Barst
6th January 2017, 05:06
‘Frankrijk is een kookpan onder veel te grote druk’
In Amerika hees de boze Amerikaan Donald Trump in het Witte huis, in Engeland stak de wanhopige Brit zijn middelvinger op naar Europa. Kan het ondenkbare straks opnieuw gebeuren in Frankrijk? ‘Marine Le Pen is onze enige hoop voor een wissel op de toekomst.’
Angst voor morgen
Het moet een van de meest troosteloze straten van West-Europa zijn. Geen plek die pijnlijker het verval etaleert dan de steenweg tussen Lens en Henin-Beaumont, in het oude mijnbekken van Pas-de-Calais. Langs het autoraam glijden grauwe cités voorbij, waar mijnwerkersweduwen met hun kinderen en kleinkinderen samenleven in kleine vertrekken. Te veel vervallen huizen, te veel elektrozaken en kappers zonder klanten. Een verlaten fabrieksterrein werd ingepalmd door zigeuners. Al goed dat hier en daar een kerstman langs de gevels omhoog klimt.
De kerstmarkt van Lens is zo goed als uitgestorven. Bij een gebrek aan klanten verwarmen enkele standhouders zich bij elkaar, aan een kraam met oesters en wijn. De derde fles gaat open. Het is 13 uur ’s middags.
‘Dat ze stoppen met ons als melkkoeien te behandelen.’ *Michel Dupuich handelt in artisanaal bier en kaas. Hij spuugt zijn woorden uit, ondersteund door dwingende handgebaren. ‘Ik werk de klok rond. Na taksen en standgeld houd ik 3 euro per uur over. En wij ons maar uit de naad werken. Maar heet je Mohammed, dan krijg je 600 euro in je pollen zonder iets te doen. Wie houden ze hier voor de zot? Merde!’
Hij is een oude gaullist, zegt hij. Van de huidige politieke klasse – ‘saligauds’ – moet hij niets weten. ‘Straks zullen ze hier allemaal neerstrijken. Foldertjes uitdelen, gratis drinken. En eens ze hun postje te pakken hebben, hoor je niets meer van hen.’ Alleen voor Marine Le Pen, ‘la blonde’, heeft hij sympathie.
Le Pen gaat scoren bij de presidentsverkiezingen in mei, zegt Dupuich. Dat voelt hij overal waar hij op markten staat. In Metz, Troyes, aan de kust. Zijn collega’s knikken. ‘Frankrijk crepeert. De werkloosheid is wurgend, jongeren zien geen toekomst. Er is die grote angst, weet u. Angst voor aanslagen. Angst voor morgen. De mensen flaneren wel, maar ze kopen niet. Of ze vragen een stukje kaas voor anderhalve euro.’
Denain
La misère
Vijftig kilometer verderop houden we halt in Denain, een voorstadje van Valenciennes. Het leven speelt zich af rond één hoofdweg, met als trekpleister de Lutécia: café, brasserie, gokkantoor én krantenwinkel. Uit de stereo klinkt frisse popmuziek. Rosé en Ricard gaan vlot over de toonbank.
Maar schijn bedriegt. ‘La misère’, zegt uitbaatster Maria Morano als ik haar vraag hoe het hier gaat. ‘Dertig jaar geleden was dit een magnifieke stad, met mooie kledingzaken en traiteurs die het beste vlees verkochten. De straten liepen vol.’ Ze wijst naar de dichtgetimmerde winkelpanden waar opschriften op de luifels herinneren aan wat ooit was. ‘Nu is het centrum uitgestorven.’
In de tijd van de mijnen was dit een welvarende regio. Daarna zorgden de staalfabrieken voor werk, de gigant Usinor op kop. Toen die sloten rond 1980, vielen in enkele jaren tijd 30.000 gezinnen zonder werk. Sommigen kwamen aan de bak in de automobielindustrie. Velen trokken weg, naar de havens van Duinkerke en Marseille. Of naar fabrieken in België. Vandaag heeft Denain de twijfelachtige eer een van de armste gemeenten van het land te zijn, met een werkloosheidsgraad van 33 procent – driekwart van de bevolking is vrijgesteld van belastingen.
In café Lutécia druipt de afkeer van de politiek van de muren. ‘Het systeem is rot’, snauwt Maria’s partner Jean-Denis. ‘Dit land is een eldorado voor de profiteurs. Wij betalen ons blauw aan hun uitkeringen.’ Maria knipoogt verontschuldigend. Zij, op fluistertoon: ‘De buitenlanders hebben het overgenomen. De laatste Franse beenhouwerij is drie maanden geleden gesloten. Nu resten alleen maar halal-zaken.’ Ze trekt haar neus op, terwijl ze op enkele borden rolletjes hesp, vleessla en paté schikt. ‘Daar ga ik niet.’
Bons à rien
Ooit was Jean-Denis flik op Corsica. Het liefst pakte hij zijn boeltje en keerde hij terug. Als dat maar kon. ‘Ik krijg deze zaak aan de straatstenen niet verkocht.’ Dat het de schuld van Europa is, sneert hij. Hij gaat er, zoals zovelen die ik nog zal ontmoeten, prat op dat de neergang van Frankrijk samenging met de uitbreiding van Europa. ‘Griekenland, Bulgarije, Polen: ze dumpten hun arbeiders hier, terwijl wij hun economieën recht hielden. Als ze morgen een referendum houden over de EU, ben ik de eerste die tegenstemt.’
Roger, een gepensioneerde vakbondsman die aan de toog staat mee te luisteren, mengt zich in het gesprek. ‘Deze regio kleurde vroeger donkerrood. Maar dat is gekeerd. We worden al dertig jaar geregeerd door “des bons à rien”. Ze hebben onze rijkdom verspeeld.’
De communist droomt van een sterk Frankrijk dat opnieuw jobs creëert aan het spoor, bij de post en op de scheepswerven. Dat multinationals zwaar belast en kleine ondernemers steunt. ‘Je kunt de klok toch niet zomaar terugdraaien?’, opper ik. Hij grijnst. ‘Dat kun je absoluut wel. De Britten deden het toch ook?’
Hij dept het bierschuim van zijn borstelige snor en kijkt me doordringend aan. ‘Dit land is als een kookpan onder hoge druk. Ik voorspel u: dit gaat verrassingen geven. Als iemand een wissel op de toekomst kan zijn, is het Le Pen.’ Voor het eerst overweegt hij zelf ook van kamp te veranderen, om ‘de boel eens op te schudden’.
Hénin-Beaumont
Een frexit, jawel
Om te begrijpen hoe het Front National zijn opmars in Frankrijk voortzet, trekken we naar Hénin-Beaumont, een oud industriestadje tussen Lens en Valenciennes. In 2014 streek hier de eerste FN-burgemeester van Frankrijk neer, na een eeuw onafgebroken PS-bestuur. De socialisten hingen in de touwen, verscheurd door affaires en clanruzies.
Al sinds 2007 voert Marine Le Pen van hieruit campagne. In de regionale verkiezingen van eind vorig jaar haalde ze in de regio Nord-Pas-de-Calais-Picardie monsterscores. Ze werd nipt geen regiopresident, omdat ze in de tweede ronde de duimen moest leggen voor de republikein Xavier Bertrand. Dat scenario belooft zich in mei te herhalen op nationaal niveau. De meeste analisten gaan uit van een eindstrijd tussen Le Pen en de republikein François Fillon. Marine, zoals ze haar hier vertrouwelijk noemen, staat dichter bij de macht dan ooit.
Burgemeester Steeve Briois heeft een grote invloed op ‘la blonde’. Hij fluisterde haar in het oor zich minder bourgeois te kleden als ze afzakt naar het Noorden. Zich te laten tutoyeren. Eens een kind vast te pakken. We lopen hem tegen het lijf in de feestzaal tegenover het stadhuis, waar de vzw Droit de Vivre een kerstmarkt organiseert voor mensen die het moeilijk hebben. In het aanbod: plastic bloemstukken, porseleinen engelen en een burgemeester die handjes schudt.
Ook hij wil graag zijn analyse van de miserie geven. Brèf: alles ontspoorde door de globalisering en ‘het wanbeleid van het Europa van de kapitalisten’. ‘Dat gaan we terugdraaien. Wij willen uit de EU. Een Frexit, jawel. Europa is een onmenselijke dictatuur geworden, die Frankrijk achterliet met 8 miljoen armen. Die moeten voor bijstand concurreren met de buitenlanders. Ça ne va plus.’ Instemmend gemompel in het groepje dat zich rond ons heeft verzameld.
Bedankt en tot ziens
Het FN van Le Pen is niet voor één gat te vangen. Het staat voor de rechtse waarden van orde en gezag. Het is tegen migranten. Maar sociaaleconomisch trekt het de kaart van de kleine man. Dat is een troef als ze het moeten opnemen tegen de ultraliberaal Fillon, zegt Briois. ‘Die wil delen van de sociale zekerheid privatiseren en de pensioenleeftijd optrekken. De ontgoochelde linkse kiezers zullen nooit voor die man stemmen.’ Hij glimlacht. ‘De sterren staan gunstig. Maar nu moet u mij excuseren, ik word straks in het Europees Parlement in Brussel verwacht.’
Ik blijf achter met Ahmed en Sabeha Wahid, het koppel dat de kerstmarkt organiseert. Ze halen de schouders op. ‘Er valt met hem samen te werken. Hij is correct.’ Maar na wat doorvragen blijkt hun schrik groot. ‘Die slogan: “On n’est plus chez nous.” Wat wil dat zeggen? Wij zijn toch ook Fransen? Onze vaders zijn uit Marokko gekomen om in de mijnen te werken’, zegt Ahmed. ‘Ga je nu zeggen: bedankt en tot ziens? Je voelt de polarisering toenemen. Ik heb schrik voor onze kinderen.’
Op de Place de la République staan enkele jongeren te wachten aan dranghekken. De kerstmarkt gaat pas om 16 uur open. Het moet zo, voor de veiligheid, had Briois gezegd. We bellen aan bij de plaatselijke redactie van La Voix du Nord, de populaire krant van het Noorden die ruim 1,2 miljoen lezers heeft. Redactiechef Pascal Wallart gaat ons langs een smalle trap voor naar zijn rommelige zolderkamertje. Papieren, boeken en kranten liggen er in hopen gestapeld.
Cultuur van de chef
Hij glimlacht, terwijl hij vanuit zijn raam toekijkt hoe de kerstmarkt zich op gang trekt. ‘Ja, er is meer ambiance sinds Steeve *Briois aan de macht is. Er worden feesten georganiseerd.’ Dan kijkt hij me aan. ‘Maar de democratie is nog een laagje vernis. Mispak u niet aan die man. Een wolf in schaapsvacht. Sinds twee jaar heerst de cultuur van de chef. Zijn wil is wet, elke tegenstem wordt de mond gesnoerd.’
Wallart weet waarover hij spreekt. Zijn krant staat op voet van oorlog met het stadsbestuur. De sfeer verziekte helemaal toen hoofdredacteur Jean-Michel Bretonnier aan de vooravond van de verkiezingen vorig jaar zijn lezers opriep niet voor Le Pen te stemmen. Dat was nooit gezien. ‘Sindsdien worden we geboycot. Het stadsbestuur beantwoordt onze vragen niet. We krijgen wel bedreigingen. Haatmail. Er is de anonieme Facebookpagina, La Voie d’Hénin, waar ze er een sport van maken ons persoonlijk aan te vallen en te vernederen.’ Hij kijkt wanhopig. ‘Ik weet niet hoelang ik dit nog volhoud. Het voelt alsof je onophoudelijk gestenigd wordt.’
Wallart begrijpt waarom veel Fransen moedeloos zijn. ‘Ze verwachten alles van de staat, maar die kan de belofte van bijstand niet meer waarmaken. Wie een diploma heeft, trekt weg. De vraag is: waarheen? Het Noorden heeft misschien de hoogste werkloosheidscijfers van het land, maar ook andere streken zijn er erg aan toe. De Cantal, de Savoie, Bretagne, de Elzas... het zijn economisch uitgebluste regio’s. Dan staat er een partij op die zegt: we nemen de boel in handen. We sluiten de grenzen en maken Frankrijk weer groot. Klinkt bekend, niet?’
Saint-Quentin
De revolutie
Op zoek naar een minder deprimerend geluid trekken we naar Picardië, wat dieper naar het zuiden. Saint-Quentin is een stadje met al meer allure. Het heeft mooie burgerhuizen en een imposant stadhuis dat fonkelt onder de kerstversiering. Een jaar geleden vierde Xavier Bertrand hier zijn overwinning op Marine Le Pen. Dat deed hij met gepaste nederigheid. ‘De resultaten van de eerste ronde sloegen in als een donderslag’, klonk het in zijn overwinningsspeech. ‘Misschien wel de laatste voor het FN aan de macht komt.’
Zag Bertrand de bui hangen? Enkele jongeren met wie ik aan de praat raak, maken duidelijk dat de welstand een façade is. ‘Na mijn studies trek ik weg’, zegt Luca, de oudste van drie neven die het artisanale bier dat hun vaders brouwen, verkopen op de kerstmarkt. ‘Het liefst naar het buitenland. Dat doemdenken de hele tijd. Ik houd mijn hart vast. Straks begaan de Fransen dezelfde stommiteit als de Amerikanen.’
Op de baan tussen Saint-Quentin en Amiens slaan we af in Péronne, een plaatsje dat overheerst wordt door een herdenkingsmuseum voor de Slag aan de Somme. Achter het middeleeuwse kasteel staan een kleine honderd mensen te wachten voor de poort van een oude schuur. Met caddies en tassen schuiven ze aan voor de wekelijkse voedselbedeling van Les Restos du Coeur. Ook hier dezelfde verzuchtingen. Te weinig werk. Het toerisme brengt geen soelaas. Toch niet voor de armen.
Binnen leidt monsieur Portail alles in goede banen. Dat doet hij al een jaar of twintig. ‘We hebben 700 klanten, op een bevolking van 14.000. Met wat ze hier krijgen, kunnen ze een halve week voort.’ Hij kijkt bedrukt. ‘Velen raken er niet uit. Ik zag generaties passeren: ouders, hun kinderen, hun kleinkinderen, ook weer met baby’s op de arm.’
Hij troont me mee naar een geïmproviseerd bureautje – een tafel, twee stoelen, een vieze koffiekop. Achter de gesloten deur wil hij zijn genuanceerde kijk geven. ‘Er is wél werk, maar ze doen geen moeite. Amazon opent volgend jaar een nieuw depot in Amiens. Ze zoeken 500 magazijniers. Maar de mensen zeggen: ik raak daar niet, want ik heb geen auto. Ik ken aannemers in de streek die metselaars zoeken en niemand vinden. Kijk, zo gaat het niet. Verhuis desnoods, als je echt wil werken. Daar wringt het schoentje: als je eten krijgt, een uitkering en een sociale woning, word je niet gedwongen uit de miserie te kruipen.’
Portail zegt dat soort dingen nooit hardop. Hij helpt. Dat is zijn plicht. ‘Over twee zaken praten we hier nooit: politiek en religie.’ Hij buigt voorover en fluistert. ‘Maar ik weet: áls ze stemmen, dan zo goed als allemaal voor Marine Le Pen. Deze mensen zijn erg vatbaar voor demagogie. Als ik morgen roep: ‘De revolutie!’, lopen ze in lange rijen achter me aan.’
Boulogne-sur-mer
L’optimiste
Een laatste stop in Boulogne-sur-Mer, aan de ruige Opaalkust. Misschien brengt de zeelucht verlichting. Boulogne groeide uit tot een mondain plaatsje dat leeft van de visserij en het toerisme. De reders maakten fortuinen. Ze bouwden pronkerige huizen, hun madammen kochten bontjassen en juwelen. Er waren mooie viswinkels en boetieks. In de straten liep het vol Engelsen, die kwamen met de ferry’s.
Maar ook dat is voorbij. Het centrum loopt leeg, de immo-advertenties puilen uit. Sinds de ferry’s naar Dover stilvielen in 2010, blijven de Engelsen weg, vertelt Marie van brasserie La Mairie. ‘We hebben wel Belgen, maar die consumeren minder.’ En hoewel Boulogne de eerste Franse vissershaven is, gaat ook de visserij achteruit. Op de vismarkt aan de Quai Gambetta klagen vissers steen en been. ‘De vette jaren zijn voorbij’, zegt Martine. Op haar luifel staat het opschrift L’Optimiste, al heeft ze daar weinig reden toe. ‘Toen we onze boot kochten, ging het twintig jaar goed. Dan kwamen de Europese visquota. Sindsdien is het aanbod drastisch geslonken.’ Ze wijst naar de roggen die liggen te blinken op het ijs: ‘Een groot deel van onze vangst gooien we terug in zee.’
Europa is, ook hier, de kop van Jut. Net als de globalisering – voor velen één pot nat. De visverwerking trok deels naar landen met lagere lonen. Er kwam weinig voor in de plaats. Maxime, een visser van rond de dertig, blaast in zijn handen die bloedrood uitslaan van de kou. ‘Toen ik begon, verdiende ik 40 à 50.000 euro netto per jaar. Nu met moeite 25.000. Ik werk 29 dagen per maand, zo’n 15 uur per dag. Reken uit: dat is 4 à 5 euro per uur. De rek is eruit.’ Dan maakt hij zich kwaad. ‘Onze burgemeester was tot twee jaar geleden minister van de Zee en de Visserij. Wat heeft hij voor ons gedaan? Niets!’
Blijven geloven
Een gure wind steekt op. Ik duik in de kap van mijn jas. De moed ontbreekt me om met deze mensen de discussie aan te gaan over overbevissing en het nut van quota. Ik durf niet te vertellen dat hun minister daar weinig aan kan veranderen. Dat de enige weg terug misschien de vlucht vooruit is.
Wie daar wel in gelooft, is Brigitte Chamoir, patronne van het visrestaurant La Table de Nicolas. Ze is hoofd van de commerçantenvereniging. En ze krijgt een punthoofd van het geweeklaag. ‘Ik sta al 36 jaar in de commerce. Eerst in een damesboetiek en ondertussen al 16 jaar hier. Natuurlijk blijft niets bij het oude. Steek je handen uit de mouwen en vind jezelf opnieuw uit. Gaan we allemaal onze kop laten hangen?’
‘Ik voel dat ik mensen meekrijg’, zegt ze strijdvaardig. ‘Het bestuur pompt jaarlijks een miljoen euro in het verfraaien van de winkelstraten. Je ziet het stilletjes opleven. We hebben een prachtige stad, aan een mooie wilde kust. Als we dit niet verkocht krijgen, wat dan wel?’ Ze stuurt ons naar huis met een knipoog. ‘Frankrijk hoeft niets van zijn grandeur in te boeten. Maar we moeten er vooral zelf in geloven.’
DS, 23-12-2016 (Ine Rens)
In Amerika hees de boze Amerikaan Donald Trump in het Witte huis, in Engeland stak de wanhopige Brit zijn middelvinger op naar Europa. Kan het ondenkbare straks opnieuw gebeuren in Frankrijk? ‘Marine Le Pen is onze enige hoop voor een wissel op de toekomst.’
Angst voor morgen
Het moet een van de meest troosteloze straten van West-Europa zijn. Geen plek die pijnlijker het verval etaleert dan de steenweg tussen Lens en Henin-Beaumont, in het oude mijnbekken van Pas-de-Calais. Langs het autoraam glijden grauwe cités voorbij, waar mijnwerkersweduwen met hun kinderen en kleinkinderen samenleven in kleine vertrekken. Te veel vervallen huizen, te veel elektrozaken en kappers zonder klanten. Een verlaten fabrieksterrein werd ingepalmd door zigeuners. Al goed dat hier en daar een kerstman langs de gevels omhoog klimt.
De kerstmarkt van Lens is zo goed als uitgestorven. Bij een gebrek aan klanten verwarmen enkele standhouders zich bij elkaar, aan een kraam met oesters en wijn. De derde fles gaat open. Het is 13 uur ’s middags.
‘Dat ze stoppen met ons als melkkoeien te behandelen.’ *Michel Dupuich handelt in artisanaal bier en kaas. Hij spuugt zijn woorden uit, ondersteund door dwingende handgebaren. ‘Ik werk de klok rond. Na taksen en standgeld houd ik 3 euro per uur over. En wij ons maar uit de naad werken. Maar heet je Mohammed, dan krijg je 600 euro in je pollen zonder iets te doen. Wie houden ze hier voor de zot? Merde!’
Hij is een oude gaullist, zegt hij. Van de huidige politieke klasse – ‘saligauds’ – moet hij niets weten. ‘Straks zullen ze hier allemaal neerstrijken. Foldertjes uitdelen, gratis drinken. En eens ze hun postje te pakken hebben, hoor je niets meer van hen.’ Alleen voor Marine Le Pen, ‘la blonde’, heeft hij sympathie.
Le Pen gaat scoren bij de presidentsverkiezingen in mei, zegt Dupuich. Dat voelt hij overal waar hij op markten staat. In Metz, Troyes, aan de kust. Zijn collega’s knikken. ‘Frankrijk crepeert. De werkloosheid is wurgend, jongeren zien geen toekomst. Er is die grote angst, weet u. Angst voor aanslagen. Angst voor morgen. De mensen flaneren wel, maar ze kopen niet. Of ze vragen een stukje kaas voor anderhalve euro.’
Denain
La misère
Vijftig kilometer verderop houden we halt in Denain, een voorstadje van Valenciennes. Het leven speelt zich af rond één hoofdweg, met als trekpleister de Lutécia: café, brasserie, gokkantoor én krantenwinkel. Uit de stereo klinkt frisse popmuziek. Rosé en Ricard gaan vlot over de toonbank.
Maar schijn bedriegt. ‘La misère’, zegt uitbaatster Maria Morano als ik haar vraag hoe het hier gaat. ‘Dertig jaar geleden was dit een magnifieke stad, met mooie kledingzaken en traiteurs die het beste vlees verkochten. De straten liepen vol.’ Ze wijst naar de dichtgetimmerde winkelpanden waar opschriften op de luifels herinneren aan wat ooit was. ‘Nu is het centrum uitgestorven.’
In de tijd van de mijnen was dit een welvarende regio. Daarna zorgden de staalfabrieken voor werk, de gigant Usinor op kop. Toen die sloten rond 1980, vielen in enkele jaren tijd 30.000 gezinnen zonder werk. Sommigen kwamen aan de bak in de automobielindustrie. Velen trokken weg, naar de havens van Duinkerke en Marseille. Of naar fabrieken in België. Vandaag heeft Denain de twijfelachtige eer een van de armste gemeenten van het land te zijn, met een werkloosheidsgraad van 33 procent – driekwart van de bevolking is vrijgesteld van belastingen.
In café Lutécia druipt de afkeer van de politiek van de muren. ‘Het systeem is rot’, snauwt Maria’s partner Jean-Denis. ‘Dit land is een eldorado voor de profiteurs. Wij betalen ons blauw aan hun uitkeringen.’ Maria knipoogt verontschuldigend. Zij, op fluistertoon: ‘De buitenlanders hebben het overgenomen. De laatste Franse beenhouwerij is drie maanden geleden gesloten. Nu resten alleen maar halal-zaken.’ Ze trekt haar neus op, terwijl ze op enkele borden rolletjes hesp, vleessla en paté schikt. ‘Daar ga ik niet.’
Bons à rien
Ooit was Jean-Denis flik op Corsica. Het liefst pakte hij zijn boeltje en keerde hij terug. Als dat maar kon. ‘Ik krijg deze zaak aan de straatstenen niet verkocht.’ Dat het de schuld van Europa is, sneert hij. Hij gaat er, zoals zovelen die ik nog zal ontmoeten, prat op dat de neergang van Frankrijk samenging met de uitbreiding van Europa. ‘Griekenland, Bulgarije, Polen: ze dumpten hun arbeiders hier, terwijl wij hun economieën recht hielden. Als ze morgen een referendum houden over de EU, ben ik de eerste die tegenstemt.’
Roger, een gepensioneerde vakbondsman die aan de toog staat mee te luisteren, mengt zich in het gesprek. ‘Deze regio kleurde vroeger donkerrood. Maar dat is gekeerd. We worden al dertig jaar geregeerd door “des bons à rien”. Ze hebben onze rijkdom verspeeld.’
De communist droomt van een sterk Frankrijk dat opnieuw jobs creëert aan het spoor, bij de post en op de scheepswerven. Dat multinationals zwaar belast en kleine ondernemers steunt. ‘Je kunt de klok toch niet zomaar terugdraaien?’, opper ik. Hij grijnst. ‘Dat kun je absoluut wel. De Britten deden het toch ook?’
Hij dept het bierschuim van zijn borstelige snor en kijkt me doordringend aan. ‘Dit land is als een kookpan onder hoge druk. Ik voorspel u: dit gaat verrassingen geven. Als iemand een wissel op de toekomst kan zijn, is het Le Pen.’ Voor het eerst overweegt hij zelf ook van kamp te veranderen, om ‘de boel eens op te schudden’.
Hénin-Beaumont
Een frexit, jawel
Om te begrijpen hoe het Front National zijn opmars in Frankrijk voortzet, trekken we naar Hénin-Beaumont, een oud industriestadje tussen Lens en Valenciennes. In 2014 streek hier de eerste FN-burgemeester van Frankrijk neer, na een eeuw onafgebroken PS-bestuur. De socialisten hingen in de touwen, verscheurd door affaires en clanruzies.
Al sinds 2007 voert Marine Le Pen van hieruit campagne. In de regionale verkiezingen van eind vorig jaar haalde ze in de regio Nord-Pas-de-Calais-Picardie monsterscores. Ze werd nipt geen regiopresident, omdat ze in de tweede ronde de duimen moest leggen voor de republikein Xavier Bertrand. Dat scenario belooft zich in mei te herhalen op nationaal niveau. De meeste analisten gaan uit van een eindstrijd tussen Le Pen en de republikein François Fillon. Marine, zoals ze haar hier vertrouwelijk noemen, staat dichter bij de macht dan ooit.
Burgemeester Steeve Briois heeft een grote invloed op ‘la blonde’. Hij fluisterde haar in het oor zich minder bourgeois te kleden als ze afzakt naar het Noorden. Zich te laten tutoyeren. Eens een kind vast te pakken. We lopen hem tegen het lijf in de feestzaal tegenover het stadhuis, waar de vzw Droit de Vivre een kerstmarkt organiseert voor mensen die het moeilijk hebben. In het aanbod: plastic bloemstukken, porseleinen engelen en een burgemeester die handjes schudt.
Ook hij wil graag zijn analyse van de miserie geven. Brèf: alles ontspoorde door de globalisering en ‘het wanbeleid van het Europa van de kapitalisten’. ‘Dat gaan we terugdraaien. Wij willen uit de EU. Een Frexit, jawel. Europa is een onmenselijke dictatuur geworden, die Frankrijk achterliet met 8 miljoen armen. Die moeten voor bijstand concurreren met de buitenlanders. Ça ne va plus.’ Instemmend gemompel in het groepje dat zich rond ons heeft verzameld.
Bedankt en tot ziens
Het FN van Le Pen is niet voor één gat te vangen. Het staat voor de rechtse waarden van orde en gezag. Het is tegen migranten. Maar sociaaleconomisch trekt het de kaart van de kleine man. Dat is een troef als ze het moeten opnemen tegen de ultraliberaal Fillon, zegt Briois. ‘Die wil delen van de sociale zekerheid privatiseren en de pensioenleeftijd optrekken. De ontgoochelde linkse kiezers zullen nooit voor die man stemmen.’ Hij glimlacht. ‘De sterren staan gunstig. Maar nu moet u mij excuseren, ik word straks in het Europees Parlement in Brussel verwacht.’
Ik blijf achter met Ahmed en Sabeha Wahid, het koppel dat de kerstmarkt organiseert. Ze halen de schouders op. ‘Er valt met hem samen te werken. Hij is correct.’ Maar na wat doorvragen blijkt hun schrik groot. ‘Die slogan: “On n’est plus chez nous.” Wat wil dat zeggen? Wij zijn toch ook Fransen? Onze vaders zijn uit Marokko gekomen om in de mijnen te werken’, zegt Ahmed. ‘Ga je nu zeggen: bedankt en tot ziens? Je voelt de polarisering toenemen. Ik heb schrik voor onze kinderen.’
Op de Place de la République staan enkele jongeren te wachten aan dranghekken. De kerstmarkt gaat pas om 16 uur open. Het moet zo, voor de veiligheid, had Briois gezegd. We bellen aan bij de plaatselijke redactie van La Voix du Nord, de populaire krant van het Noorden die ruim 1,2 miljoen lezers heeft. Redactiechef Pascal Wallart gaat ons langs een smalle trap voor naar zijn rommelige zolderkamertje. Papieren, boeken en kranten liggen er in hopen gestapeld.
Cultuur van de chef
Hij glimlacht, terwijl hij vanuit zijn raam toekijkt hoe de kerstmarkt zich op gang trekt. ‘Ja, er is meer ambiance sinds Steeve *Briois aan de macht is. Er worden feesten georganiseerd.’ Dan kijkt hij me aan. ‘Maar de democratie is nog een laagje vernis. Mispak u niet aan die man. Een wolf in schaapsvacht. Sinds twee jaar heerst de cultuur van de chef. Zijn wil is wet, elke tegenstem wordt de mond gesnoerd.’
Wallart weet waarover hij spreekt. Zijn krant staat op voet van oorlog met het stadsbestuur. De sfeer verziekte helemaal toen hoofdredacteur Jean-Michel Bretonnier aan de vooravond van de verkiezingen vorig jaar zijn lezers opriep niet voor Le Pen te stemmen. Dat was nooit gezien. ‘Sindsdien worden we geboycot. Het stadsbestuur beantwoordt onze vragen niet. We krijgen wel bedreigingen. Haatmail. Er is de anonieme Facebookpagina, La Voie d’Hénin, waar ze er een sport van maken ons persoonlijk aan te vallen en te vernederen.’ Hij kijkt wanhopig. ‘Ik weet niet hoelang ik dit nog volhoud. Het voelt alsof je onophoudelijk gestenigd wordt.’
Wallart begrijpt waarom veel Fransen moedeloos zijn. ‘Ze verwachten alles van de staat, maar die kan de belofte van bijstand niet meer waarmaken. Wie een diploma heeft, trekt weg. De vraag is: waarheen? Het Noorden heeft misschien de hoogste werkloosheidscijfers van het land, maar ook andere streken zijn er erg aan toe. De Cantal, de Savoie, Bretagne, de Elzas... het zijn economisch uitgebluste regio’s. Dan staat er een partij op die zegt: we nemen de boel in handen. We sluiten de grenzen en maken Frankrijk weer groot. Klinkt bekend, niet?’
Saint-Quentin
De revolutie
Op zoek naar een minder deprimerend geluid trekken we naar Picardië, wat dieper naar het zuiden. Saint-Quentin is een stadje met al meer allure. Het heeft mooie burgerhuizen en een imposant stadhuis dat fonkelt onder de kerstversiering. Een jaar geleden vierde Xavier Bertrand hier zijn overwinning op Marine Le Pen. Dat deed hij met gepaste nederigheid. ‘De resultaten van de eerste ronde sloegen in als een donderslag’, klonk het in zijn overwinningsspeech. ‘Misschien wel de laatste voor het FN aan de macht komt.’
Zag Bertrand de bui hangen? Enkele jongeren met wie ik aan de praat raak, maken duidelijk dat de welstand een façade is. ‘Na mijn studies trek ik weg’, zegt Luca, de oudste van drie neven die het artisanale bier dat hun vaders brouwen, verkopen op de kerstmarkt. ‘Het liefst naar het buitenland. Dat doemdenken de hele tijd. Ik houd mijn hart vast. Straks begaan de Fransen dezelfde stommiteit als de Amerikanen.’
Op de baan tussen Saint-Quentin en Amiens slaan we af in Péronne, een plaatsje dat overheerst wordt door een herdenkingsmuseum voor de Slag aan de Somme. Achter het middeleeuwse kasteel staan een kleine honderd mensen te wachten voor de poort van een oude schuur. Met caddies en tassen schuiven ze aan voor de wekelijkse voedselbedeling van Les Restos du Coeur. Ook hier dezelfde verzuchtingen. Te weinig werk. Het toerisme brengt geen soelaas. Toch niet voor de armen.
Binnen leidt monsieur Portail alles in goede banen. Dat doet hij al een jaar of twintig. ‘We hebben 700 klanten, op een bevolking van 14.000. Met wat ze hier krijgen, kunnen ze een halve week voort.’ Hij kijkt bedrukt. ‘Velen raken er niet uit. Ik zag generaties passeren: ouders, hun kinderen, hun kleinkinderen, ook weer met baby’s op de arm.’
Hij troont me mee naar een geïmproviseerd bureautje – een tafel, twee stoelen, een vieze koffiekop. Achter de gesloten deur wil hij zijn genuanceerde kijk geven. ‘Er is wél werk, maar ze doen geen moeite. Amazon opent volgend jaar een nieuw depot in Amiens. Ze zoeken 500 magazijniers. Maar de mensen zeggen: ik raak daar niet, want ik heb geen auto. Ik ken aannemers in de streek die metselaars zoeken en niemand vinden. Kijk, zo gaat het niet. Verhuis desnoods, als je echt wil werken. Daar wringt het schoentje: als je eten krijgt, een uitkering en een sociale woning, word je niet gedwongen uit de miserie te kruipen.’
Portail zegt dat soort dingen nooit hardop. Hij helpt. Dat is zijn plicht. ‘Over twee zaken praten we hier nooit: politiek en religie.’ Hij buigt voorover en fluistert. ‘Maar ik weet: áls ze stemmen, dan zo goed als allemaal voor Marine Le Pen. Deze mensen zijn erg vatbaar voor demagogie. Als ik morgen roep: ‘De revolutie!’, lopen ze in lange rijen achter me aan.’
Boulogne-sur-mer
L’optimiste
Een laatste stop in Boulogne-sur-Mer, aan de ruige Opaalkust. Misschien brengt de zeelucht verlichting. Boulogne groeide uit tot een mondain plaatsje dat leeft van de visserij en het toerisme. De reders maakten fortuinen. Ze bouwden pronkerige huizen, hun madammen kochten bontjassen en juwelen. Er waren mooie viswinkels en boetieks. In de straten liep het vol Engelsen, die kwamen met de ferry’s.
Maar ook dat is voorbij. Het centrum loopt leeg, de immo-advertenties puilen uit. Sinds de ferry’s naar Dover stilvielen in 2010, blijven de Engelsen weg, vertelt Marie van brasserie La Mairie. ‘We hebben wel Belgen, maar die consumeren minder.’ En hoewel Boulogne de eerste Franse vissershaven is, gaat ook de visserij achteruit. Op de vismarkt aan de Quai Gambetta klagen vissers steen en been. ‘De vette jaren zijn voorbij’, zegt Martine. Op haar luifel staat het opschrift L’Optimiste, al heeft ze daar weinig reden toe. ‘Toen we onze boot kochten, ging het twintig jaar goed. Dan kwamen de Europese visquota. Sindsdien is het aanbod drastisch geslonken.’ Ze wijst naar de roggen die liggen te blinken op het ijs: ‘Een groot deel van onze vangst gooien we terug in zee.’
Europa is, ook hier, de kop van Jut. Net als de globalisering – voor velen één pot nat. De visverwerking trok deels naar landen met lagere lonen. Er kwam weinig voor in de plaats. Maxime, een visser van rond de dertig, blaast in zijn handen die bloedrood uitslaan van de kou. ‘Toen ik begon, verdiende ik 40 à 50.000 euro netto per jaar. Nu met moeite 25.000. Ik werk 29 dagen per maand, zo’n 15 uur per dag. Reken uit: dat is 4 à 5 euro per uur. De rek is eruit.’ Dan maakt hij zich kwaad. ‘Onze burgemeester was tot twee jaar geleden minister van de Zee en de Visserij. Wat heeft hij voor ons gedaan? Niets!’
Blijven geloven
Een gure wind steekt op. Ik duik in de kap van mijn jas. De moed ontbreekt me om met deze mensen de discussie aan te gaan over overbevissing en het nut van quota. Ik durf niet te vertellen dat hun minister daar weinig aan kan veranderen. Dat de enige weg terug misschien de vlucht vooruit is.
Wie daar wel in gelooft, is Brigitte Chamoir, patronne van het visrestaurant La Table de Nicolas. Ze is hoofd van de commerçantenvereniging. En ze krijgt een punthoofd van het geweeklaag. ‘Ik sta al 36 jaar in de commerce. Eerst in een damesboetiek en ondertussen al 16 jaar hier. Natuurlijk blijft niets bij het oude. Steek je handen uit de mouwen en vind jezelf opnieuw uit. Gaan we allemaal onze kop laten hangen?’
‘Ik voel dat ik mensen meekrijg’, zegt ze strijdvaardig. ‘Het bestuur pompt jaarlijks een miljoen euro in het verfraaien van de winkelstraten. Je ziet het stilletjes opleven. We hebben een prachtige stad, aan een mooie wilde kust. Als we dit niet verkocht krijgen, wat dan wel?’ Ze stuurt ons naar huis met een knipoog. ‘Frankrijk hoeft niets van zijn grandeur in te boeten. Maar we moeten er vooral zelf in geloven.’
DS, 23-12-2016 (Ine Rens)