PDA

Bekijk de volledige versie : De verkeerde ‘wij’ en ‘zij’


Barst
31st March 2016, 03:27
De verkeerde ‘wij’ en ‘zij’


In haar pleidooi voor polarisering in het terreurdebat hangt Mia Doornaert een valse tegenstelling op, schrijft Guido Vanheeswijck hieronder. Alsof iemand die religieus is zich niet als burger van een rechtsstaat kan gedragen.


Het pleidooi van Mia Doornaert voor polarisering zit vol semantische verwarring en conceptuele dubbelzinnigheid die een eerlijk democratisch debat bij voorbaat hypothekeren (DS 26 maart) . Doornaert vermengt voortdurend twee tegenstellingen met elkaar. Allereerst is er de tegenstelling tussen diegenen die aan de kant staan van een vreedzame samenleving en diegenen die de ander afwijzen en zelfs vermoorden. Vervolgens verglijdt die tegenstelling naar een andere tegenstelling, die tussen een seculiere democratie en haar seculiere waarden enerzijds en een religieuze samenleving die haar godsdienst boven de wet stelt anderzijds. Over de eerste tegenstelling is geen debat nodig, iedereen wijst terroristische aanslagen resoluut af. De tweede tegenstelling vereist wel debat: ze suggereert niet alleen dat de rol van godsdienst of levensbeschouwing als vanzelf tot gewelddadig fundamentalisme leidt, maar is bij nader inzien zelfs nonsensicaal. Waarom?


Een wet is niet per se neutraal

Doornaert negeert het cruciale onderscheid tussen de juridische formulering van een wet en de levensbeschouwelijke rechtvaardiging van een wet. Wetten moeten in een juridische taal gesteld worden die in principe voor iedereen toegankelijk is. Dat betekent niet dat wetten levensbeschouwelijk neutraal (moeten) zijn. Levensbeschouwingen en dus ook religies nemen deel aan het publieke debat en kunnen, mits ze voldoende democratische overtuigingskracht hebben, hun opvattingen ook weerspiegeld zien in wetgeving. Dat is het vrije democratische spel. Op basis van dit onderscheid tussen de juridische formulering van een wet en de levensbeschouwelijke rechtvaardiging ervan, is de bepaling dat de wet altijd boven om het even welk religieus of levensbeschouwelijk voorschrift staat, gewoon onzinnig. Onze waarden zijn seculier noch religieus: ze zijn vastgelegd in formele spelregels die in de publieke ruimte vanuit diverse levensbeschouwingen kunnen gearticuleerd en gerechtvaardigd worden.

Zo kun je bijvoorbeeld het respect voor de fundamentele rechten en vrijheden rechtvaardigen op grond van het idee dat elk mens een kind van God is (christenen en moslims), dat elk individu een rationeel wezen is (rationalisten), dat elk individu recht heeft op de hoogste vorm van geluk (utilitaristen), dat alle levende wezens gelijk respect verdienen omdat ze deel uitmaken van een naar evenwicht zoekend ecosysteem (ecologisten). Er is met andere woorden geen tegenstelling tussen het idee van een door iedereen gedeeld burgerschap, wat impliceert dat de in de wet verankerde ethische basisprincipes door allen worden erkend, en het idee van een diversiteit qua rechtvaardiging van deze ethische principes.


Goelag, Holocaust, killingfields

Door beide tegenstellingen op één hoop te gooien en zich uitsluitend te fixeren op religie, suggereert Doornaert dat er een inherente polarisering is tussen een verlichte, seculiere cultuur en een religieuze (islamitische, christelijke) beschaving. Dergelijke suggestie verplicht moslims elders in die krant voortdurend te herhalen dat misdadig fundamentalisme vreemd is aan de kern van de islam (DS 26 maart) . Ze suggereert ten onrechte dat alleen religies obscurantistisch en bedreigend zijn. Maar dragen niet alle levensbeschouwingen naast de mogelijkheid van vermenselijking ook het gevaar van pervertering in zich? Als staatsburgers hebben zowel gelovigen als seculieren altijd en overal het recht om de waarde van wetten vanuit de eigen visie te beargumenteren en te ondervragen. Het gaat dus niet om de tegenstelling tussen burger en gelovige: zowel een ‘gelovige’ als een ‘ongelovige’ kan zich perfect als burger van een rechtsstaat gedragen.

Daarenboven leert de geschiedenis dat niet alleen religies oorzaak zijn van oorlog en terrorisme en een vreedzame samenleving bedreigen, zoals voorstanders van een seculiere samenleving graag beweren. Het woord terreur werd gesmeed in de nasleep van de Franse Revolutie; de Holocaust, de Goelag, de Culturele Revolutie, de killingfields of bij ons de Bende van Nijvel waren geen product van religieus fanatisme. Zowel religieuze als seculiere intellectuelen zouden een zekere bescheidenheid in acht moeten nemen betreffende een gemeenschappelijke geschiedenis waarin hun respectieve ideeën en motiveringen verweven waren met vreselijke wandaden.

Het is ‘wij’ tegen ‘zij’, schrijft Doornaert flink. Maar ze vergist zich van tegenstander. ‘Wij’ zijn degenen die zoeken naar universele waarden op basis van diverse (religieuze en seculiere) levensbeschouwingen. ‘Zij’ zijn de fundamentalisten (religieuze en seculiere) die dat weigeren.

Doornaert vraagt om een eerlijk debat. Maar door religieus geïnspireerde mensen bij voorbaat te stigmatiseren, vergiftigt zij veeleer het debat en creëert ze onnodige maar vooral hoogst gevaarlijke polarisering.

Guido Vanheeswijck, hoogleraar UAntwerpen en KULeuven


DS, 30-03-2016