Barst
5th September 2016, 23:23
Paradijs
Rik Torfs
Vorige week had ik een dubbelinterview met mijn favoriete leraar geschiedenis Hugo Peeters. Decor: woon-zorgcentrum Paradijs in Lier. Een plek waarvan je verwacht dat de wereld er klein is. Maar gedachten zijn sterk. Je kunt reizen en toch thuisblijven. Of vanuit een woon-zorgcentrum de wijde wereld veroveren.
Welke ideeën beïnvloeden ons levenslang? Niet de moralistische verhaaltjes, of ze nu seculier zijn of religieus. Wel gedachten die onaf durven te blijven. Het open einde. Er ligt altijd iets achter de horizon. We voelen minder voor zuivere logica dan voor het onverwachte doorbreken ervan.
Op school hoeven we niet te leren wat we moeten denken, maar dat we moeten denken. Soms heb je leraren die, mits overtreding van een paar regeltjes en reglementen, door het eerste te vermijden het tweede weten te bereiken. Zoals Hugo Peeters dus.
Het gesprek met hem belandde bij een lang geleden gestorven collegeleraar, priester Albert Peeters, geboren in 1919. Hij overleed in Grimentz, Zwitserland, op 25 juli 1969. Op tocht met zijn Chirojongens. De dood overviel hem, in de zomer, in de bergen. ‘Hij was een echte priester’, zei Hugo, zelf geen pilaarbijter. ‘Daarom konden de andere priesters hem eigenlijk niet uitstaan.’ Ik kwam in het college van Lier aan in september 1970. Albert Peeters heb ik dus nooit gekend. Maar nu en dan sprak iemand over hem, vooral over zijn onverwachte dood.
Albert Peeters gaf zijn jonge naamgenoot Hugo volgende raad: ‘Geef altijd les op het niveau van de sterkste leerlingen, maar zie de zwakste het liefst.’ Dat was in de tweede helft van de jaren 60. Hugo vergat het zinnetje nooit, en de journaliste die onze conversatie met gespitste oren volgde, riep meteen uit dat het prachtig was.
Houdt het vandaag stand? Toch maar half. Wellicht zijn we nog steeds geneigd de zwakken meer te beminnen, of minstens aan deze gedachte lippendienst te verlenen. Maar lesgeven op het niveau van de sterksten? Is dat niet te elitair? Je moet het bovendien als leraar ook nog kunnen, niet vanzelfsprekend.
En toch, denk ik, had Albert Peeters gelijk. Niemand heeft wat aan een geschiedenisleraar die bloedeloze feitjes debiteert, geen verbanden legt of onnozele, matte ideologieën verheerlijkt en subtiele intriges miskent. Geen mens heeft baat bij simplistische, vaak ideologisch zwaar gekleurde geschiedenislessen. Bovendien zijn moeilijke ideeën begrijpelijker dan gemakkelijke omdat gemakkelijke saai zijn. Wel moet er voor zwakkere leerlingen tijd blijven voor een bijkomend gesprek na de lessen. Die tijd maakte Hugo altijd.
Op weg naar huis bleef de uitspraak van Albert Peeters in mijn hoofd hangen. Zou het internet zich iets van zijn bestaan herinneren, vroeg ik mij af. En kijk, zijn doodsprentje vond ik terug. Geschreven in de stijl en toon van een halve eeuw geleden, progressieve spelling inbegrepen: ‘We weten niet wat we in U het meest moeten bewonderen: uw eeuwig-blije jeugd, uw grenzeloze eerlijkheid, uw radikale wil tot slagen, uw priesterlijke bezorgdheid of uw oerdiep geloof.’ Op de voorkant van het prentje staat een Christushoofd met doornen kroon, daarnaast in een gedateerd lettertype het stoutmoedige zinnetje: ‘Wie in mij gelooft zal leven in eeuwigheid.’
Het doodsprentje zelf munt uit in tijdelijkheid. Zo’n prentjes zijn er niet meer, de dood is informeler geworden. En de herinnering heeft de eeuwigheid vervangen. Als iemand sterft, denken we niet langer vooruit, maar blikken we terug.
Deed ik dat ook, tijdens het dubbelgesprek met Hugo Peeters? Zeker wel. En toch had ik het gevoel van niet. De ideale leraar is van alle tijden. Hij is vrij. Kun je zo iemand op straat zetten als hij de leerplannen niet volgt? Natuurlijk niet, leren blijft belangrijker dan plannen. ‘Ik mocht altijd iets meer dan de anderen’, zei Hugo. Zoiets was geen favoritisme vanwege de directeur, Hugo dwong de vrijheid af. Hij nam de ruimte, terwijl anderen ze vroegen. Dan krijg je altijd minder dan je vraagt.
Geschiedenis verbindt tijden en mensen, maakt jong wie oud was, brengt tot leven wie stierf. Neem nu priester Albert Peeters, zo hevig beweend in 1969. Wie zou vandaag nog aan hem denken? Zijn naamgenoot Hugo, die zeker. En de enigszins paradoxale raad die de dode priester een halve eeuw geleden gaf, brengt hem nu in de krant.
Soms zegt één zinnetje meer dan een spannende roman die je aan een ijltempo uitleest maar die daarna volledig verdampt zoals een waterplas na een hevig onweer.
DS, 05-09-2016 (Rik Torfs)
Rik Torfs
Vorige week had ik een dubbelinterview met mijn favoriete leraar geschiedenis Hugo Peeters. Decor: woon-zorgcentrum Paradijs in Lier. Een plek waarvan je verwacht dat de wereld er klein is. Maar gedachten zijn sterk. Je kunt reizen en toch thuisblijven. Of vanuit een woon-zorgcentrum de wijde wereld veroveren.
Welke ideeën beïnvloeden ons levenslang? Niet de moralistische verhaaltjes, of ze nu seculier zijn of religieus. Wel gedachten die onaf durven te blijven. Het open einde. Er ligt altijd iets achter de horizon. We voelen minder voor zuivere logica dan voor het onverwachte doorbreken ervan.
Op school hoeven we niet te leren wat we moeten denken, maar dat we moeten denken. Soms heb je leraren die, mits overtreding van een paar regeltjes en reglementen, door het eerste te vermijden het tweede weten te bereiken. Zoals Hugo Peeters dus.
Het gesprek met hem belandde bij een lang geleden gestorven collegeleraar, priester Albert Peeters, geboren in 1919. Hij overleed in Grimentz, Zwitserland, op 25 juli 1969. Op tocht met zijn Chirojongens. De dood overviel hem, in de zomer, in de bergen. ‘Hij was een echte priester’, zei Hugo, zelf geen pilaarbijter. ‘Daarom konden de andere priesters hem eigenlijk niet uitstaan.’ Ik kwam in het college van Lier aan in september 1970. Albert Peeters heb ik dus nooit gekend. Maar nu en dan sprak iemand over hem, vooral over zijn onverwachte dood.
Albert Peeters gaf zijn jonge naamgenoot Hugo volgende raad: ‘Geef altijd les op het niveau van de sterkste leerlingen, maar zie de zwakste het liefst.’ Dat was in de tweede helft van de jaren 60. Hugo vergat het zinnetje nooit, en de journaliste die onze conversatie met gespitste oren volgde, riep meteen uit dat het prachtig was.
Houdt het vandaag stand? Toch maar half. Wellicht zijn we nog steeds geneigd de zwakken meer te beminnen, of minstens aan deze gedachte lippendienst te verlenen. Maar lesgeven op het niveau van de sterksten? Is dat niet te elitair? Je moet het bovendien als leraar ook nog kunnen, niet vanzelfsprekend.
En toch, denk ik, had Albert Peeters gelijk. Niemand heeft wat aan een geschiedenisleraar die bloedeloze feitjes debiteert, geen verbanden legt of onnozele, matte ideologieën verheerlijkt en subtiele intriges miskent. Geen mens heeft baat bij simplistische, vaak ideologisch zwaar gekleurde geschiedenislessen. Bovendien zijn moeilijke ideeën begrijpelijker dan gemakkelijke omdat gemakkelijke saai zijn. Wel moet er voor zwakkere leerlingen tijd blijven voor een bijkomend gesprek na de lessen. Die tijd maakte Hugo altijd.
Op weg naar huis bleef de uitspraak van Albert Peeters in mijn hoofd hangen. Zou het internet zich iets van zijn bestaan herinneren, vroeg ik mij af. En kijk, zijn doodsprentje vond ik terug. Geschreven in de stijl en toon van een halve eeuw geleden, progressieve spelling inbegrepen: ‘We weten niet wat we in U het meest moeten bewonderen: uw eeuwig-blije jeugd, uw grenzeloze eerlijkheid, uw radikale wil tot slagen, uw priesterlijke bezorgdheid of uw oerdiep geloof.’ Op de voorkant van het prentje staat een Christushoofd met doornen kroon, daarnaast in een gedateerd lettertype het stoutmoedige zinnetje: ‘Wie in mij gelooft zal leven in eeuwigheid.’
Het doodsprentje zelf munt uit in tijdelijkheid. Zo’n prentjes zijn er niet meer, de dood is informeler geworden. En de herinnering heeft de eeuwigheid vervangen. Als iemand sterft, denken we niet langer vooruit, maar blikken we terug.
Deed ik dat ook, tijdens het dubbelgesprek met Hugo Peeters? Zeker wel. En toch had ik het gevoel van niet. De ideale leraar is van alle tijden. Hij is vrij. Kun je zo iemand op straat zetten als hij de leerplannen niet volgt? Natuurlijk niet, leren blijft belangrijker dan plannen. ‘Ik mocht altijd iets meer dan de anderen’, zei Hugo. Zoiets was geen favoritisme vanwege de directeur, Hugo dwong de vrijheid af. Hij nam de ruimte, terwijl anderen ze vroegen. Dan krijg je altijd minder dan je vraagt.
Geschiedenis verbindt tijden en mensen, maakt jong wie oud was, brengt tot leven wie stierf. Neem nu priester Albert Peeters, zo hevig beweend in 1969. Wie zou vandaag nog aan hem denken? Zijn naamgenoot Hugo, die zeker. En de enigszins paradoxale raad die de dode priester een halve eeuw geleden gaf, brengt hem nu in de krant.
Soms zegt één zinnetje meer dan een spannende roman die je aan een ijltempo uitleest maar die daarna volledig verdampt zoals een waterplas na een hevig onweer.
DS, 05-09-2016 (Rik Torfs)