan dan op elk moment, op elke plaats, vervolgt hij. Schotten tussen klassen of collegezalen zijn niet meer nodig, omdat elke leerling of student zijn eigen programma kan samenstellenen volgen.

„Bij onze universiteit wordt een nieuwe collegezaal voor hoorcolleges gebouwd. Laatst vroeg een collega zich af hoe lang we zulke massacolleges – eenrichtingsverkeer aan twee- tot driehonderd studenten– nog zullen geven. Binnenkort heeft ons hele gebouw draadloze verbindingen en beschikt elke student over een laptop. Met een streaming video zend je de beelden gewoon uit.”

Deze ict-ontwikkelingen doen Martens soms duizelen, zegt hij eerlijk. „De gevolgen zijn nog lang niet uitgekristalliseerd, maar zeker is dat er iets in het onderwijs verschuift. Ik ben ervan overtuigd dat dit niet meer terug te draaien is.”

Scholen die overgaan op het nieuwe leren zullen daarom een blijvende positie verwerven, voorspelt hij. „Meer dan de traditionele scholen gaan ze uit van wat een groeiende groep ouders wil: leerlingen die meer ruimte krijgen om hun eigen interesses te volgen. Nogmaals: de leerlingen zijn hierin niet veranderd, die wilden altijd al hun interesses volgen.”

Ook doen deze scholen, meer dan de gemiddelde reguliere school, veel met ict. „Deze ontwikkeling zie je wereldwijd en zal steeds meer domineren.”


’Leerlingen van nu werken sneller, korter en heftiger’

Leerlingen hebben een veel kortere spanningsboog dan vroeger, ervaart biologie- en informaticadocent Herman van Keulen van het Agnieten College in Zwolle. Van Keulen staat al bijna dertig jaar voor de klas, hij geeft les op het havo en vwo.

„Met een schoolbord en een krijtje lukt het niet meer”, zegt Van Keulen. „Na 10 minuten vinden ze dat te saai, de interesse is weg. Geef je daarentegen een webopdracht, dan is alles heel relaxed. Leerlingen van nu werken sneller, korter en heftiger.”

Heftiger? Ja, licht hij toe, het onderwijsaanbod moet dynamisch zijn. Leerstof aanbieden op de computer – in plaats van dat ouderwetse schoolboek – boeit zijn leerlingen al niet meer automatisch. „Een digitaal plaatje is niet genoeg. Alles moet er gelikt uitzien, het moet aantrekkelijk zijn, bijvoorbeeld met een mooie animatie.”

Anders dan Martens vindt Van Keulen de leerlingen wel veranderd. Ze denken meer in beelden, ze schakelen snel van het ene naar het andere onderwerp en kunnen opvallend goed verscheidene dingen tegelijk.

„Ze leren voor mijn gevoel bijna stiekem. Dan leg ik het ene uit en hebben zij alweer een extra link ontdekt die ze ermee in verband brengen.”

Jongen, meisje, vmbo, havo, vwo, dat maakt allemaal niet uit. Elke leerling heeft een ipod, ze msn’en allemaal, overal. „Vier jaar geleden merkte ik echt dat we daar niet meer omheen kunnen. Zo moeten de brugklassers altijd een powerpoint-presentatie maken. Daar deden ze altijd lang over, maar sinds een jaar of vier doen ze het razendsnel.”

Steeds vaker signaleert Van Keulen dat de tieners sneller en vaardiger zijn dan hun docent. „Ze zijn zo digitaal ingesteld, ze kunnen alles, mobieltjes, ipods, computers, digitale camera’s. Leerkrachten die dan nog aankomen met oude cd’tjes en boeken, bereiken hun leerlingen niet meer.”

Zijn lesstof voor informatica heeft hij al bijna helemaal on line staan, voor biologie wil hij dat ook realiseren. „Voor vakken als biologie, aardrijkskunde, geschiedenis staat er zoveel leuke en betrouwbare informatie op internet, dat is zonde om dat onbenut te laten.”

’Elke leerling een laptop’ is het ideaal van Herman van Keulen. „Kinderen leren graag 24 uur per dag. Ze werken niet meer traditioneel: alles netjes op tijd, eerst op school, na school nog huiswerk. Ik maak nu opdrachten via internet waar ze 24 uur per dag aan kunnen werken, op school, thuis of op de camping.”
’Een les met bord en krijt boeit ze nog steeds’
Nee, leerlingen zijn niet minder gemotiveerd dan vroeger, zegt geschiedenisdocent Nanneke Brokking na lang nadenken. Ze vindt het een moeilijke vraag, soms denkt ze dat het wél zo is.

„Dan heb ik een klas waarvan ik denk ’het loopt niet’. Maar als ik dan de klassen zie die wel goed mee te krijgen zijn .... Zeker de leerlingen uit de laagste klassen vind ik in het algemeen vrij gemotiveerd. Ook met een schoolbord en een krijtje lukt het, hen te boeien.”

Brokking staat al vijftien jaar voor de klas. Op het Keizer Karel College in Amstelveen geeft ze les aan het op havo en vwo.

„Je hebt altijd –vroeger en nu– leerlingen die moeilijk te motiveren zijn. Ze uiten zich tegenwoordig wel anders: ongegeneerd, openlijk verveeld. Zelf deed ik vroeger ook niet veel op de middelbare school, maar dat deed ik stiekem.”

De docente wijst erop dat de tijdgeest anders is. „De autoriteit van vroeger – die leerkracht waar je als leerling alles voor deed – is er niet meer. Daardoor moet er meer uit de leerlingen zelf komen. De opvoeding is ook veranderd, kinderen laten zich eerder horen.”

Sommige ouders, ervaart de docente, hebben hoge verwachtingen van de school. „Ze kijken naar ons, de docenten, maar als het om de motivatie gaat, heeft de school de ouders hard nodig. Daarom vind ik het jammer als ik wel eens hoor dat ouders een kind steunen als het, als het hem uitkomt, een schriftelijke overhoring niet wil doen.”

Brokking denkt terug aan de beroemde VPRO-documentaire ’Havo-4’ van bijna vijftien jaar geleden. Een serie over een klas vol ongemotiveerde havisten.

„Ik herkende daar toen niks van, ik had juist heel leuke klassen havo-4. Dat was vijftien jaar geleden. Zelf hoorde ik vroeger ook dat wij niet deugden, wat dat betreft zijn het altijd dezelfde verhalen.”

Toch wil Brokking niet zeggen dat er niks verandert. Tieners krijgen nu zoveel prikkels van buitenaf, dat hun spanningsboog korter wordt

„Hun mobieltjes staan altijd aan, ze hebben hun computer, msn, altijd is er wat. Als iets niet leuk is, hoppen ze naar iets anders, ze zijn consumptiever ingesteld dan vroeger.”

Door internet zijn de leerlingen ook snel tevreden met hun werk. „Ze kunnen gemakkelijk heel veel bronnen vinden, waar ze kritiekloos mee omgaan. Gelegenheid schept de dief, zeg ik maar.”



Trouw, 28-02-2006