Barst
10th June 2016, 19:23
Zonder slimme ouders kom je er niet meer
'Meritocratie, Op weg naar een nieuwe klassensamenleving?' Onder redactie van Paul de Beer en Maisha van Pinxteren, Amsterdam University Press, €29,95
De opleiding van de ouders is zo bepalend voor de schoolprestaties van kinderen dat er een nieuwe klassensamenleving ontstaat, met hardnekkige ongelijkheid. Dat stelt hoogleraar Paul de Beer in een bundel die vandaag verschijnt.
Hoogleraar Paul de Beer presenteert vandaag een boek over de meritocratische samenleving en daar is hij zelf een prachtig product van. Want zie: De Beer is van 1957, eind jaren zeventig ging hij studeren, econometrie in Rotterdam. Zijn broer en hij waren de eersten in de familie met een academische opleiding. Zijn ouders hadden beiden mulo, zijn moeder stopte met werken toen ze kinderen kreeg, zijn vader werkte zich in de avonduren omhoog tot boekhouder.
"Dat ze überhaupt naar de mulo mochten was trouwens al een stap vooruit en een grote overwinning. Arbeiderskinderen van de generatie voor hen moesten na de lagere school aan het werk", zegt De Beer in zijn werkkamer aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij bijzonder hoogleraar arbeidsverhoudingen is.
De universiteit werd voor families zoals die van De Beer pas bereikbaar in de jaren zestig, zeventig. De jonge Paul ging studeren, omdat hij slim was, en ijverig. En hij is er professor mee geworden.
Meritocratie
Precies het meritocratische ideaal: niet afkomst, maar intelligentie en inzet bepalen je opleiding én je maatschappelijke positie. De slimme zoon van een boekhouder wordt hoogleraar, de slimme dochter van een timmerman wordt het óók.
Dit ideaal van de meritocratische samenleving wordt breed gedragen, ook onder laagopgeleiden en werklozen, zo laat een enquête zien waarvan de resultaten zijn opgenomen in de bundel 'Meritocratie, op weg naar een nieuwe klassensamenleving?'
Intelligentie en hard werken worden gezien als belangrijk voor economisch succes, en in alle groepen bestaat het idee dat opleiding en inzet anno 2016 ook daadwerkelijk bepalend zijn voor de plek op de maatschappelijke ladder. Eigen prestaties tellen, op school en op de arbeidsmarkt. Maar is dat ook zo? In de bundel tonen onderzoekers aan dat sociaal milieu er nog wel degelijk toe doet. Ook zetten De Beer en de zijnen forse kanttekeningen bij het idee dat een meritocratische samenleving opener is dan een klassensamenleving.
De Beer: "Vroeger gingen kinderen studeren wier vader een hoog beroep had. Het kind van de dokter werd zelf ook dokter. Het is niet zo dat intelligentie helemaal geen rol speelde, maar als je vraagt: waren studenten ook de slimsten op de lagere school, dan moet je zeggen: nee. Er werd alles op alles gezet de kinderen op de HBS te krijgen. De minder intelligenten uit de hogere lagen kregen een duw in de rug, zij kwamen dus hoger uit dan de slimsten uit de arbeidersklasse.
"Daarna kwam de fase dat ook kinderen van lager opgeleiden naar de universiteit gingen, zoals ikzelf. Er was meer sociale mobiliteit, opleiding werd meer afhankelijk van intelligentie, de samenleving werd opener. Nu zitten we in de derde fase, het bereikte schoolniveau van de ouders hangt in hoge mate samen met hun intelligentie. Aan de bovenkant zitten de slimste mensen, en die geven dat door aan hun kinderen. Want het was lange tijd taboe om over te praten, maar intelligentie is deels genetisch bepaald, psychologen houden het op vijftig procent. Niet het beroep van de vader is nu nog allesbepalend voor de onderwijsprestaties van het kind, maar de opleiding van de ouders - ook die van de moeder is erbij gekomen."
Heeft dat hetzelfde gevolg als vroeger het sociaal milieu: hebben kinderen van hoger opgeleide ouders meer kans op een hogere opleiding, ook als ze niet zo slim zijn?
"Het meest verrassend vind ik het onderzoek naar schoolloopbanen van de onlangs overleden Jaap Dronkers en Herman van de Werfhorst. De keuze voor het voortgezet onderwijs wordt nu meer bepaald door prestaties op de basisschool dan door afkomst, dat is dus meritocratischer geworden. Maar het succes in het voortgezet onderwijs is wel sterk afhankelijk van de opleiding van de ouders. Onderweg gebeurt er dus wat, al weten we nog niet precies wat erachter zit."
"Hoger opgeleide ouders kunnen meer ondersteuning bieden. Helpen met huiswerk, bij werkstukken, dat is allemaal van groot belang voor de cijfers. En zelfs als het vervolgonderwijs hetzelfde is, komen kinderen van hoger opgeleiden hoger uit. Anders gezegd, met hetzelfde havo-diploma gaat het kind van hoger opgeleiden naar het hbo, en dat van lager opgeleiden naar het mbo."
Ziet u ook verschillen op de arbeidsmarkt?
"Ja, daar komt de beroepsstatus van de vader weer om de hoek kijken. Hoe hoger het beroep van de vader, hoe meer kans het kind heeft op een hoger beroep, ook al is het opleidingsniveau gelijk. Het kind van een dokter wordt toch eerder dokter dan het kind van een arbeider. We weten niet precies hoe dat komt. Maar het ligt voor de hand dat het sociale netwerk van de ouders en de culturele bagage die kinderen van huis uit hebben meegekregen, daarbij een rol spelen."
En het kind van de timmerman? Als intelligentie deels erfelijk is, betekent dat dan dat de kinderen van lager opgeleiden nu gemiddeld minder slim zijn dan die van vroeger?
"Ja, de timmermanszoon wordt minder snel dokter door zijn afkomst, maar hij is gemiddeld ook 'dommer' dan de dokterszoon. Ook dat is een taboe, omdat dom wordt gelijkgesteld aan minderwaardig. Dit vergt een doordenking van de menselijke waardigheid, die zit niet in intelligentie of in cognitieve vaardigheden. Maatschappelijk gezien zit er in de groep van laagopgeleide autochtonen weinig verborgen talent, minder denk ik dan bij allochtonen, al hebben we dat niet onderzocht."
In een meritocratie bepalen eigen prestaties het maatschappelijk succes. Doet opvoeding ertoe?
"Opvoeding en onderwijs kun je moeilijk scheiden. De rol van opvoeding is niet eenduidig, maar de invloed van ouders blijft groot. Voorlezen, praten met kinderen, culturele ervaringen delen, dat heeft allemaal een gunstige invloed op de ontwikkeling van het kind. Hoger opgeleiden hebben daar meer competenties voor dan lager opgeleiden. De oorzaak van achterblijvende prestaties wordt te vaak gezocht in een gebrek aan geld, maar verschillen in opvoedingspatronen zouden er weleens meer toe kunnen doen."
Daar valt niets aan te veranderen, tenzij we een staatsopvoeding introduceren.
"Ja, als kinderen vanaf nul naar een internaat gaan, heeft alleen de genetische component van de intelligentie van de ouders nog invloed. Maar dat wil niemand. Het zou dwaas zijn hoger opgeleiden te beperken in het ondersteunen van hun kinderen. Dus moet je het omgekeerde doen: aan kinderen van laag opgeleide ouders voorzieningen voor huiswerk bieden, begeleiding, zorgen dat er een computer is, een tablet. Misschien zou je kinderen ook een soort mentor kunnen toewijzen die hen helpt, zonder hen los te weken van hun ouders."
Waarom moet de overheid inspringen? Is dit niet de verantwoordelijkheid van de ouders?
"Dat is een politieke vraag. Als je vindt dat alle kinderen gelijke kansen moeten hebben en niet gehinderd mogen worden door hun afkomst, dan moet de overheid zorgen voor gelijke kansen. Het is niet aannemelijk dat dit allemaal vanzelf gaat, laag opgeleide ouders hebben hier de vaardigheden niet voor. Als het niet acceptabel is in te grijpen in de opvoeding, dan accepteer je grote verschillen. Het alternatief is: buiten de opvoeding om hulp bieden."
En het onderwijs, wat valt daar te verbeteren?
"Als wetenschapper wil ik ook hierin niet al te nadrukkelijk positie kiezen. Maar ik vind zelf dat er weleens te veel wordt verwacht van het onderwijs. Dat kan niet alle maatschappelijke problemen oplossen, ook niet dat van achterstanden. Er vindt in het onderwijs altijd een schifting plaats op basis van cognitieve vaardigheden. Er is verschil in intelligentie, je kunt niet iedereen hetzelfde cijfer geven. Maar je kunt wel zorgen dat kinderen van lager opgeleiden dezelfde kansen krijgen."
De onderwijsinspectie constateerde kort geleden dat het ouderlijk huis een te grote rol speelt bij het advies van de basisschool voor het voortgezet onderwijs. Daar was veel ophef over, de cito-toets wordt nu weer belangrijker. Is dat een teken dat de samenleving zich druk maakt over ongelijke kansen van kinderen?
"Nee, dat is eerder een voorbeeld van de modegevoeligheid van de politiek. Politici baseren zich te weinig op gedegen onderzoek, en te veel op ideologie en trends, en op incidenten. En het grootste probleem werd vergeten. Afkomst en cito-score hangen samen. Maar daar ging de discussie niet over, het debat concentreerde zich erop dat bij gelijke scores afkomst toch belangrijk is. Het heeft iets hypocriets dat je dat dan wel belangrijk vindt, en de rol van afkomst op de score zelf negeert."
Gelet op de rol die afkomst speelt, kun je dan nog zeggen dat Nederland een meritocratische samenleving is?
"Daar valt over te twisten. Waar je wieg stond, bepaalt nog altijd in belangrijke mate je maatschappelijke positie. Maar de mechanismen waarlangs dit gebeurt, zijn veranderd, die zijn meritocratischer geworden, doordat opleiding een grotere rol speelt dan vroeger. Dat is maatschappelijk acceptabeler, maar de uitkomst is dus wel hetzelfde.
"We hebben een nieuw soort klassensamenleving, niet op basis van het beroep van de vader, maar op basis van opleiding van de ouders. Dat leidt tot grote en hardnekkige ongelijkheid. Die nieuwe klassenmaatschappij is op sommige punten geslotener dan de oude. Toen was er in de lagere milieus veel verborgen potentieel dat niet werd benut, nu is dat proces wel uitgesorteerd.
Dat is een gevoelige kwestie. Waarom blijft Noord-Groningen zo achter? Er blijft een residu achter aan de onderkant, dat minder vaardigheden heeft om zich te redden. Dat is heel zorgelijk, dat is een verwaarloosde groep, die ook niet werd vertegenwoordigd in de politiek. Hoe je ook over de PVV en de SP denkt, zij geven hen wel een stem."
Is Amerika ons voorland, het land met winnaars en verliezers die zich niet meer met elkaar verbonden voelen?
"We zijn nog niet zover, maar er is wel een risico van een samenleving zoals in Amerika, met een boven- en een onderlaag, waar de bovenlaag het voor zichzelf goed geregeld heeft en er geen mobiliteit meer plaatsvindt tussen die twee. Het oude ideaal van een open samenleving waar de krantenjongen miljonair wordt, is daar steeds moeilijker te realiseren.
"Het meritocratische ideaal heeft een keerzijde. Als succes wordt toegeschreven aan eigen verdiensten, is er weinig mededogen met verliezers. Ze hadden langer moeten doorleren of zich meer offers moeten getroosten, denkt de bovenlaag. Het gevaar dreigt dat met hen steeds minder rekening wordt gehouden."
Trouw, 06-06-20/16 (Maaike van Houten)
'Meritocratie, Op weg naar een nieuwe klassensamenleving?' Onder redactie van Paul de Beer en Maisha van Pinxteren, Amsterdam University Press, €29,95
De opleiding van de ouders is zo bepalend voor de schoolprestaties van kinderen dat er een nieuwe klassensamenleving ontstaat, met hardnekkige ongelijkheid. Dat stelt hoogleraar Paul de Beer in een bundel die vandaag verschijnt.
Hoogleraar Paul de Beer presenteert vandaag een boek over de meritocratische samenleving en daar is hij zelf een prachtig product van. Want zie: De Beer is van 1957, eind jaren zeventig ging hij studeren, econometrie in Rotterdam. Zijn broer en hij waren de eersten in de familie met een academische opleiding. Zijn ouders hadden beiden mulo, zijn moeder stopte met werken toen ze kinderen kreeg, zijn vader werkte zich in de avonduren omhoog tot boekhouder.
"Dat ze überhaupt naar de mulo mochten was trouwens al een stap vooruit en een grote overwinning. Arbeiderskinderen van de generatie voor hen moesten na de lagere school aan het werk", zegt De Beer in zijn werkkamer aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij bijzonder hoogleraar arbeidsverhoudingen is.
De universiteit werd voor families zoals die van De Beer pas bereikbaar in de jaren zestig, zeventig. De jonge Paul ging studeren, omdat hij slim was, en ijverig. En hij is er professor mee geworden.
Meritocratie
Precies het meritocratische ideaal: niet afkomst, maar intelligentie en inzet bepalen je opleiding én je maatschappelijke positie. De slimme zoon van een boekhouder wordt hoogleraar, de slimme dochter van een timmerman wordt het óók.
Dit ideaal van de meritocratische samenleving wordt breed gedragen, ook onder laagopgeleiden en werklozen, zo laat een enquête zien waarvan de resultaten zijn opgenomen in de bundel 'Meritocratie, op weg naar een nieuwe klassensamenleving?'
Intelligentie en hard werken worden gezien als belangrijk voor economisch succes, en in alle groepen bestaat het idee dat opleiding en inzet anno 2016 ook daadwerkelijk bepalend zijn voor de plek op de maatschappelijke ladder. Eigen prestaties tellen, op school en op de arbeidsmarkt. Maar is dat ook zo? In de bundel tonen onderzoekers aan dat sociaal milieu er nog wel degelijk toe doet. Ook zetten De Beer en de zijnen forse kanttekeningen bij het idee dat een meritocratische samenleving opener is dan een klassensamenleving.
De Beer: "Vroeger gingen kinderen studeren wier vader een hoog beroep had. Het kind van de dokter werd zelf ook dokter. Het is niet zo dat intelligentie helemaal geen rol speelde, maar als je vraagt: waren studenten ook de slimsten op de lagere school, dan moet je zeggen: nee. Er werd alles op alles gezet de kinderen op de HBS te krijgen. De minder intelligenten uit de hogere lagen kregen een duw in de rug, zij kwamen dus hoger uit dan de slimsten uit de arbeidersklasse.
"Daarna kwam de fase dat ook kinderen van lager opgeleiden naar de universiteit gingen, zoals ikzelf. Er was meer sociale mobiliteit, opleiding werd meer afhankelijk van intelligentie, de samenleving werd opener. Nu zitten we in de derde fase, het bereikte schoolniveau van de ouders hangt in hoge mate samen met hun intelligentie. Aan de bovenkant zitten de slimste mensen, en die geven dat door aan hun kinderen. Want het was lange tijd taboe om over te praten, maar intelligentie is deels genetisch bepaald, psychologen houden het op vijftig procent. Niet het beroep van de vader is nu nog allesbepalend voor de onderwijsprestaties van het kind, maar de opleiding van de ouders - ook die van de moeder is erbij gekomen."
Heeft dat hetzelfde gevolg als vroeger het sociaal milieu: hebben kinderen van hoger opgeleide ouders meer kans op een hogere opleiding, ook als ze niet zo slim zijn?
"Het meest verrassend vind ik het onderzoek naar schoolloopbanen van de onlangs overleden Jaap Dronkers en Herman van de Werfhorst. De keuze voor het voortgezet onderwijs wordt nu meer bepaald door prestaties op de basisschool dan door afkomst, dat is dus meritocratischer geworden. Maar het succes in het voortgezet onderwijs is wel sterk afhankelijk van de opleiding van de ouders. Onderweg gebeurt er dus wat, al weten we nog niet precies wat erachter zit."
"Hoger opgeleide ouders kunnen meer ondersteuning bieden. Helpen met huiswerk, bij werkstukken, dat is allemaal van groot belang voor de cijfers. En zelfs als het vervolgonderwijs hetzelfde is, komen kinderen van hoger opgeleiden hoger uit. Anders gezegd, met hetzelfde havo-diploma gaat het kind van hoger opgeleiden naar het hbo, en dat van lager opgeleiden naar het mbo."
Ziet u ook verschillen op de arbeidsmarkt?
"Ja, daar komt de beroepsstatus van de vader weer om de hoek kijken. Hoe hoger het beroep van de vader, hoe meer kans het kind heeft op een hoger beroep, ook al is het opleidingsniveau gelijk. Het kind van een dokter wordt toch eerder dokter dan het kind van een arbeider. We weten niet precies hoe dat komt. Maar het ligt voor de hand dat het sociale netwerk van de ouders en de culturele bagage die kinderen van huis uit hebben meegekregen, daarbij een rol spelen."
En het kind van de timmerman? Als intelligentie deels erfelijk is, betekent dat dan dat de kinderen van lager opgeleiden nu gemiddeld minder slim zijn dan die van vroeger?
"Ja, de timmermanszoon wordt minder snel dokter door zijn afkomst, maar hij is gemiddeld ook 'dommer' dan de dokterszoon. Ook dat is een taboe, omdat dom wordt gelijkgesteld aan minderwaardig. Dit vergt een doordenking van de menselijke waardigheid, die zit niet in intelligentie of in cognitieve vaardigheden. Maatschappelijk gezien zit er in de groep van laagopgeleide autochtonen weinig verborgen talent, minder denk ik dan bij allochtonen, al hebben we dat niet onderzocht."
In een meritocratie bepalen eigen prestaties het maatschappelijk succes. Doet opvoeding ertoe?
"Opvoeding en onderwijs kun je moeilijk scheiden. De rol van opvoeding is niet eenduidig, maar de invloed van ouders blijft groot. Voorlezen, praten met kinderen, culturele ervaringen delen, dat heeft allemaal een gunstige invloed op de ontwikkeling van het kind. Hoger opgeleiden hebben daar meer competenties voor dan lager opgeleiden. De oorzaak van achterblijvende prestaties wordt te vaak gezocht in een gebrek aan geld, maar verschillen in opvoedingspatronen zouden er weleens meer toe kunnen doen."
Daar valt niets aan te veranderen, tenzij we een staatsopvoeding introduceren.
"Ja, als kinderen vanaf nul naar een internaat gaan, heeft alleen de genetische component van de intelligentie van de ouders nog invloed. Maar dat wil niemand. Het zou dwaas zijn hoger opgeleiden te beperken in het ondersteunen van hun kinderen. Dus moet je het omgekeerde doen: aan kinderen van laag opgeleide ouders voorzieningen voor huiswerk bieden, begeleiding, zorgen dat er een computer is, een tablet. Misschien zou je kinderen ook een soort mentor kunnen toewijzen die hen helpt, zonder hen los te weken van hun ouders."
Waarom moet de overheid inspringen? Is dit niet de verantwoordelijkheid van de ouders?
"Dat is een politieke vraag. Als je vindt dat alle kinderen gelijke kansen moeten hebben en niet gehinderd mogen worden door hun afkomst, dan moet de overheid zorgen voor gelijke kansen. Het is niet aannemelijk dat dit allemaal vanzelf gaat, laag opgeleide ouders hebben hier de vaardigheden niet voor. Als het niet acceptabel is in te grijpen in de opvoeding, dan accepteer je grote verschillen. Het alternatief is: buiten de opvoeding om hulp bieden."
En het onderwijs, wat valt daar te verbeteren?
"Als wetenschapper wil ik ook hierin niet al te nadrukkelijk positie kiezen. Maar ik vind zelf dat er weleens te veel wordt verwacht van het onderwijs. Dat kan niet alle maatschappelijke problemen oplossen, ook niet dat van achterstanden. Er vindt in het onderwijs altijd een schifting plaats op basis van cognitieve vaardigheden. Er is verschil in intelligentie, je kunt niet iedereen hetzelfde cijfer geven. Maar je kunt wel zorgen dat kinderen van lager opgeleiden dezelfde kansen krijgen."
De onderwijsinspectie constateerde kort geleden dat het ouderlijk huis een te grote rol speelt bij het advies van de basisschool voor het voortgezet onderwijs. Daar was veel ophef over, de cito-toets wordt nu weer belangrijker. Is dat een teken dat de samenleving zich druk maakt over ongelijke kansen van kinderen?
"Nee, dat is eerder een voorbeeld van de modegevoeligheid van de politiek. Politici baseren zich te weinig op gedegen onderzoek, en te veel op ideologie en trends, en op incidenten. En het grootste probleem werd vergeten. Afkomst en cito-score hangen samen. Maar daar ging de discussie niet over, het debat concentreerde zich erop dat bij gelijke scores afkomst toch belangrijk is. Het heeft iets hypocriets dat je dat dan wel belangrijk vindt, en de rol van afkomst op de score zelf negeert."
Gelet op de rol die afkomst speelt, kun je dan nog zeggen dat Nederland een meritocratische samenleving is?
"Daar valt over te twisten. Waar je wieg stond, bepaalt nog altijd in belangrijke mate je maatschappelijke positie. Maar de mechanismen waarlangs dit gebeurt, zijn veranderd, die zijn meritocratischer geworden, doordat opleiding een grotere rol speelt dan vroeger. Dat is maatschappelijk acceptabeler, maar de uitkomst is dus wel hetzelfde.
"We hebben een nieuw soort klassensamenleving, niet op basis van het beroep van de vader, maar op basis van opleiding van de ouders. Dat leidt tot grote en hardnekkige ongelijkheid. Die nieuwe klassenmaatschappij is op sommige punten geslotener dan de oude. Toen was er in de lagere milieus veel verborgen potentieel dat niet werd benut, nu is dat proces wel uitgesorteerd.
Dat is een gevoelige kwestie. Waarom blijft Noord-Groningen zo achter? Er blijft een residu achter aan de onderkant, dat minder vaardigheden heeft om zich te redden. Dat is heel zorgelijk, dat is een verwaarloosde groep, die ook niet werd vertegenwoordigd in de politiek. Hoe je ook over de PVV en de SP denkt, zij geven hen wel een stem."
Is Amerika ons voorland, het land met winnaars en verliezers die zich niet meer met elkaar verbonden voelen?
"We zijn nog niet zover, maar er is wel een risico van een samenleving zoals in Amerika, met een boven- en een onderlaag, waar de bovenlaag het voor zichzelf goed geregeld heeft en er geen mobiliteit meer plaatsvindt tussen die twee. Het oude ideaal van een open samenleving waar de krantenjongen miljonair wordt, is daar steeds moeilijker te realiseren.
"Het meritocratische ideaal heeft een keerzijde. Als succes wordt toegeschreven aan eigen verdiensten, is er weinig mededogen met verliezers. Ze hadden langer moeten doorleren of zich meer offers moeten getroosten, denkt de bovenlaag. Het gevaar dreigt dat met hen steeds minder rekening wordt gehouden."
Trouw, 06-06-20/16 (Maaike van Houten)