PDA

Bekijk de volledige versie : Waar is onze burgerzin heen?


Barst
4th December 2016, 00:18
Waar is onze burgerzin heen?


Het is slecht gesteld met onze burgerzin. Dat is minder onschuldig dan je zou vermoeden. ‘Hufterigheid sluipt in onze cultuur. Als je fiets twee keer gepikt wordt, denk je: nu pik ik er ook één.’


Hij raakte een gevoelige snaar, de 85-jarige Nederlandse jeugdauteur Jan Terlouw. Op televisie hield hij een bevlogen betoog voor het herstel van het vertrouwen in de samenleving. Hij herinnerde zijn landgenoten aan het touwtje dat in de jaren vijftig uit elke brievenbus hing, zodat buren zomaar bij elkaar konden binnenlopen. Vroeger vertrouwden mensen hun overheid, en de overheid vertrouwde haar burgers. Waar is die warme burgerzin heen, vroeg de Nederlander zich in een collectieve bui van nostalgische zelfreflectie af in pers en op sociale media?

Ook de Belg heeft de reputatie een volk met weinig burgerzin te zijn. En naar de berichtgeving van de voorbije week te oordelen, doen we het nog slechter dan onze noorderburen. We zijn ‘foefelaars’ voor wie belastingontduiking een nationale sport is. We vinden het oké om dwars over twee parkeerplaatsen te gaan staan. Frustratie over administratieve rompslomp reageren we af op loketbedienden – hun aanvoelen is dat de agressie toeneemt. Ook ambulanciers en andere hulpverleners klagen dat ze regelmatig worden bedreigd.

Helemaal gênant werd het toen de afvalophalers onlangs een campagne lanceerden om respect te vragen. Dagelijks worden ze geconfronteerd met hitsige automobilisten die hen de pas afsnijden, toeteren of intimiderende gebaren maken. Deze week onthulde de internationale voetballersvakbond – die bestaat! – dat één of de vijf Belgische profvoetballers ooit gepest werd of lastiggevallen. Het Belgische cijfer ligt veel hoger dan in de rest van de wereld.


Kibbelkabinet

Wat is er met ons aan de hand? Het is gevaarlijk afzonderlijke incidenten op één hoop te gooien. Maar toch. We lijken de gouden regel dat je een ander behandelt zoals je zelf behandeld wil worden, te hebben vervangen door de dictatuur van de middelvinger.

Dat is meer dan een aanvoelen. Het Wereld Economisch Forum heeft een reeks indicatoren om het zogenaamde ‘civiele kapitaal’ van een land te meten. Dat begrip werd ontwikkeld door MIT-professor Luigi Zingales, en analyseert de mate waarin we in staat zijn samen te werken met respect voor elkaar en voor het gemeenschappelijke goed. In de ranking van 20 vergelijkbare industrielanden staat België pas op de 14de plaats.

‘Het is een objectieve maatstaf die vertelt dat het met onze burgerzin niet zo goed gesteld is’, zegt de econoom Wim Moesen (KU Leuven). Hij werkt als Belgische antenne mee aan het WEF-onderzoek. ‘Het concept van Zingales bekijkt drie dimensies: is er een democratische regering die ook kán regeren? Is er een competente administratie die de wetgeving uitvoert in plaats van ze te boycotten? En respecteert de burger de regels, ook al liggen ze hem niet? Het beeld van een overheid geleid door een kibbelkabinet, met een niet zo efficiënte ambtenarij en een bevolking die tolerant staat tegenover belastingontduiking of misbruik van uitkeringen, doet ons in de tweede helft van het peloton eindigen.’

Een andere indicator is het vergelijkende Europese burgerschapsonderzoek bij jongeren (ICCS), dat in bredere zin peilt naar overtuigingen en gedrag, en kennis van begrippen als democratie en politiek. In het rapport van 2009 – een update met gegevens van 2016 is in de maak – lezen we dat 71 procent van de Vlaamse leerlingen zelden of nooit met hun ouders praat over politieke of sociale kwesties. In West-Europa is dat doorgaans maar de helft. Amper de helft van onze jongeren gaf aan zich in de toekomst te zullen informeren over verkiezingskandidaten, versus driekwart in de rest van West-Europa.

Cultuursocioloog Mark Elchardus, die meewerkte aan het Vlaamse luik van het ICCS, merkte in een recentere studie dat jongeren wel degelijk een hang tonen naar burgerzin en verantwoordelijkheid, maar dat ze niet langer geloven in collectieve actie of politiek. ‘Ze nemen minder deel aan het verenigingsleven, ze vinden het vaker zinloos om te gaan stemmen. Dat kan misschien verklaren waarom mensen zich niet als goede medeburgers gedragen. Al is dat laatste vooral een teken van toegenomen hufterigheid. We krijgen signalen via de media dat het oké is je als hufter te gedragen – je kunt het zelfs schoppen tot president van de VS. Dat staat nog los van burgerschap, maar het sluipt wel in onze cultuur. Als je fiets twee keer wordt gepikt, denk je: nu pik ik er zelf een.’


Burgerdienst

Als we ons respect voor ‘the common’ verliezen, hoe bouwen we dat weer op? Niet toevallig regent het voorstellen om onze burgerzin aan te porren. Kristof Calvo (Groen) pleitte deze zomer voor een vak levensbeschouwing, ethiek en filosofie in het middelbaar, met als sluitstuk het tekenen van een burgerschapsverklaring. Eerder had ook Patrick Dewael (Open VLD) voorgesteld zo’n verklaring als preambule aan de grondwet toe te voegen. Ook de burgerdienst is terug. Peter Van Rompuy (CD&V) kwam er vorige week opnieuw mee af, maar het idee werd in augustus al geopperd door de Vrijdaggroep, een clubje jonge Belgische talenten die nadenken over strategieën om de samenleving te verbeteren.

Pleitbezorger is de liberale econoom Brieuc Van Damme, voorzitter van de Vrijdaggroep en tot voor kort adjunct-kabinetchef van Maggie De Block. Het voorstel komt hiermee uit onverwachte hoek. ‘Het idee voor een verplichte burgerdienst ontstond als antwoord op de polarisering van onze samenleving na de aanslagen van 22 maart. De culturele gemeenschappen kennen elkaar niet. Het kan zinvol zijn mensen uit verschillende groepen een jaar te laten samenwerken – zoals destijds in het leger.’

Belangeloos iets doen voor de gemeenschap vergroot de burgerzin, denkt de econoom. ‘Het kan vreemd klinken voor een liberaal, maar een te zakelijke benadering van de maatschappij is een illusie. We houden te weinig rekening met de kosten die gemaakt worden door wantrouwen, door hufterig gedrag in het verkeer, door processen of belastingontduiking. Het is economisch zinvol het samenlevingsgevoel te verhogen.’


Je m’en fous

Van Damme weet waarover hij spreekt. Sinds kort woont hij met zijn verloofde in Noorwegen, in een ‘godvergeten gat’ boven de poolcirkel. Voordien woonde hij zes jaar in Molenbeek. Geen groter contrast. ‘In Brussel lagen elke dag koelkasten en matrassen op straat. De openbare ruimte is een stort. Er wordt overal dubbel geparkeerd. De mensen hebben het gevoel dat de politiek het heeft opgegeven. De frustratie daarover leidt tot een je m’en foutisme: dan parkeer ik mij ook maar dubbel.’

‘Die spiraal van wederzijds wantrouwen tussen burger en overheid bestaat niet in Noorwegen. De overheid is hier ontstellend efficiënt. Noren betalen ook veel belastingen, maar krijgen er meer voor terug. Er bestaat een sterk gemeenschapsgevoel. Iedereen doet er minstens een keer per maand vrijwilligerswerk: de school opfrissen, de straat schoonmaken, een bos aanleggen. Wie dat niet doet, wordt er door medeburgers op aangesproken. Op de nationale feestdag loopt iedereen rond in traditionele kledij. Dat zie ik de Belgen niet meteen doen.’

Het aanvoelen van Van Damme dat vertrouwen in het systeem leidt tot meer burgerzin, onderschrijft professor Moesen. De houding van de burger reflecteert die van de overheid. ‘Uit de data van het WEF blijkt duidelijk dat er een perfecte negatieve correlatie bestaat tussen de overheidsschuld en het civiele kapitaal. Hoe meer de overheid potverteert en schulden opbouwt, hoe lager het civiele kapitaal. Omgekeerd hebben landen met een grote begrotingsdiscipline een hoger civiel kapitaal. Een slordige overheid creëert slordig burgerschap.’

Andere verklaringen voor de grote verschillen tussen landen, zegt Moesen, kijken naar de mate waarin een land werd overheerst, en de bevolking dus een inherent wantrouwen opbouwde voor gezag. Of, zoals de Duitse socioloog Max Weber, naar verschillen tussen het katholieke zuiden van Europa en protestantse noorden. Protestanten leggen meer de nadruk op het eigen geweten waarmee je in het reine moet zijn.


Slaapwandelmodus

Waar staan we dan? Als het gebrek aan burgerzin ingesleten zit in onze cultuur, meegegeven werd met de geschiedenis en aangescherpt door een complexe en nalatige overheid – komt het ooit nog goed? En helpt het dan om ronkende verklaringen te ondertekenen of lessen te organiseren?

Toch wel, zegt Patrick Loobuyck, moraalfilosoof aan de universiteit van Gent en van Antwerpen. ‘Er wordt vaak over nieuwkomersverklaringen gesproken, maar de grootste groep nieuwkomers zijn onze eigen kinderen. Die zijn niet vertrouwd met de basisbeginselen van onze maatschappij. Straks krijgen ze stemrecht voor ze weten wat goed burgerschap is. We springen te slordig om met onze verworvenheden. Vrijheid, gelijkheid, solidariteit. Respect voor de mening van anderen. De troeven van ons sociaaleconomisch systeem. De reden waarom we belastingen betalen. We denken dat het vanzelfsprekend is, maar dat is het niet – dat wijst de actualiteit helaas uit. Mensen worden niet als democraten geboren. Het enige voordeel van de populistische schokgolf en van de affaire met de Syrië-strijders, is dat we ontwaken uit een slaapwandelmodus. We moeten ons systeem weer verdedigen. Dit is ons hoogste maatschappelijke goed. Wat gaan we eraan doen?’

DS, 03-12-2016 (Ine Renson)