PDA

Bekijk de volledige versie : Jongeren plannen zich te pletter


Barst
27th February 2016, 16:27
Een generatie controlefreaks


De millennials hebben het steeds moeilijker om het onverwachte een plaats te geven, schrijft Jan Rosier. Dat maakt dat ze steeds dwangmatiger gaan plannen, en uiteindelijk de hoop verliezen.


In zijn opiniestuk ‘Wat is er aan de hand met mijn studenten’ deelt Jan De Maeseneer zijn diepe bezorgdheid over de afnemende empathie bij artsen in opleiding (DS 20 februari) . Dat sommige studenten opperen dat pechvogels maar beter hun best moeten doen, is mij ook bekend en baart mij ook zorgen. Het is goed om via kwantitatieve metingen een inzicht te krijgen in de leefwereld van studenten, maar we moeten ook proberen een beeld te krijgen van de denkpatronen die mensen aanzetten tot zulke uitspraken.

Zonder het volgende als een algemene stelling te willen poneren, vallen er mij drie dingen op bij veel universitair geschoolde jonge mensen: het toenemende onvermogen om het onverwachte een plaats te geven, de daaruitvolgende nood tot dwangmatig plannen en het loslaten van het begrip hoop.


Iedereen ceo

Ten eerste stel ik vast dat jonge en hoogopgeleide kaders – en dus niet alleen studenten – er moeite mee hebben om in te zien dat er in het leven bewegingen plaatsvinden waarop je weinig invloed hebt. Het begrip ‘noodlot’ heeft weinig of geen betekenis meer in onze cultuur, omdat ze doordrenkt is geraakt van een managementsdenken dat ervan uitgaat dat alles onder controle te brengen en te houden is. Die mentaliteit heeft zich niet alleen in ondernemingen verankerd, maar jammer genoeg ook in instellingen waar dat niet echt nodig is, zoals het onderwijs, en erger nog: in onze hoofden. Wie zijn leven niet naar de juiste baan stuurt of te weinig stuurt, zal onvermijdelijk pech hebben. Wie voldoende en verstandig stuurt, heeft de controle over het leven. Als ik met mijn studenten het onderzoek van Jeffrey Pfeffer bespreek, dan hebben ze moeite om hem en mij te geloven. Pfeffer, een hoogleraar management aan de Stanford Business School, toonde al in 1977 aan dat managers – dé herauten van actie, controle en sturing – slechts voor 10 procent het verschil verklaren tussen de allerbeste en de allerslechtste organisaties. Actie, controle en sturing kunnen het noodlot, een term die in de managementwetenschappen amper opduikt, niet afwenden. Het valt op dat succesvolle mensen de oorzaak van pech vlug leggen bij het individu en zijn beslissingen. Dat is een typische managementreflex die zich in alle poriën van het dagelijkse bestaan heeft gewrongen. Wie longkanker heeft, had maar vroeger de juiste beslissing moeten nemen. Wie arm is, had dat moeten voorzien en actie ondernemen. Het lijkt wel of we de chief executive officers van ons leven moeten worden.

Dat brengt mij bij het volgende punt. Doordat er zoveel onbegrip is over de macht van het noodlot, vervallen we in dwangmatige planningsdrang. Als niets doen een rampzalig idee is en íéts doen veel beter, dan moeten we dat wat we doen zeer goed doen. Het plan moet dus stap voor stap verfijnd tot dat vervelende noodlot er uitgeperst is. Voor sommigen wordt voeding hét middel om het lot af te wenden, voor anderen is sporten als een atleet de beste strategie. Het leven moet niet meer worden geleefd, maar beredeneerd met ‘go/no go’-beslissingen en ‘ja/neen’-overwegingen. Als ik studenten vertel dat plannen goed zijn, maar de irriterende eigenschap hebben om te falen en dat een loopbaan en/of een huwelijk weleens de afgrond induiken, dan wordt het stil.


Het kleine meisje is dood

Net omdat compulsief plannen en sturen zo belangrijk is geworden, is er geen plaats meer voor hoop. De hoop op een volwaardig, nuttig en rijk leven wordt daarom niet geprojecteerd als een piepklein alternatief tussen vele – soms zeer pijnlijke – mogelijkheden in een zeer verre toekomst waar men geen vat op heeft, maar als een project op korte termijn. Hoop is objectief geworden. Hoop, dat kleine meisje van niks waar mijn ouders en vele arme stakkers mee leefden en nog mee leven omdat het de enige houvast is, is door ons managementdenken overleden.

Maar wat heeft dit nu allemaal te betekenen als verklaring voor de terechte bekommernissen van Jan De Maeseneer? Zij die opperen dat men maar beter ‘zijn best had moeten doen’ (en het zijn niet alleen studenten die dit zeggen) lijden aan een overdosis zelfbeschikking, een filosofische levenshouding die paradoxaal genoeg kenmerken heeft van het moderne managementdenken.

Het antwoord op de vraag van De Maeseneer wat er aan de hand is met zijn studenten is eenvoudig: sommige studenten en vele burgers met hen kunnen niet solidair zijn met de pechvogels omdat het onmogelijk is. Het is een onmogelijke opgave om naast de loodzware taak om het leven naar de hand te zetten, door dwangmatig en overmatig te plannen, door hoop te reduceren tot objectief, door ten volle te willen beschikken over zichzelf, ook nog eens de kracht te vinden om solidair te zijn met pechvogels. Solidariteit vraagt in de eerste plaats verlossing van zichzelf.

Jan Rosier (Gewoon hoogleraar managementwetenschappen (UCD Dublin) en gastdocent aan de KU Leuven)


DS, 27-02-2016