Inloggen

Bekijk de volledige versie : We buizen veel minder kinderen dan vroeger


Barst
7th August 2016, 23:43
‘Om miserie te vermijden, buizen we veel minder kinderen dan vroeger’


Leerkrachten moeten dezer dagen stevig in hun schoenen staan: de administratiedruk neemt toe, de inspectie loert altijd om de hoek en ouders zijn een pak assertiever dan vroeger. ‘Vijftien jaar geleden gaven ouders leerkrachten doorgaans gelijk. Nu stellen ze ons voortdurend in vraag.’


‘Al in het middelbaar wist ik dat ik wilde lesgeven. Nadien heb ik het niet meer in vraag gesteld. Ik keek erg op naar mijn leraar Duits en Engels, hij heeft die passie aangewakkerd. Hij was het soort leraar die je je nog lang herinnert. Het soort dat elke leraar wil zijn. Na mijn studies kon ik via-via meteen deeltijds aan de slag. Eerlijk gezegd was ik graag nog een jaartje of twee aan de unief en in Antwerpen – het stàd – blijven hangen in plaats van zo snel weer naar de provincie te trekken. Ach ja, de kans was er en dus ben ik er maar voor gegaan.’

‘Voor ik les gaf, dacht ik dat ik verbeteren de max zou vinden. Fouten tellen, punten geven en die dan in grafieken gieten. Echt waar, ik keek daar echt naar uit. Nu háát ik het. Ik geef Engels en Nederlands in de hogere graden en qua verbeterwerk zijn dat niet de gemakkelijkste vakken. Al die schrijfopdrachten corrigeren: daar kruipt zo verdomd veel tijd in. En maar heel zelden zijn ze *entertainend om te lezen.’

‘Nu, na vijftien jaar voor de klas, apprecieer ik het menselijk contact het meest aan deze baan. Vooral het contact met andere leerkrachten vind ik fijn. Mensen met een kantoorjob moeten vaak met een handvol mensen samenwerken. Als het dan met enkelen niet klikt, weegt dat snel door. Op een middelbare school heb je zo’n honderd collega’s. Al kan je er tien niet uitstaan, er zijn er nog altijd negentig met wie je je kan amuseren.’

‘Tot nu toe heb ik voornamelijk in technische richtingen lesgegeven. Ik heb nooit moeite gehad om autoriteit uit te stralen in de klas. Van meet af aan had ik mijn klassen goed in de hand. Bij de leerlingen sta ik bekend als een strenge leraar. Dat vind ik een compliment. Goed klasmanagement is belangrijk. De gasten weten bij mij perfect wat kan en wat niet. Zelf heb ik ook een strikte structuur nodig om iets te kunnen overbrengen aan zo’n groep. De beste truc is om in het begin van het schooljaar de teugels heel strak te houden. Naarmate het jaar vordert en ik beter weet welk vlees in de kuip heb, laat ik ze weer wat losser. Je kan van een strenge manier van lesgeven overschakelen naar de zachte aanpak, maar nooit omgekeerd. Dat pikken ze niet meer.’


Leerlingen met kopzorgen

‘Er zijn ook beroepsrichtingen in onze school, maar ik geef er geen les. Heel even heb ik dat wel gedaan. Het lag mij echt niet. Sommige gasten uit het beroepsonderwijs hebben een verschrikkelijk moeilijke thuissituatie. Ze zitten met zó veel knopen in hun hoofd. In zulke klassen moet je voortdurend groepsgesprekken voeren om die kinderen weer op de rails te trekken. Je komt er amper aan je leerstof toe. Voor een kind dat thuis mishandeld wordt, is opletten in de klas het laatste van zijn zorgen. Daar heb ik begrip voor, maar het zijn geen situaties waar ik als leraar boven mezelf uitstijg. Ik wil lésgeven. Dáár haal ik mijn energie uit. Ik heb mateloos veel respect voor leerkrachten die in de eerste graad van het BSO voor de klas staan. Daar is het kaf nog niet van het koren gescheiden. Dat is de hel. Of een beetje toch. Het is alleen maar erger geworden. De thuissituaties van kinderen zijn er de voorbije tien jaar niet op vooruitgegaan.’


Geen voortrekkerij

‘In de omgang met leerlingen bewaak ik mijn grenzen heel secuur. Ik moet hen beoordelen. Daarom vind ik neutraliteit heel belangrijk. Als ik een leerling buiten school tegenkom, mag hij me wel met mijn voornaam aanspreken, maar in de klas is het ‘‘meneer’’. Ik speel weleens tennis met leerlingen, maar dat betekent niet dat ik op school familiairder met hen omga. Ik ben er extra alert voor dat ik leerlingen die ik wat persoonlijker ken geen voorkeursbehandeling geef. Betrouwbaarheid en objectiviteit zijn, denk ik, de belangrijkste wapens van een leraar.’

‘Eerlijk gezegd ben ik niet zo begaan met het privéleven van de leerlingen. Als ik zie dat het echt niet gaat, zal ik hen er wel op aanspreken, maar meestal laat ik het over aan anderen. Er zijn op school leerkrachten die erg zorgzaam zijn. De moederkes noem ik hen. Ze kennen alle zorgen van onze leerlingen en zijn erg bekommerd om de probleemgevallen. Elke school heeft zulke leerkrachten nodig.’

‘Er is wel wat veranderd in die vijftien jaar dat ik lesgeef. Ouders zijn bijvoorbeeld een pak assertiever geworden. Vijftien jaar geleden gaven ze leerkrachten doorgaans gelijk. Als hun zoon of dochter gebuisd was, had die dat aan zichzelf te danken. Nu zijn er nog wel ouders die de leerkrachten steunen, maar over het algemeen stellen ze ons voortdurend in vraag. Slechte punten zijn niet meer de schuld van het kind die daar dan maar de gevolgen van moet dragen. Neen, slechte punten kunnen betwist worden. Veel ouders hebben geen scrupules meer om naar externe beroepscommissies te stappen. Als ze een resultaat aanvechten, hebben ze negen kansen op tien om hun zaak te winnen. Dat weten ze perfect.’


Indekken

‘Die evolutie heeft een grote invloed op hoe wij nu werken. Scholen – en ook leerkrachten afzonderlijk – dekken zich in. Het klinkt cru, maar we buizen leerlingen nu veel minder snel dan vroeger om achteraf geen miserie te hebben. Dat maakt ook dat we steeds meer administratie moeten verwerken, want je moet wel álles kunnen verantwoorden. Het klinkt bizar in dit digitale tijdperk, maar het moet allemaal op papier staan – in agenda’s, in leerlingenvolgsystemen. Dat heeft de job er niet aangenamer op gemaakt. Daarom ben ik ook liever geen klastitularis meer. Want dat is echt een voltijdse baan geworden en – vooral door die assertieve ouders – absoluut geen gemakkelijke. Jezelf en je collega’s voortdurend moeten verdedigen, vind ik echt slopend.’

‘Ik wil er geen grote filosofieën over verkondigen, maar jongeren hebben tegenwoordig te weinig werkijver. Pas op, ik mag niet veralgemenen. Er zijn nog altijd leerlingen die hard werken, maar de meesten gaan ervan uit dat het wel lukt zonder dat ze zich al te moe moeten maken. (lachje) Al werkte ik zelf ook niet keihard toen ik op de middelbare school zat. Het heeft ook wel met hun leeftijd te maken.’


Jaarlijks winterdipje

‘Het meest beangstigende aan mijn job is de inspectie. Enkele jaren geleden zijn ze langsgekomen. Ze merkten dat de punten van mijn leerlingen dat jaar laag waren. Te laag vonden ze. Ik heb toen een slechte doorlichting gekregen, omdat ik me niet genoeg aan de leerplannen zou houden. Nochtans gaf ik al meer dan tien jaar les en dacht ik dat ik de leerplannen goed volgde. Maar het bleek dus van niet: ik vroeg te veel van mijn leerlingen, dingen die te moeilijk voor ze waren en die ze eigenlijk ook niet moesten kunnen. ‘‘Als een leerling op basis van die examens zijn resultaat aanvecht, gaat hij altijd gelijk krijgen’’, zeiden de inspecteurs.’

‘Dat kwam hard aan. Ik was al mijn zelfvertrouwen kwijt. Nadien heb ik de leerplannen van naaldje tot draadje doorgenomen. Dit jaar onderging ik de inspectie opnieuw. Dat was heel stresserend en bracht gigantisch veel werk met zich mee. Ironisch genoeg is het ook werk dat ten koste van je leerlingen gaat. Maar het inspectierapport was heel positief deze keer. Dat was een ongelooflijke opluchting.’

‘Ik doe mijn job nog graag, maar elk jaar na de kerstvakantie heb ik een winterdipje. Dan ben ik dt-fouten aan het verbeteren en vraag ik me af of ik daarvoor nu vier jaar lang zo hard gewerkt heb aan de unief. Dan is het even op, wil ik mijn ontslag geven en ergens een jobke zonder enige verantwoordelijkheid doen. Ik draai altijd weer bij, al zie ik me dit nu ook niet doen tot mijn 67ste, want het is echt zwaar werk. Mensen doen vaak lacherig over al die vakantie van leerkrachten, maar ik moet er wel elke dag stáán. Een dagje suffen achter mijn bureau zit er niet in. Zo’n klas meekrijgen, gaat niet vanzelf. Al is er altijd een uitweg. Op een slechte dag kan ik leerlingen een schrijfoefening geven. Dan zijn ze een uur lang in stilte bezig. Twee weken later is het dan wel weer vloeken wanneer ik al die opstellen moet verbeteren.’

‘Als ik leerlingen over twintig jaar tegenkom, moeten ze zich nog iets van mij herinneren. Het hoeft geen les te zijn, maar wel iets dat ik hen heb bijgebracht. Als ze me in een oogwenk vergeten zijn, heb ik gefaald als leraar. Vind ik.’


DS, 28-07-2016 (Valerie Droeven)