PDA

Bekijk de volledige versie : Het Nieuwe Leren is niets voor taallessen


Barst
8th February 2006, 02:23
Het Nieuwe Leren is niets voor taallessen


Om een taal te beheersen moet je de regels kennen. De leraar die dat niet van zijn leerlingen durft te eisen deugt niet. We zien waar dat toe leidt: een docente Nederlands die keihard beweert dat zij de regels niet kan toepassen.
Het Nieuwe Leren, de onderwijsvernieuwing waarbij leerlingen verantwoordelijk worden gesteld voor hun eigen leerproces, ligt onder vuur.


Met reden. De problemen waarvoor het een oplossing moest bieden, te weten de gebrekkige motivatie van leerlingen en de hoge uitvalpercentages, zijn onverminderd groot, terwijl het niveau van het onderwijs –in termen van basiskennis en -vaardigheden–, verontrustend laag blijkt te zijn. De kritiek klinkt vooral vanaf de werkvloer.

Deze kerstvakantie ging ik naar huis met ruim tweeduizend (!) pagina’s tekst aan projectverslagen. De oogst van drie klassen waar ik Nederlands geef en die meedoen aan een ’vakoverstijgend project’.

Het verslag is dé toetsvorm van Het Nieuwe Leren. Afgezien van de ruime mogelijkheden tot meeliften en plagiaat die deze toetsvorm leerlingen biedt, is het een illusie te denken dat ze door het schrijven van al die pagina’s tekst ook maar iets leren op het gebied van schriftelijke taalbeheersing. Daarvoor had ik die 2000 pagina’s namelijk gedetailleerd moeten nakijken en de fouten met mijn leerlingen moeten bespreken.

Taal is een regelgeleide vorm van gedrag: het leren van een taal komt neer op het correct leren toepassen van regels. Zoals Ludwig Wittgenstein overtuigend heeft aangetoond (in On following a rule), heeft het toepassen van regels alleen zin, als je over een criterium beschikt om te beslissen of je een regel correct hebt toegepast. Als je leerlingen teksten laat schrijven, moet je ze dus tevens een criterium bieden om te bepalen of ze de taalregels correct hebben toegepast. Met andere woorden: docenten moeten de taaluitingen van hun leerlingen voortdurend en in detail corrigeren. Zonder deze feedback zal hun taalvaardigheid niet verbeteren. De meeste jongeren vinden het niet leuk om gecorrigeerd te worden, maar om het daarom achterwege te laten, is slap en pedagogisch onverantwoordelijk.

Het criterium om te beslissen of taalregels correct zijn toegepast, wordt in eerste instantie gevormd door de taalbeheersing van de ouders, die hun kinderen zoveel mogelijk met correcte taaluitingen trachten te confronteren.

Later wordt deze taak overgenomen door de docent Nederlands (en andere docenten) en vormt diens taalbeheersing het criterium. Dit is vloeken in de kerk van het Nieuwe Leren, want hiermee is het leren van een taal een intrinsiek hiërarchisch proces: de docent laat de leerling opklimmen naar een hoger niveau van taalbeheersing. Dat is wel even iets anders dan een docent die ’naast zijn leerlingen’ staat en zelf ook ’lerende’ is, zoals het Nieuwe Leren propageert.

Het instandhouden van een natuurlijke taal, waarmee op een accurate en genuanceerde manier over de werkelijkheid gecommuniceerd kan worden, gaat niet vanzelf. Een taal –en vooral de schriftelijke weergave ervan– moet geleerd, geoefend en bijgehouden worden. Als het goed is, worden jongeren hier op school toe aangezet en gestimuleerd, waar nodig met zachte dwang.

Getuige onder meer de jaarlijkse uitslag van het Groot Nederlands Dictee, hebben onze zuiderburen dat een stuk beter begrepen dan wij. Op Vlaamse scholen heeft men dan ook geen moeite met een hiërarchische onderwijsstructuur.

Geheel in lijn hiermee heeft de nieuwe uitgave van ’het Groene Boekje’ in België nauwelijks tot enige ophef geleid. Docenten hebben daar kennis genomen van de veranderingen en geven die door aan hun leerlingen. Zo eenvoudig is dat.

Vergelijk dat met het gekrakeel dat hier in Nederland is ontstaan. Bart Chabot die zich in een serieus programma als Nova in een stuip van verontwaardiging gooit vanwege ’ideeëloos’ (zonder n). Terwijl je toch echt in drie zinnen kunt uitleggen waarom dat de meest voor de hand liggende spelling is. Landelijke kwaliteitskranten die aankondigen de nieuwe spelling te zullen boycotten.

Laten we de zaak even in de juiste proporties zien: iedereen die op de hoogte is (of geacht moet worden te zijn) van de nieuwe spellingregels, stelt zich in twee à drie uur precies op de hoogte van alle recente veranderingen. Natuurlijk kun je het dan nog oneens zijn met bepaalde beslissingen van de Nederlandse Taalunie, maar bedenk dan, voordat je je gal spuwt, dat elke spelling principieel willekeurig is.

In dezelfde Nova-uitzending beweerde een docente Nederlands doodleuk: ’Ik snap zelf al niks van die nieuwe regels. Hoe moet ik die dan aan mijn leerlingen uitleggen?’

Kan de de crisis van het onderwijs Nederlandse scherper in beeld worden gebracht?

Martin Slagter is docent Nederlands en filosofie


Trouw, 08-02-2006