Inloggen

Bekijk de volledige versie : Wie zakt voor eindtermen, krijgt toch diploma


Magalie O*stvogels
22nd February 2016, 13:21
Amper de helft van de middelbare scholieren haalt voor wiskunde de eindtermen. Toch krijgen de meesten onder hen hun diploma. ‘Misschien leggen sommige eindtermen de lat te hoog.’

Uit een peiling van 2014 blijkt dat slechts de helft van de leerlingen in de derde graad secundair (aso, tso, kso) de eindtermen voor wiskunde haalt. Voor specifieke wiskundige onderdelen zijn de hiaten nog groter. Zo bereikt in het aso amper een kwart van de leerlingen in klassieke en moderne talen en in economie-moderne talen de norm voor reële functies. In humane wetenschappen is dat zelfs slechts een luttele 11 procent.

Voor Frans duikt in de derde graad een vergelijkbaar beeld op. Voor spreken schommelen de slaagcijfers in het aso rond 50 procent, in het tso en het kso haalt soms minder dan de helft de doelstelling.

Ontnuchterende vaststellingen, want de eindtermen zijn de minimumdoelstellingen die de overheid heeft vastgelegd en die elke jongere in het Vlaamse onderwijs zou moeten bereiken. Er loopt momenteel een maatschappelijk debat om die eindtermen te actualiseren.

‘Als we eindtermen opfrissen, is het goed om te weten dat het bereiken van de huidige problematisch is’, zegt professor onderwijskunde Martin Valcke (UGent). ‘Je merkt dat ook aan de povere slaagcijfers van de afgestudeerden van bepaalde studierichtingen in het hoger onderwijs.’

Hoewel ze de eindtermen niet halen, slagen de leerlingen vaak wel voor hun examens en halen ze een diploma. Cijfers daarover bestaan niet, maar zowel de inspectie als de onderwijsadministratie geeft toe dat dit gebeurt. De onderwijsnetten vinden dat geen contradictie.

‘De peilingen bieden een indicatie’, zegt Sarina Simenon van het Gemeenschapsonderwijs (GO!). ‘Als scholen oordelen of iemand geslaagd is, kijken ze ook naar de permanente evaluatie en het groeiproces van de leerling. We moeten wel nagaan of de ene eindterm de lat niet te hoog legt, en de andere te laag.’

‘De peilingen geven aan of een opleiding een bepaald doel bereikt, maar zeggen niets over de individuele leerling’, voegt Lieven Boeve van Katholiek Onderwijs Vlaanderen eraan toe. ‘Het debat moet precies uitklaren welke eindtermen deugen en hoe we ze beter afstemmen op de realiteit.’

De peilers blijven voorzichtig in hun duiding. ‘Wij toetsen wat er is blijven hangen, niet de kennis van datgene waarmee de leerlingen op dat moment bezig zijn’, zegt professor Rianne Janssen (KU Leuven). ‘Een eindterm slaat op een graad, twee schooljaren dus. Als de leerlingen de stof bijvoorbeeld een jaar voor de peilingstoets hebben gezien, blijkt er al veel vervaagd.’

‘Die minder goede scores moeten ons doen nadenken over wat we in de basisvorming voor alle leerlingen willen’, vindt Ann Verhaegen, het hoofd van het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen (Ahovoks), dat onder meer over de eindtermen gaat. ‘Zeker in het tso heb je een diverse populatie. Daar zitten leerlingen toerisme, schoonheidsverzorging,industriële wetenschappen...’

Hoe komt het dat zoveel leerlingen de eindtermen niet halen? Bij de Onderwijsinspectie horen we dat de leerplannen – een vertaling van de eindtermen – soms overladen zijn. ‘De leerplannen zijn opgesteld door experts en die willen er zo veel mogelijk van hun vak in,’ zegt inspecteur-generaal Lieven Viaene. ‘Wanneer leerkrachten te veel tijd en energie in die extra’s stoppen, komen ze niet meer toe aan de basics.’

Nog een pijnpunt ziet Viaene in het gebruik van de handboeken. ‘We stellen te vaak vast dat scholen en leerkrachten uitsluitend bezig zijn met hun handboek, het soms al te slaafs volgen, De eindtermen of de leerplannen kennen ze niet goed of ervaren ze als te moeilijk. Maar die boeken zijn commerciële producten. Die als richtlijn gebruiken is te eng. En niemand controleert de handboeken. Directies vragen ons soms om er een stempel ‘goedgekeurd’ op te zetten. Maar dat gaat in tegen de vraag naar pedagogische vrijheid.’

Bron: De Standaard, Wie zakt voor eindtermen, krijgt toch diploma , 22/02/'16, http://www.standaard.be/cnt/dmf20160221_02141797

Eigen mening:

Het feit dat de dag van vandaag zo weinig leerlingen in het secundair onderwijs de eindtermen voor voornamelijk de vakken Frans en wiskunde behalen is voor mij een indicatie dat de eindtermen dringend aan actualisatie toe zijn. De leerplannen zitten meer dan eivol en er wordt te weinig gefocust op wat echt belangrijk is, namelijk de basisvaardigheden van een vak. Het erg laag slaagcijfer is niet enkel de fout van de leerlingen, maar ook zeker de leerkrachten valt iets te verwijten. Zij zijn nog altijd degene die de basisvaardigheden moeten aanleren en deze moeten actualiseren. Naar mijn mening moeten we niet perse de eindtermen afzwakken, maar moeten we investeren aan de basis. Zou het niet voordelig zijn moest er in het basisonderwijs al meer en vroeger aandacht worden geschonken aan Frans en wiskunde?

Barst
23rd February 2016, 12:13
Wat is een diploma dan nog waard?


Eindtermen zijn het minimum dat de overheid verwacht van wie afstudeert. Bram Spruyt kan er niet bij dat er relativerende taal gesproken wordt bij het niet behalen daarvan.


Een aanzienlijk gedeelte van de leerlingen bereikt de huidige eindtermen voor wiskunde niet (DS 22 januari) . Voor Frans en Project Algemene Vakken werd die vaststelling al eerder gedaan. Het op gang getrokken debat over die eindtermen is dan ook broodnodig. Maar we moeten helder discussie voeren.

Laten we eerst het onderscheid tussen eindtermen en leerplannen duidelijk maken. Eindtermen zijn minimumdoelstellingen die de overheid voor elke type onderwijs vooropstelt. Alle leerlingen moeten die behalen. Vervolgens gaan de koepels daarmee aan de slag en leggen ze hun eigen accenten. Dat zijn de leerplandoelstellingen. De specifieke verhouding tussen eindtermen en leerplannen maakt twee zaken duidelijk.

1. Onderwijs is veel ruimer dan de eindtermen. Eindtermen zijn het minimum, er valt niet op af te dingen. In die zin is de vaststelling dat een substantieel gedeelte van de leerlingen bepaalde eindtermen niet behaalt, echt wel confronterend. Het is dan ook onbegrijpelijk dat die vaststelling genuanceerd wordt door te zeggen dat ‘peilingstoetsen niet noodzakelijk rechtstreeks meten waarmee kinderen bezig zijn op school’. Is dat niet juist de essentie van onderwijs: zaken leren die kinderen blijven meedragen, ook nadat de waan van de dag is vervlogen? Helemaal onbegrijpelijk is de suggestie van Sarina Simenon dat peilingstoetsen slechts een indicatie vormen omdat scholen ook kijken ‘naar de permanente evaluatie en het groeiproces van de leerling’. Dat laatste kan best een goede praktijk zijn met het oog op de studievordering doorheen het leerplichtonderwijs, maar niet in de derde graad van het secundair onderwijs. Wat kan een diploma anders zijn dan een bewijs dat men bepaalde kennis en vaardigheden effectief beheerst?

2. De minimumdoelstellingen zoals vervat in de eindtermen gelden voor alle leerlingen in een bepaald type onderwijs. Eindtermen zijn inderdaad een van de weinige schakels die alle leerlingen in Vlaanderen met elkaar verbinden, ongeacht het specifiek pedagogisch project van hun school. Ze vormen daarmee ook een van de weinige instrumenten die de overheid nog in handen heeft om via onderwijs gemeenschappelijkheid te creëren. In een onderwijsveld met grote verschillen tussen scholen is dat geen overbodige luxe.

Beide elementen zijn belangrijk, maar hun combinatie is dat nog meer. Debatten over eindtermen zitten altijd geklemd tussen tegengestelde verzuchtingen. Onderwijsverstrekkers pleiten doorgaans voor minder en meer algemeen (lees: vager) geformuleerde eindtermen. Dat geeft hen meer vrijheid om hun pedagogisch project ten volle te realiseren. Vanuit een bezorgdheid over gelijke onderwijskansen daarentegen zou men juist moeten pleiten voor meer en specifiekere eindtermen. Concreet geformuleerde eindtermen zijn immers veel nauwkeuriger te toetsen, te monitoren en bij te sturen. Je werkt niet aan gelijke kansen door problemen en verschillen weg te stoppen. Een onderwijsbeleid dat zich niet te veel moeit met hoe onderwijs ingericht wordt en zich beperkt tot het bepalen van wat bereikt moet worden, doet er goed aan nauwgezet op te volgen of wat vooropgesteld werd ook effectief wordt bereikt. In het debat over de hernieuwing van de eindtermen zal gezocht moeten worden naar een evenwicht tussen die twee verzuchtingen. Maar dat diploma’s moeten weerspiegelen of eindtermen effectief behaald werden, daarvan kan niet afgeweken worden.


DS, 23-02-2016 (Bram Spruyt)