PDA

Bekijk de volledige versie : Wat de begrafenisondernemer echt denkt


Barst
24th August 2016, 03:49
‘Mensen hebben geen respect meer voor hun doden’


We durven niet meer publiek te rouwen. We leven langer, maar houden ons laatste afscheid liefst zo kort mogelijk. En we zijn krenterig als het op begrafenissen aankomt. Een begrafenisondernemer met ruim veertig jaar ervaring klapt uit de biecht.


‘Ik had nog nooit een dode gezien voor ik bij mijn man in 1969 in de familiezaak ben gestapt. Zijn overgrootvader was begrafenisondernemer, zijn grootvader en zijn vader ook. Mijn eerste lijk, een man, leek wel te slapen. Ik kon me sterk houden, dus ging ik ermee door.’

‘Begrafenisondernemer zijn moet je echt als koppel doen, vind ik, en liefst nog met personeel bij. Om een dode op te heffen moet je minstens met z’n tweeën zijn. Of met vier, als de overledene 200 kilo weegt.’

‘Als begrafenisondernemer sta je voortdurend ter beschikking van de nabestaanden, dag en nacht, weekends én feestdagen. Nu zijn we aan het uitbollen en hebben we weer iets wat op een sociaal leven lijkt. Maar vroeger konden mensen altijd bellen. Vakanties samen zaten er nooit in. Ik ging één keer per jaar acht dagen bij mijn zus aan zee. Die ene week moest ik soms tot drie keer terugkomen om mensen te begraven. Als er iemand sterft, ben jij het die het moet gaan oplossen, zo snel mogelijk. Ik heb in mijn leven meer koud warm eten gegeten dan wárm warm eten.’

‘De dood hoort voor ons, veel meer dan bij andere mensen, bij het leven. Onze zoon verstopte zich als kind soms in de doodskisten. Onze kinderen gingen ook geregeld mee om de overledene op te halen. We hebben wel nooit stoffelijke overschotten in huis gehad, die brengen we naar het mortuarium van het nabijgelegen ziekenhuis. Een eigen funerarium hebben we nooit gehad, omdat we wisten dat de kinderen de zaak niet zouden voortzetten.’

‘We baren doden zo op dat het lijkt alsof ze slapen. Je wast hen, trekt hen hun laatste kleding aan en zorgt dat ze er netjes uitzien. Zelfs na al die jaren ben ik soms nog bang dat ik hen pijn doe. Ik zou om die reden nooit verpleegster kunnen worden. De hele dag bezig zijn met mensen die tieren van de pijn, daar ben ik te gevoelig voor.’

‘Ik geef nabestaanden altijd de raad om de overledene eens aan te raken. Dan pas kun je echt afscheid nemen: als je voelt dat het lichaam koud is.’

‘Geen idee hoe het komt, maar vroeger waren er in de lente en de herfst opvallend meer sterfgevallen. Dan deden we makkelijk vijf begrafenissen per dag. Nu zijn er geen piekperiodes meer. Mensen sterven nu continu, het hele jaar door. Door de vooruitgang van de geneeskunde wordt het stervensproces langer gerekt en zie je ook meer mensen die sterven aan kanker. Vroeger was het hart de belangrijkste doodsoorzaak.’

‘Als we dertig jaar geleden een honderdjarige begroeven, dan kregen we aanvragen van over het hele land voor een doodsprentje. Nu is 100 worden normaal.’


Lijkengeur

‘Crematie is vandaag populairder dan begraven. Zo populair zelfs dat de crematoria niet meer kunnen volgen. De trend om de as van een overledene mee naar huis te nemen, vind ik persoonlijk maar niets. Als je je geliefde op het kerkhof begraaft, neem je nadien toch ook niets mee naar huis? Ik denk dat je heel erg zou schrikken als je zou weten hoeveel urnen uiteindelijk in de vuilnisbak belanden. Want dan is er plots ruzie in de familie, of weten de achterkleinkinderen niet meer wie overgrootvader weer was.’

‘Niemand vraagt nog om een overledene thuis op zijn sterfbed op te baren, dat gebeurt nu allemaal in het mortuarium. Mensen sterven massaal in ziekenhuizen en als ze dan toch thuis sterven, willen de nabestaanden de dode zo snel mogelijk buiten. Normaal gezien moet je eerst de dokter bellen om de dood vast te stellen. Tegenwoordig bellen mensen eerst ons en dan pas de dokter, zodat we de overledene toch maar zo snel mogelijk kunnen ophalen.’

‘Begraven moet vandaag niet alleen snel, maar ook zo goedkoop mogelijk gebeuren. Waren er tien kinderen in een gezin, dan werden er vroeger tien rouwkransen gekocht. Nu kopen mensen één rouwkrans voor alle kinderen, kleinkinderen én achterkleinkinderen samen.’

‘Als er een grote erfenis te rapen valt, zie je sommigen hier handenwrijvend binnenkomen. “We zijn ervan af”, durven ze soms hardop te zeggen. En vervolgens kiezen ze de goedkoopste kist. Sommige mensen die weten dat ze gaan sterven, komen op voorhand hun kist en doodsbrief betalen. Zo weten ze tenminste zeker dat ze een mooie begrafenis zullen krijgen.’

‘Mensen hebben geen respect meer voor hun doden. Je ziet dat ook aan de kleren die mensen dragen op een herdenkingsdienst. Vroeger was iedereen deftig gekleed, in het zwart. Nu begraven kinderen in gescheurde jeans hun ouders.’

‘De meeste mensen zijn bang van een lijk. En van de geuren die ermee gepaard gaan. Als een lijkengeur eenmaal in huis hangt, krijg je hem moeilijk weg. Het is overigens een fabeltje dat een dood lichaam zich ontlast. Dat komt alleen voor bij mensen die zich hebben opgehangen.’

‘Een lijk stinkt wel meer dan vroeger, omdat mensen op het einde van hun leven dikwijls volgepropt zijn met medicatie. Die chemische cocktail blijft nawerken in het lichaam.’

‘Bijna altijd willen nabestaanden weten of hun geliefde veel heeft geleden. Ik stel hen dan gerust. Je kunt aan een overledene echt zien of hij veel pijn heeft geleden in zijn laatste uren. Het gezicht en de handen zijn dan helemaal verkrampt. Mensen die in hun slaap gaan, sterven de vredigste dood. Ze zien er zo ontspannen uit dat je er zelf rustig van wordt.’


Boer zonder rouwkransen

‘Kinderen begraven: dat is en blijft het allerergste. Dan moet ik echt een klik maken in mijn hoofd. Een kind hoort niet te sterven. Godzijdank gebeurt het niet vaak. Soms door een ongeluk, soms door ziekte. Veertig jaar geleden heb ik eens een kind moeten ophalen dat onder een trein was gesukkeld met zijn fietsje. Ik herinner het me alsof het gisteren was. Dat was de gruwel (diepe zucht). Of die keer dat we twee kinderen uit een brand hebben moeten halen: verschrikkelijk. Op zulke momenten moet je je verstand op nul zetten en je enkel en alleen op je werk concentreren.’

‘Ik sta er altijd op om familie en vrienden zelf te begraven. Geloof me, je huilt je de ogen uit terwijl je hen aan het opbaren bent. Mijn schoonvader, mijn schoonmoeder: ik heb ze allemaal zelf begraven. Mijn man en ik hebben bij leven voor hen gezorgd, waarom zou ik hen dan loslaten na de dood?’

‘Ook toen mijn beste vriendin een paar jaar geleden stierf aan kanker, heb ik haar zelf afgelegd. Ik zou het zelfs niet kunnen verdragen dat mijn man haar dode lichaam zou hebben aangeraakt. Ik moest en zou het zelf doen. Het is het ultieme eerbetoon dat je kan brengen aan iemand die je dierbaar is. Ze was vijftig toen ze stierf. Toen ze hier over de vloer kwam, zei ze soms grappend: “Die kist is voor mij, hé.” “Jij denkt toch niet dat wie die voor jou speciaal gaan laten staan”, zei ik dan.’

‘Ruzies over erfenissen maak je als begrafenisondernemer van heel dichtbij mee. Ik herinner me een rijke boer uit de streek die erop stond dat zijn testament voorgelezen werd aan zijn graf. Hij was vrijgezel en had geen kinderen. Zijn kist stond vol met rouwkransen van de familie. Toen de notaris klaar was met lezen, bleven er daarvan op de kist nog twee over. Iedereen die geen stuk van de erfenis had gekregen, had zijn rouwkrans weer mee naar huis genomen. Wat doe je daar in godsnaam mee, denk ik dan? Op je schoorsteenmantel zetten?’

‘Tegelijk zie ik ook veel liefde. Ooit was ik met een familie de rouwbrief van hun vader aan het opstellen, toen ik telefoon kreeg: hun moeder was in die paar uur tijd ook overleden. Oude mensen die al heel hun leven samen zijn, sterven al eens van verdriet.’

‘Meeleven met rouwende mensen kun je niet leren. Soms komen nabestaanden in de weken na de begrafenis nog een kop koffie drinken. Dat is fijn, dat je weet dat je hun geliefde een waardig afscheid hebt kunnen geven.’

‘Van een begrafenisondernemer wordt natuurlijk verwacht dat je altijd serieus bent. Er wordt in ons vak wel gelachen, maar dat doen we uit respect nooit waar de familie bij is. Het gebeurt bijvoorbeeld wel eens dat iemand tijdens een kerkdienst geld uit de offerschaal neemt in plaats van er bij te leggen. Daar sta je dan: bidprentjes aan het uitdelen terwijl je je lippen op elkaar duwt om toch maar niet te lachen (lacht).’

‘Soms weegt het wel, zoveel verdriet. Zelf geloof ik in een leven na de dood. En mijn uitlaatklep is schlagermuziek. Als ik in de put zit, dan val ik daarop terug.’

‘Ik wil zelf het liefst begraven worden. Mijn kinderen weten ook dat ik geen rouwbrief wil. Kennissen die niet langskwamen toen ik nog leefde, wil ik niet aan mijn kist hebben. Ik heb op dat vlak genoeg hypocrisie gezien.’


DS, 11-08-2016 (Catherine De Kock)