PDA

Bekijk de volledige versie : Universiteiten zetten stilaan bocht in


Barst
11th August 2016, 03:43
De patiënt is ziek, maar de medicatie is opgestart


Klopt het dat, zoals Marc Reynebeau schreef, de universiteit een diplomafabriek is geworden? Ten dele wel, schrijft Herman De Dijn, maar hij wijst er ook op dat de eerste tekenen van verandering aan de einder gloren.


In een zeer lezenswaardig opiniestuk ziet Marc Reynebeau het toenemende plagiaat van studenten bij hun afstudeerscriptie als een spiegelbeeld van wat gangbaar is bij academici zelf (‘Selfie met Wikipedia’, DS 14 juli). Het brengt hem tot een kritiek op de universiteit zelf: meer geïnteresseerd in kwantiteit dan in kwaliteit, een diplomafabriek met massacolleges en multiplechoice-examens die zo veel mogelijk doctoraten en publicaties aflevert ter wille van de financiën en de rankings. Een en ander verklaart hij als het resultaat van een bepaalde ‘mercantilistische’ mentaliteit: studenten zijn cliënten geworden, pragmatisch uit op een lucratieve toekomst, en universitaire instellingen zijn organisaties geworden die gebiologeerd zijn door kwantiteit en gedreven door de hang naar succes. Hij besluit dat ‘het academisch gremium dat alles al niet eens meer opmerkt’. Hoe kan er dan ooit iets ten gronde veranderen?


Beroep in verandering

In tegenstelling tot wat Reynebeau suggereert, zijn vele professoren zich bewust van de problemen die hij aankaart. Zeker de laatste paar jaar verschenen talloze opiniestukken en onderzoeken over de doctoraatsproblematiek, rankings en impactfactoren, stress, prestatiedruk, plagiaat. Maar Reynebeau heeft ook gelijk: de kernvraag is of ‘het academisch gremium’, de universiteiten zelf, zich van de diepere problematiek bewust zijn. Er wordt wel degelijk ook collectief ernstig nagedacht over de huidige invulling van het ambt en over de taak en de ethiek van de universiteit. Het toeval wil dat de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten (KVAB) begin juli een Standpunt (nr. 40) heeft gepubliceerd, te raadplegen op haar website, met als titel ‘Het Professoraat anno 2016. Reflecties over een beroep in volle verandering’ (door mezelf en co-auteurs Irina Veretennicoff en Dominique Willems).

Twee zaken staan daarin centraal: een diepgravende analyse van de malaise bij vele professoren over de manier waarop zij verondersteld worden hun job te doen en een kritische reflectie over de evolutie van de universiteit naar een soort academisch ‘bedrijf’.

De tendens van de aanbevelingen die daarop volgen, is niet mis te verstaan: de universiteiten moeten weg van de overdreven ‘bedrijfslogica’ waarin concurrentie en kwantitatief meetbaar succes centraal staan. De kerntaken van de universiteit, onderzoek, onderwijs en dienstverlening, mogen niet langer middelen zijn in de concurrentieslag, maar moeten weer de eigenlijke doeleinden worden. Dat veronderstelt natuurlijk ingrepen in vrijwel alle opzichten en domeinen: in het onderwijs op alle niveaus, in de evaluaties, in de politiek van publiceren, in de aanwervings- en de bevorderingsmechanismen, in de financiering van de instellingen, in de waardering van de ‘onproductieve’ humane wetenschappen. Dat is een enorme opgave die veel creativiteit zal vergen. Het zou onfair zijn te zeggen dat op dat vlak nog helemaal niks is gebeurd: denk aan hoe de Vlaamse rectoren onlangs een omslag in de evaluatie van studierichtingen tot stand konden brengen. Misschien is de tijd nooit gunstiger geweest dan nu, ook door het aantreden van nieuwe rectoren, om in ‘het academisch gremium’ een cultuuromslag te bewerken.


New Public Management

De universiteit is geen eiland in de maatschappij; haar problemen zijn mutatis mutandis ook elders aan te treffen. Ergens in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw werden niet alleen de universiteit, maar alle publieke en semi-publieke instellingen het object van een nieuwe politiek: het New Public Management. Instellingen werden verplicht zich te herdenken, als waren ze organisaties gericht op de productie van een product of dienst, afgenomen door cliënten. In die filosofie steunt de motivatie om de productie aan te drijven op twee factoren: concurrentie tussen professionals en organisaties, en objectieve controlemechanismen zoals kwantitatieve metingen en evaluaties. Dat is de manier waarop instellingen als universiteiten maar ook ziekenhuizen en zelfs cultuurhuizen nog altijd politiek bekeken en beoordeeld worden. Het is ook internationaal gezien de dominante mentaliteit in al die sectoren.

Veronderstel nu dat de nieuwe ploeg Vlaamse rectoren, gesteund door hun professoren, effectief willen werken aan de broodnodige cultuuromslag, door de intrinsieke kwaliteit overal centraal te stellen waar dat nodig is en door niet langer in de ban te zijn van schijnkwaliteit (denk aan de impactfactoren bij publicaties, DS 15 juli). Zelfs dan blijft er een groot probleem: hoe overtuig je de politiek, zo gefocust op cijfertjes en lijstjes, ervan dat de cultuuromslag echt nodig is? Dat die er niet moet komen uit heimwee naar het verleden, maar uit noodzaak om de fundamentele kerntaken veilig te stellen. Hoe de politiek overtuigen dat niet betutteling, maar vertrouwen op termijn de enige optie is om universiteiten met hoogopgeleide ‘professionals’ te laten functioneren op een manier die hun doelstellingen niet perverteren?


DS, 22-07-2016 (Herman De Dijn)