PDA

Bekijk de volledige versie : Het is de schuld van Wikipedia


Barst
14th July 2017, 16:39
Het is de schuld van Wikipedia


Nieuwe technologieën zoals Instagram zijn handig, maar creëren geen enkele geldstroom in België. Volgens Stijn Decock kan dit problematisch zijn voor de vergrijzing, want economische groei is essentieel om die betaalbaar te houden.


Wat heeft Wikipedia te maken met de betaalbaarheid van de pensioenen? Meer dan je denkt. Wou je in 1980 meer te weten komen over het leven van je favoriete schilder, dan kocht je een encyclopedie. Een Winkler Prins Encyclopedie kostte toen 39.000 Belgische frank (ongeveer 1.000 euro). Die aankooptransactie creëerde heel wat bewegingen in het bbp. De boekhandelaar ontving een mooi bedrag, waarop hij belastingen betaalde. Zijn personeel ontving een loon en consumeerde dat. Als je nu wenst te weten wanneer Léon Spilliaert precies doorbrak, dan geef je zijn naam gratis in Wikipedia in, en krijg je meteen een lang artikel met allerlei details. Een encyclopedie aankopen is niet meer nodig, dus volgt er ook geen bbp-transactie meer. Hetzelfde met foto’s. Vroeger kocht je een filmpje en liet je het tegen betaling afdrukken in een fotowinkel. Nu laad je die gratis op in Instagram.

Wikipedia en Instagram zijn fantastische instrumenten, maar ze creëren geen enkele geldstroom in België. Dat soort technologieën drukt op de economische groei. En laten we net de groei van dat bbp nodig hebben om de vergrijzing te betalen.


Meetprobleem

Het Planbureau kwam deze week met zijn prognoses over de betaalbaarheid van de vergrijzing. Die kosten werden opnieuw opgetrokken. In termen van vandaag zou de vergrijzing in 2040 13 miljard euro extra kosten, maar dat is wellicht een stevige onderschatting. Het Planbureau gaat uit van zeer optimistische ramingen over de productiviteitsgroei, de gist in de welvaartstaart. Die taart moet voldoende rijzen, omdat er een steeds groter stuk naar de pensioenen moet vloeien. Zo stegen de kosten van de pensioenen de voorbije jaren met 1,5 miljard euro per jaar. Of om de twee jaar zowat het volledige bedrag dat de NMBS van de federale overheid krijgt.

Productiviteitsgroei is wat we per eenheid arbeid jaarlijks meer produceren aan goederen en diensten. Dit dankzij betere machines of een betere arbeidsorganisatie. Hoe hoger die groei, hoe hoger het bbp en hoe makkelijker het is om een deel van dat bbp te laten vloeien naar de pensioenen van een groter wordende groep ouderen. In de jaren 90 leek dit niet echt een probleem, omdat de jaarlijkse productiviteitsgroei toen op 1,8 procent per jaar uitkwam. Nu is die gezakt tot een karige 0,6 procent per jaar. De vergrijzingscommissie verwacht dat die 0,6 procent opnieuw gaat oplopen naar 1,5 procent tegen 2035. Dat is zeer optimistisch.

Want waarom zakt die productiviteitsgroei? In de eerste plaats is die daling geen louter Belgisch fenomeen. Zowat alle westerse landen hebben ermee te kampen. De belangrijkste reden is een meetprobleem. Het bbp-concept, waarvan productiviteitsgroei is afgeleid, is opgesteld rond de oorlogsjaren en is vooral een goed meetinstrument in een klassieke industriële omgeving met een duidelijke meetbare hoeveelheid geproduceerde goederen die veel geldtransacties veroorzaken.

In een hoogtechnologische samenleving bereikt dit concept zijn grenzen. Er bestaat een spanningsveld tussen nieuwe technologie en de groei. Technologie leidt tot heel wat extra gebruiksgemak, maar zelden tot extra financiële transacties die tot grote stijgingen van het bbp leiden, zoals het voorbeeld van Wikipedia aantoont. Bovendien is het moeilijk om kwaliteitsverbeteringen van nieuwe technologie in het bbp te verrekenen. In een smartphone steekt nu een halve elektronicawinkel van 15 jaar geleden. Als je de waarde van alle toestellen van 15 jaar geleden optelt die nu in een smartphone zitten, kom je aan het tienvoudige van de prijs die je nu voor de smartphone betaalt. Dit soort kwaliteitsverbeteringen wordt door het bbp zwaar onderschat. Voormalig IMF-hoofdeconoom Olivier Blanchard schat dat het bbp zoals we het meten in werkelijkheid 1 procent per jaar hoger ligt. Zeker in de gezondheidszorg ziet hij veel vooruitgang die we nauwelijks nog kunnen opmeten in het bbp.


Zelfrijdende wagens

Daarnaast is er nog een onderbelicht fenomeen. Sommige economen antwoorden dat de daling van de productiviteitsgroei tijdelijk is, omdat er heel wat nieuwe technologieën in de pijplijn zitten, zoals zelfrijdende wagens. Zodra die operationeel zijn, zal de productiviteitsgroei opnieuw toenemen. Maar dat zou weleens kunnen tegenvallen, omdat we het over het gemiddelde van alle werknemers hebben. De vraag is niet wanneer de zelfrijdende vrachtwagen er komt, wel wat de chauffeur erna gaat doen. En vooral of hij in zijn nieuwe job met technologie kan werken die zijn productiviteit sterk gaat verhogen.

Volgens een studie van de Universiteit Utrecht doet de robotisering de werkgelegenheid niet dalen(DS 13 juli). De extra welvaart van betere technologie creëert heel wat bijkomende jobs. Alleen is de vraag welke jobs dat worden. Dat zullen niet per se slecht betaalde jobs zijn, maar ze zullen wellicht een lage productiviteitshefboom hebben. Die hefboom is de mate waarmee je met technologie meer kan presteren per uur. De kans is groot dat de nieuwe jobs eerder in sectoren zullen zitten waar technologie de mens moeilijk kan vervangen. Waarbij we net de menselijke touch aan het product of dienst waarderen en bereid zijn hiervoor te betalen, in plaats van een app te gebruiken.

Veel van die nieuwe jobs zullen in de sfeer van persoonlijke diensten zitten. Een personal sportcoach is zo’n nieuw beroep. Wil zo’n coach zijn productiviteit opdrijven, dan moet hij in plaats van één persoon per uur er twee of drie per uur coachen. Maar als hij drie mensen per uur coacht, levert hij een fundamenteel andere (en wellicht minderwaardige) dienst af, dan als hij alleen mij zou coachen.

In het voorbeeld van de vrachtwagenchauffeur is de kans groot dat de chauffeur na de komst van de zelfrijdende vrachtwagen wel een nieuwe job vindt. Maar het zal eerder een job in tuinonderhoud, logistiek of horeca zijn, waar zijn mogelijkheden om met technologie de productiviteit op te drijven, beperkter zullen zijn.


Nieuw pensioencontract

Dit brengt ons terug bij het beginpunt. Groei is de structurele factor om de vergrijzing betaalbaar te houden. De verhoopte groei van 1,5 procent halen we niet door het meetprobleem van de nieuwe technologie. Hierdoor dreigt de vergrijzing helemaal onbetaalbaar te worden. Veel oplossingen zijn er niet. De belastingen liggen al extreem hoog en het standaardpensioen is laag. We hebben nog wat marge om met klassieke recepten zoals de verhoging van de werkzaamheidsgraad, investeringen en scholing de gemiddelde productiviteitsgraad te verhogen. Als we hetzelfde aantal mensen in de private sector tewerkstellen als in Oostenrijk of Nederland, dan zouden er 900.000 meer mensen in België werken en dus netto bijdragen tot de belastingen.

Maar misschien moeten we ook nadenken over een andere benadering van het pensioen. Als we door de te lage productiviteitsgroei niet voldoende financiële middelen zullen hebben om het pensioencontract tot op de euro na te komen, moeten we dat contract dan niet herdefiniëren in een nieuw soort verbintenis, die dankzij nieuwe technologie het resultaat garandeert, veeleer dan de middelen? Denk aan hoe sommige autobouwers omgaan met de nieuwe technologische concepten. Ze zullen in de toekomst niet langer auto’s verkopen, maar mobiliteit leveren. Een moderne overheid zou via nieuwe technologie (zoals gezondheidsapps en zelfrijdend openbaar vervoer) welvaart kunnen leveren, in plaats van een pure distributeur van uitkeringen te zijn.


DS, 14-07-2017 (Stijn Decock, hoofdeconoom VOKA)