PDA

Bekijk de volledige versie : Geenstijl: zeggen wat je denkt


Barst
28th January 2006, 16:47
Geenstijl: zeggen wat je denkt


De website geenstijl.nl brengt het dagelijks nieuws voorzien van vaak zeer grof en cynisch commentaar, maar is vooral onder jongeren een populair alternatief geworden voor gevestigde media. „Als site-bezoeker denk je: zij weten wie ik ben."


Een echte nieuwssite is geenstijl.nl niet. Ook al meldt de site sinds dit jaar - dankzij een contract met persbureau ANP - wel doorlopend het laatste nieuws. Vrijwel elk bericht krijgt een kleurtje. Want aan journalistiek doet geenstijl.nl niet. Journalistiek is onafhankelijk, niet gekleurd, zakelijk van toon. „Daar hebben wij geen zin in”, zegt oprichter Dominique Weesie, die tot voor kort bij de Telegraaf werkte. „Wij zeggen gewoon wat we van dingen denken. Onze bezoekers vinden dat prettig.”

Voorbeeld. Het bericht eerder deze week dat Nederlandse militairen in Afghanistan in een vuurgevecht een Afghaan hebben gedood: „Attentie OM, attentie OM. Er is weer een vijand omgelegd. Wij herhalen, N.E.D.E.R.L.A.N.D.S.E commando’s hebben een vijand kapotgeschoten! Schandalig natuurlijk. Hup naar Afghanistan en tot op de bodem uitzoeken die zaak. Dit is vast niet per ongeluk gebeurd. Sterker nog, er zit vast een luchtje aan. Kan niet anders. Beetje met scherp schieten op zo’n arme Afgaan. Vervolgen die schutter, desnoods tot aan het hoogste rechtsorgaan. Het is tenslotte een vredesmissie. Vergeet niet dat er een nieuwe missie zit aan te komen. En Wouter het windvaantje Bos begint al te draaien. Zaak dus om snel te handelen. Een blitzkrieg zeg maar. Stel een voorbeeld, voor je het weet is het straks prijsschieten geblazen.”

En zo gaat het de hele tijd. Vaak op een cynische, soms geestige, soms snoeiharde, grove toon. Die aanpak slaat aan.

Duiding, noemt Weesie de toon die de berichten krijgen. „Onze bezoekers hebben daar behoefte aan. Dat brengt discussie op gang. Het interactieve karakter is erg belangrijk voor de site.”

Dat blijkt: op elk bericht kan worden gereageerd. En dat gebeurt volop. Maar veel discussie wordt er niet gevoerd. Er worden vooral veel meningen gespuid, niet zelden omlijst door scheldpartijen. Soms genuanceerd, vaak ongenuanceerd. Soms grof, soms beledigend.

Alle reacties worden onder pseudoniemen geplaatst, net als de (nieuws)berichten overigens. De geenstijl-makers opereren onder namen als De Chileen, Prof. Hoxha en Pritt Stift. Weesie heet op geenstijl.nl Fleischbaum.

Wie de makers van de site zijn, bleef lang onbekend. De pseudoniemen waren nodig, zegt Weesie, omdat de makers veel bedreigingen ontvingen, vooral uit extreem-rechtse hoek. „Die krijgen we nog steeds, maar inmiddels is wel bekend wie wij zijn. Dat hou je toch niet tegen.”

In 2004 liep het uit de hand. Geenstijl.nl ontketende een vete tegen de directeur van Stivoro, de stichting volksgezondheid en roken. Zij zou een ’nekschot’ moeten krijgen, vonden site-bezoekers. Stivoro deed aangifte en geenstijl.nl ging een tijd op zwart.

Daarom zijn er nu huisregels: „Wanneer de pliesie zich mocht melden indien er weer eens een bezoeker over de schreef is gegaan, zullen wij zonder aarzelen medewerking verlenen aan het onderzoek. Geenstijl heeft namelijk geen zin op zwart te moeten, omdat een aantal hersenloze bezoekers de wet niet kent.” Er worden nog steeds veel reacties van de site verwijderd. „Er gaan geregeld bezoekers helemaal los op Marokkanen of Wouter Bos en zo”, zegt Weesie.

De meeste geenstijl-bezoekers zijn man, hoogopgeleid en 25 tot 35 jaar oud. Geenstijl vindt zichzelf links noch rechts. „In dat soort kaders passen wij niet”, zegt Weesie.


Trouw-columnist Sylvain Ephimenco bezoekt geenstijl.nl elke dag. „Wat me erg aanspreekt is de ongebondenheid die overal doorklinkt. Het is anarchistisch, rebels, heeft lak aan autoriteiten. En geenstijl.nl gaat tekeer tegen alles wat fundamentalistisch is. Of het nou extreem- rechts of activistisch links is.”

Het succes van de site weerspiegelt volgens Ephimenco het tekort van de gevestigde media. „Vaak zijn die saai en gezapig. En al helemaal niet rebels. Het laat zien dat de meeste media geen idee hebben over de denk- en leefwijze van de jongere generaties.”

„Geenstijl heeft een vorm en toon die je steeds meer ziet. En niet alleen op internet”, zegt Mark Deuze, die journalistiek doceert aan de universiteit van Indiana (VS). „De gelijkenis met bijvoorbeeld ’The Daily Show’ in Amerika is erg opvallend.” In dat dagelijkse tv-programma op het comedy-kanaal Comedy Central worden keiharde, politiek incorrecte grappen gemaakt, gebaseerd op de actualiteit van die dag en wordt de Amerikaanse overheid voortdurend belachelijk gemaakt.

Deuze: „Het is ongekend populair. Er is niets journalistieks aan. Dat zegt presentator Jon Stewart zelf ook. Maar uit allerlei onderzoeken blijkt dat voor de overgrote meerderheid van de kijkers - veel jongeren - het programma de primaire nieuwsbron is. Als ik in mijn colleges in Indiana vraag wie er naar ABC of CNN kijkt, gaan er drie handen de lucht in. Stel ik dezelfde vraag over ’The Daily Show’, dan gaan alle handen de lucht in. En als ik vraag wie de belangrijkste news anchorman is, dan noemt iedereen Jon Stewart.”

Niet-journalistieke uitingen, zoals ’The Daily Show’ en geenstijl.nl, die door de kijkers en sitebezoekers als nieuwsbron worden beschouwd, weerspiegelen een nieuwe trend, denkt Deuze. „De makers - of ze zich nou journalist noemen of niet - zeggen wat ze denken van nieuwsontwikkelingen op een manier die herkenbaar is.”

Retorische journalistiek zou het kunnen heten. „Kijkers denken: dit gaat over mij. Ik herken mijzelf erin. Het bericht op geenstijl.nl dat minister Verdonk alleen nog Nederlands op straat wil horen en de reacties die daar op de site op volgden, weerspiegelen de discussies op straten en schoolpleinen. Jon Stewart en ook geenstijl.nl spreken mensen aan op een manier waaruit blijkt dat ze dichtbij die mensen staan. Dat je als kijker en sitebezoeker denkt: zij weten wie ik ben.” Niet dat geenstijl.nl heel bewust naar die herkenning zoekt. Weesie: „We vinden het gewoon leuk. Het slaat aan en we kunnen er leuk geld mee verdienen. Andere doelstellingen hebben we niet.”

Deuze noemt ook de rechtse zender Fox. „Die heeft hetzelfde karakter en is ook heel populair.” Net als de rechts-conservatieve en veelbeluisterde Amerikaanse radiopresentator Rush Limbaugh. En ook het Talpa-nieuwsprogramma NSE past in deze ontwikkeling, denkt Deuze. De presentatoren spreken daar ook hun verbazing of boosheid over nieuwsfeiten uit - zij het op een veel ingetogener wijze.

„Dat de grens tussen journalistieke en niet-journalistieke uitingen vervaagt, is zeker”, zegt mediapsycholoog Ard Heuvelman. „Maar er is pas sprake van een probleem als consumenten sites als geenstijl.nl als hun primaire nieuwsbron gaan gebruiken. Ik geloof niet dat dat het geval is. Als er echt iets groots gebeurt, blijken de traditionele media het allerbelangrijkst: iedereen kijkt dan naar de NOS of CNN.”

Ephimenco vindt ook dat de nieuwsvoorziening voorbehouden moet blijven aan de traditionele media. „Je moet mijn columns in Trouw ook niet als nieuwsvoorziening gaan zien. Alsjeblieft niet. Nieuwsvoorziening is een journalistieke taak. Geenstijl.nl is gewoon divertissement en veel te oppervlakkig om die functie te kunnen vervullen.”

Hoewel traditionele media dat zelf vaak zeggen, worden ze door burgers niet gebruikt om weloverwogen beslissingen te nemen en als zelfstandige burgers door het leven te gaan, denkt Mark Deuze.

„Dat is een misverstand. We zijn geïnteresseerd in nieuws, in de wereld om ons heen, zodat we er met de mensen om ons heen over kunnen praten. Internet wordt daarbij steeds belangrijker. Omdat het een interactief medium is. Je leest op de een of andere site een nieuwsontwikkeling, klikt op de reactiebutton en je kunt direct je mening spuien. Precies wat er op geenstijl.nl gebeurt. Dat past in de ontwikkeling die Nederland sinds Fortuyn doormaakt.”

Internet en zijn interactieve eigenschap zorgt, zegt Deuze, voor de democratisering van de alledaagse emoties. Voor de democratisering van de meningsvorming. „Dat past in de cultuur van individualisering en nog steeds toenemende mondigheid. We nemen niet alles voor waar aan. Ook niet wat de traditionele nieuwsmedia - kranten, journaals, radio - ons melden.”

Jon Stewart werd in de aanloop naar de Amerikaanse presidentsverkiezingen uitgenodigd door het CNN-debatprogramma ’Crossfire’. Daar haalde hij hard uit naar de presentatoren. „Houdt op Amerika pijn te doen!”, smeekte hij. „Stop. Wij, de Amerikanen, hebben jullie hulp nodig.” In plaats van in dienst te staan van de burgers, klonk zijn verwijt, beschadigen gevestigde media en hun programma’s, zoals Crossfire, het land en zijn burgers. „Jullie maken deel uit van de politiek en haar strategieën. Slaafse volgers, dat zijn jullie.” Het leverde hem ovationeel applaus op.

Dat bracht de gevestigde media in verwarring, vertelt Deuze. „De zeer populaire Stewart, die zichzelf geen journalist noemt, maar door een groeiende groep wel zo wordt beschouwd, en die zo uithaalt naar de traditionele media. Dat levert verwarring op. In plaats van zich defensief op te stellen, moeten media leren van de populariteit van uitingen zoals van Stewart en ook van geenstijl.nl. „Niet door een soort ironische babbeltoon aan te slaan of juist grof commentaar op nieuws te leveren, maar door lezers, kijkers en luisteraars het idee te geven: zij weten wie ik ben, zij horen bij mij.”


Trouw, 28-01-2006