Barst
21st August 2017, 16:53
Gooi die invulboeken in de prullenmand
Scholen werken almaar meer met invulboeken, stelt Ilse Geerinck vast. Die zijn peperduur en halen alle creativiteit uit het onderwijs. Weg ermee!
Net als vorig jaar sta ik met mijn zoon en dochter aan te schuiven in de boekenhal. De school van mijn dochter heeft de stapel boeken zelf al netjes samengeraapt, in de school van mijn zoon mag je dat pakket zelf gaan bijeenzoeken. Al kuierend tussen de stapels boeken stel ik vast dat ook dit jaar het aantal invulboeken een viervoud is van het aantal handboeken. De discussie die ik vorig jaar met mijn zoon had, komt me op dat moment weer helder voor de geest. ‘Mama’, vroeg hij, ‘kennen de Grieken de Korinthische zuil?’ In zijn werkboek stond een schema met als hoofding Grieken – Romeinen – Etrusken. En daaronder een aantal woorden: Korinthische zuil, Ionische zuil … Het was aan hem om die woorden te verbinden met de ‘tijdperken’. Ik was nog niet goed begonnen met een verhaal over de Griekse tempels, hun god- en mensbeeld of hij onderbrak me al: ‘Mama, ik heb dat verhaal niet nodig. Op het examen wordt dat schema opgevraagd. Ik moet de woorden kennen en in de juiste kolom kunnen plaatsen. Geef nu maar gewoon antwoord.’
Slaafs noteren
Het invulboek geschiedenis voor dit jaar gaf niet veel uitzicht op iets anders. Terwijl ik verder bladerde door de stapel invulboeken, begon ik me steeds meer zorgen te maken. In mijn schooltijd hadden we alleen enkele handboeken, aangevuld met cursussen die samengesteld waren door de leerkrachten. Het was gewoon een kwestie van ‘noteren’. Op die manier leerden we de kerngedachten van het verhaal in eigen woorden formuleren en neerschrijven. Vandaag vullen mijn kinderen zeven lesuren per dag werkbladen in. Vragen zijn door de auteurs van de werkboeken al voorgekauwd, schema’s zijn uitgetekend, kleurtjes zijn al aangebracht om hoofd- en bijzaak van elkaar te onderscheiden, standaardoefeningen zijn opgesteld – over de hoeveelheid en het type hoeft zelfs niet meer te worden nagedacht. Alles is van tevoren bedacht.
Deze vorm van werken ‘bedwelmt’ en ‘de-activeert’ leerlingen. Meer nog, het vraagt van hen (en van de leraar) een zekere slaafsheid en onderdanigheid: ‘Als het werkboek is ingevuld, is de les gezien en hebben we hard gewerkt’. Leraren kunnen met een ingevuld werkboek bewijzen aan de inspectie, ouders en directie dat de leerstof is gegeven en het leerplan gevolgd. Maar staan ingevulde werkboeken nu werkelijk garant voor goed onderwijs? Door zo massaal in te zetten op invulboeken komt men er niet meer toe leerlingen te activeren en uit te dagen. Dat doe je wel door hen te laten nadenken, door hen aan te moedigen argumenten te vinden om voor de klas een antwoord te formuleren op actuele (politieke, wetenschappelijke, maatschappelijke) kwesties.
Onderwijs dat inzet op vorming vraagt om leraren die zelf eigenaar zijn van het lesmateriaal waarmee ze werken. Dat vraagt om een andere pedagogische aanpak: vooraf zelf nadenken over het parcours dat je met de leerlingen wilt afleggen, en over het materiaal (teksten, oefeningen ...) dat je wilt gebruiken. Het vraagt om ronde tafels waaraan leerlingen ideeën kunnen uitwisselen en diepgaand bespreken. Het vraagt om leerkrachten die feedback geven op (schrijf)opdrachten, die tijd maken om te oefenen en te onderzoeken, die diepgang creëren door keuzes te maken en zich niet te verliezen in de veelheid van feiten en informatie. Dat betekent dat leerkrachten zicht hebben op wat belangrijk is en dat ze voor hun vak de ‘big ideas’ kunnen benoemen. Dat betekent dat leerkrachten met zelfgekozen (oefen)materiaal, en rekening houdend met de diversiteit en uitdagingen van de klas, aan de slag willen gaan.
Winstbejag
Na een kwartier aanschuiven, arriveer ik aan de kassa. ‘Dat is dan 425 euro.’ Ik reageer impulsief en zeg tegen de dame achter de tafel: ‘Dat kan ik nu niet betalen, zoveel cash heb ik niet bij me.’ ‘Geen probleem’, antwoordt ze, ‘dan neem ik even de stapel van u over, u komt maar weer langs als u het geld hebt afgehaald’. Ik bedenk dat er mensen zijn die dit bedrag nu niet kunnen betalen, niet aan het begin van volgende maand, soms pas met veel inspanningen en spreiding net op het einde van het schooljaar. Dat onderwijs een recht is voor elk kind, klinkt toch even zuur. Dat september een gruwel is voor ouders die het even (of wat langer) met minder moeten doen, is blijkbaar nog altijd niet doorgedrongen tot veel scholen. (Of misschien wel, en uit vrees dat ze hun geld niet gaan krijgen, nemen ze de boeken onmiddellijk weer in.)
Uitgeverijen strijken de winst op, ze komen maar al te graag op scholen de boekenverkoop zelf organiseren. Elk jaar opnieuw gaan duizenden invulboeken over de toonbank – in tegenstelling tot hand- of tekstboeken die jaar na jaar (voor een redelijke tweedehandsprijs) worden doorgegeven. Winstbejag is de enige drijfveer.
Het is de hoogste tijd dat leraren hun eigenaarschap terugeisen. En dat schooldirecties de moed hebben om die invulboeken naar de prullenmand te verwijzen. Geef leraren opnieuw het vertrouwen en de verantwoordelijkheid om zelf ‘poortwachter’ te zijn van het lesmateriaal dat ze de klas binnenbrengen. Op die manier zal het onderwijs ook meer motiveren en boeien. Niet het adagium ‘werken om in orde te zijn’ mag de bovenhand krijgen, maar wel de gerichtheid op menselijkheid en vorming. Alleen op die manier is én maakt onderwijs echt vrij.
Ilse Geerinck, docente aan de Hogeschool UCLL
DS, 21-08-2017
Scholen werken almaar meer met invulboeken, stelt Ilse Geerinck vast. Die zijn peperduur en halen alle creativiteit uit het onderwijs. Weg ermee!
Net als vorig jaar sta ik met mijn zoon en dochter aan te schuiven in de boekenhal. De school van mijn dochter heeft de stapel boeken zelf al netjes samengeraapt, in de school van mijn zoon mag je dat pakket zelf gaan bijeenzoeken. Al kuierend tussen de stapels boeken stel ik vast dat ook dit jaar het aantal invulboeken een viervoud is van het aantal handboeken. De discussie die ik vorig jaar met mijn zoon had, komt me op dat moment weer helder voor de geest. ‘Mama’, vroeg hij, ‘kennen de Grieken de Korinthische zuil?’ In zijn werkboek stond een schema met als hoofding Grieken – Romeinen – Etrusken. En daaronder een aantal woorden: Korinthische zuil, Ionische zuil … Het was aan hem om die woorden te verbinden met de ‘tijdperken’. Ik was nog niet goed begonnen met een verhaal over de Griekse tempels, hun god- en mensbeeld of hij onderbrak me al: ‘Mama, ik heb dat verhaal niet nodig. Op het examen wordt dat schema opgevraagd. Ik moet de woorden kennen en in de juiste kolom kunnen plaatsen. Geef nu maar gewoon antwoord.’
Slaafs noteren
Het invulboek geschiedenis voor dit jaar gaf niet veel uitzicht op iets anders. Terwijl ik verder bladerde door de stapel invulboeken, begon ik me steeds meer zorgen te maken. In mijn schooltijd hadden we alleen enkele handboeken, aangevuld met cursussen die samengesteld waren door de leerkrachten. Het was gewoon een kwestie van ‘noteren’. Op die manier leerden we de kerngedachten van het verhaal in eigen woorden formuleren en neerschrijven. Vandaag vullen mijn kinderen zeven lesuren per dag werkbladen in. Vragen zijn door de auteurs van de werkboeken al voorgekauwd, schema’s zijn uitgetekend, kleurtjes zijn al aangebracht om hoofd- en bijzaak van elkaar te onderscheiden, standaardoefeningen zijn opgesteld – over de hoeveelheid en het type hoeft zelfs niet meer te worden nagedacht. Alles is van tevoren bedacht.
Deze vorm van werken ‘bedwelmt’ en ‘de-activeert’ leerlingen. Meer nog, het vraagt van hen (en van de leraar) een zekere slaafsheid en onderdanigheid: ‘Als het werkboek is ingevuld, is de les gezien en hebben we hard gewerkt’. Leraren kunnen met een ingevuld werkboek bewijzen aan de inspectie, ouders en directie dat de leerstof is gegeven en het leerplan gevolgd. Maar staan ingevulde werkboeken nu werkelijk garant voor goed onderwijs? Door zo massaal in te zetten op invulboeken komt men er niet meer toe leerlingen te activeren en uit te dagen. Dat doe je wel door hen te laten nadenken, door hen aan te moedigen argumenten te vinden om voor de klas een antwoord te formuleren op actuele (politieke, wetenschappelijke, maatschappelijke) kwesties.
Onderwijs dat inzet op vorming vraagt om leraren die zelf eigenaar zijn van het lesmateriaal waarmee ze werken. Dat vraagt om een andere pedagogische aanpak: vooraf zelf nadenken over het parcours dat je met de leerlingen wilt afleggen, en over het materiaal (teksten, oefeningen ...) dat je wilt gebruiken. Het vraagt om ronde tafels waaraan leerlingen ideeën kunnen uitwisselen en diepgaand bespreken. Het vraagt om leerkrachten die feedback geven op (schrijf)opdrachten, die tijd maken om te oefenen en te onderzoeken, die diepgang creëren door keuzes te maken en zich niet te verliezen in de veelheid van feiten en informatie. Dat betekent dat leerkrachten zicht hebben op wat belangrijk is en dat ze voor hun vak de ‘big ideas’ kunnen benoemen. Dat betekent dat leerkrachten met zelfgekozen (oefen)materiaal, en rekening houdend met de diversiteit en uitdagingen van de klas, aan de slag willen gaan.
Winstbejag
Na een kwartier aanschuiven, arriveer ik aan de kassa. ‘Dat is dan 425 euro.’ Ik reageer impulsief en zeg tegen de dame achter de tafel: ‘Dat kan ik nu niet betalen, zoveel cash heb ik niet bij me.’ ‘Geen probleem’, antwoordt ze, ‘dan neem ik even de stapel van u over, u komt maar weer langs als u het geld hebt afgehaald’. Ik bedenk dat er mensen zijn die dit bedrag nu niet kunnen betalen, niet aan het begin van volgende maand, soms pas met veel inspanningen en spreiding net op het einde van het schooljaar. Dat onderwijs een recht is voor elk kind, klinkt toch even zuur. Dat september een gruwel is voor ouders die het even (of wat langer) met minder moeten doen, is blijkbaar nog altijd niet doorgedrongen tot veel scholen. (Of misschien wel, en uit vrees dat ze hun geld niet gaan krijgen, nemen ze de boeken onmiddellijk weer in.)
Uitgeverijen strijken de winst op, ze komen maar al te graag op scholen de boekenverkoop zelf organiseren. Elk jaar opnieuw gaan duizenden invulboeken over de toonbank – in tegenstelling tot hand- of tekstboeken die jaar na jaar (voor een redelijke tweedehandsprijs) worden doorgegeven. Winstbejag is de enige drijfveer.
Het is de hoogste tijd dat leraren hun eigenaarschap terugeisen. En dat schooldirecties de moed hebben om die invulboeken naar de prullenmand te verwijzen. Geef leraren opnieuw het vertrouwen en de verantwoordelijkheid om zelf ‘poortwachter’ te zijn van het lesmateriaal dat ze de klas binnenbrengen. Op die manier zal het onderwijs ook meer motiveren en boeien. Niet het adagium ‘werken om in orde te zijn’ mag de bovenhand krijgen, maar wel de gerichtheid op menselijkheid en vorming. Alleen op die manier is én maakt onderwijs echt vrij.
Ilse Geerinck, docente aan de Hogeschool UCLL
DS, 21-08-2017