Inloggen

Bekijk de volledige versie : Meesters


Barst
4th September 2017, 02:41
Meesters

Bernard Dewulf

Ik kan vrij goed tellen. Dat wil zeggen hoofdrekenen. Ik begrijp zelf niet waarom. Want al vanaf een vergelijking met twee onbekenden is wiskunde Chinees.

Ik denk aan de vreemdste dingen bij die ‘onbekenden’. En dat is niet de bedoeling. Onbekenden moeten volstrekt bekend worden. Dat is nu net de fictie van wiskunde.

Maar misschien heeft de toffe meester van het vierde leerjaar wel ooit gezegd, net na de komma, met zijn berookte duim omhoog: amai, dat was rap, Dewulf. En heb ik vervolgens levenslang bedacht: ik kan hoofdrekenen.

En ik kan het nog altijd. Begrijpt u?

In nog geen tien seconden bijvoorbeeld wist ik dat ik alles samen achttien jaar onderwijs heb ‘genoten’. Dat is net geen derde van mijn huidige bestaan.

En in al die jaren heb ik nooit een vak gevolgd, ook al heb ik ooit zelfs Swahili gehad. In de letteren-opleiding.

Natuurlijk, ik moest punten halen, met examens, papers, multiple choice enzovoort. En dat heb ik keurig gedaan.

Een grove berekening leert me dat het om tientallen vakken gaat in die achttien jaar. Waar intussen helaas wel wat onbekenden tussen staan. Zoals ‘Filologische hulpwetenschappen’. Werkelijk geen idee meer. Waar dat om ging. En of ik het wel gehad heb.

Maar daar gaat het niet om.

Nooit, dus, heb ik een vak gevolgd. Dat is uiteraard een boutade. Maar ik meen ze. Altijd immers heb ik meesters gevolgd. Welk vak ze ook gaven. Ze gaven vooral zichzelf. In hun vak.

En meesters hebben veel namen: van schooljuf tot buitengewoon hoogleraar. Of gewoon meneer Somers. Of pater Lievens. Of de zotte schrijver in zijn roze trui die onvergetelijk langskwam in de les Nederlands.

Of, ja, die ene dikke, goedlachse maar verschrikkelijk erudiete leraar, aan wiens alwetende lippen ik hing. En die me ineens, in felrode stift, 0/20 gaf. Omdat ik tot zijn ergernis duidelijk ‘lui’ was geweest.

Nog altijd ben ik hem erkentelijk voor die vernedering. Ze heeft net op tijd het beste in mij gewekt.

En daar gaat het om.

Alweer, nu bij het nieuwe schooljaar, en al alle schooljaren lang, moet ik de grootste zever aanhoren. Over zowat de belangrijkste les van onze samenleving: het onderricht van onze toekomst.

Ik ben het zo beu.

Dat hele reusachtige waterhoofd van het onderwijs, volgepropt met vetbetaalde luchtbellen, klotst jaar na jaar maar door met zogezegd ‘nieuwe ideeën’ en voorspelbare politieke strijdjes.

Elk nieuw schooljaar opnieuw dezelfde gebakken lucht, dezelfde verdwazing en, het ergst van al, dat schrijnend gebrek vaak aan visie en empathie voor de ‘leerlingen’ – als een gigantische school water spuitende walvissen in het niets.

Daarom was ik deze week zo blij met de haast wanhopige oproep van enkele bezorgde academici in de krant. Van onze beste universiteiten. Met naam en faam. Van wiskundigen tot kerkjuristen.

Dat zijn geen onnozelaars. En ze vragen iets heel eenvoudigs: ‘Geef de klas terug aan de leraar’. Hoe elementairder kan het? ‘Geef de klas terug aan de leraar’.

Ik kon alleen maar heftig instemmend knikken.

Nooit – ik herhaal het – heb ik iets geleerd voor mijn ‘latere leven’ van een eindterm, een minimumdoel, een aanwendingsplan. Of zelfs een cijfer, een letter of een punt (op die 0/20 na).

Dat liet ik over aan de trutten.

Ik heb geleerd van ménsen. Die mij iets wilden leren. Als mensen onder mensen.

En laat ik duidelijk zijn, elk schooljaar weer waren ze daar. Met enkelen. Bevlogen, begeesterde meesters.

Nooit heb ik géén meesters gehad, ook al besefte ik soms later pas hoe meesterlijk ze waren. Ik ben ze voor altijd dankbaar. Zonder hen was ik nog altijd een trut.

En ik denk dat ik voluit in hun naam kan spreken, hoe overleden de meeste intussen ook zijn: laat in godsnaam onze meesters weer onze meesters zijn.

Geen mens wordt mens zonder meesters.

Vries dat hele waterhoofd van ons onderwijs in. Of zet het op sterk water in een schuilkelder. Samen met alle ‘eindtermen’, ‘uitgangspunten’, ‘ontwikkelingsdoelen’ enzovoort. En wek de meesters weer tot leven.

Ze bestaan. En ze zijn onschatbaar. En ja, ik kan nog altijd tellen, denk ik.


DSWeekblad, 02-09-2017 (Bernard Dewulf)