Barst
30th May 2015, 16:22
Een Armstrong-moment voor het voetbal
Luc van Doorslaer
Een paar jaar geleden, in volle Lance Armstrong-crisis, waren wij voetbaljournalisten erg kritisch voor onze wielercollega’s. Ze zaten zo diep verweven in het milieu dat ze vriendjes in plaats van journalisten geworden waren. En dus zagen ze niet meer wat ze moesten zien: het huizenhoge dopingprobleem. Het pleit voor verschillende wielerjournalisten dat ze nadien mea culpa geslagen hebben. En de noodzakelijke stap achteruit gezet hebben. Niet in, maar buiten het kringetje, de enige plaats waar je echt journalistiek werk kunt verrichten. Misschien veroorzaakt de Fifa-beerput eindelijk een catharsis-moment bij de voetbaljournalisten?
In zijn opiniestuk (DS 29 mei) gaf Telenet-collega Filip Joos daartoe een aanzet: hard voor Blatter en corruptie. Terecht. Maar wat ik miste, was de journalistieke zelfkritiek. Beperken we ons tot de ethiek van de Fifa, of gaat het ook over de ethiek van de journalistiek? Uiteraard heeft elke voetballiefhebber het recht om, ondanks alles, van het spelletje te genieten. Maar een journalist is meer dan een volgzame liefhebber en heeft zelf een rol(letje) in de maakbaarheid van de voetbalwereld. Té relativerende opmerkingen lijken op dit moment niet gepast. ‘De kracht van de bal is groter dan die van de malversaties’ zou uit de minzaam vergoelijkende mond van Blatter zelf kunnen komen. Laten we dat discours vooral niet versterken.
Ja, ook wij zitten te vaak op de schoot bij de voetballers, horen te graag bij het wereldje. Er zijn allerlei redenen die dat verklaren, zoals gezellige tv-formats die het in de hand werken. Maar verklaren is niet hetzelfde als goedpraten. We mogen het, als liefhebber, allemaal zalig vinden dat de Rode Duivels een sterke generatie hebben. Dat jaagt het knuffelgehalte onvermijdelijk de hoogte in. Maar als we de benadering vervolgens beperken tot hoerajournalistiek, is er geen journalistieke meerwaarde meer.
De jolige Maleisiër van Kortrijk
Het is het noodlot van een sportjournalist dat hij tegenwoordig van vele markten (een beetje) thuis moet zijn: niet alleen sportief, maar ook medisch, juridisch en fiscaal. Het credo ‘ik wil alleen met voetbal bezig zijn’ is een escapistische reactie van sommige coconjournalisten. Natuurlijk kun je niet in alle domeinen een specialist zijn. Daarom is het goed om tot grotere redacties te behoren, waar veel meer dan sportexpertise aanwezig is. Toevallig zond Canvas maandag nog een diepgravende reportage van de Duitse televisie uit over… corruptie bij de Fifa. Journalisten met grondige feitenkennis, met de juiste vragen, maakten het Blatter en co héél ongemakkelijk. Boeiende televisie.
De voorbeelden liggen ook bij ons voor het rapen. Als een jolige Maleisiër KV Kortrijk als speeltje koopt, hoe kun je dan als journalist alleen met voetbal bezig zijn? Een tijdje geleden hoorden we dat sommige Rode Duivels aan belastingontwijking doen met vennootschapjes in Luxemburg. Waar is het journalistieke vervolg? Hallo redacties? Hallo tv-zenders? Een veelgehoord tegenargument: daarmee maak je je niet populair in het wereldje. Ongetwijfeld. Maar zijn we populist of journalist?
Hetzelfde geldt voor buitenlandse voorbeelden, waar we ons blindstaren op het nationaliteitscriterium. We tellen gedwee de goals en de assists van de Belgen in het buitenland. Maar waar zijn de kritische vragen bij de duistere financiële achtergronden van PSG, Manchester City en Chelsea? Spons erover zodra een van de spelers een Belgische identiteitskaart heeft? Vincent Kompany stelde onlangs de ‘Financial Fair Play’ openlijk in vraag, omdat het City niet zo goed uitkomt. Wiens kaviaar men eet, diens woord men spreekt?
Er is dus niet alleen een rol voor de politieke en de gerechtelijke wereld in de gezondmaking van het voetbal. Heel zeker ook voor de journalistiek. Berusten hoeft niet. Met dank aan de FBI dat ze ons wakker schudde.
DS, 30-05-2015 (Luc van Doorslaer)
Luc van Doorslaer
Een paar jaar geleden, in volle Lance Armstrong-crisis, waren wij voetbaljournalisten erg kritisch voor onze wielercollega’s. Ze zaten zo diep verweven in het milieu dat ze vriendjes in plaats van journalisten geworden waren. En dus zagen ze niet meer wat ze moesten zien: het huizenhoge dopingprobleem. Het pleit voor verschillende wielerjournalisten dat ze nadien mea culpa geslagen hebben. En de noodzakelijke stap achteruit gezet hebben. Niet in, maar buiten het kringetje, de enige plaats waar je echt journalistiek werk kunt verrichten. Misschien veroorzaakt de Fifa-beerput eindelijk een catharsis-moment bij de voetbaljournalisten?
In zijn opiniestuk (DS 29 mei) gaf Telenet-collega Filip Joos daartoe een aanzet: hard voor Blatter en corruptie. Terecht. Maar wat ik miste, was de journalistieke zelfkritiek. Beperken we ons tot de ethiek van de Fifa, of gaat het ook over de ethiek van de journalistiek? Uiteraard heeft elke voetballiefhebber het recht om, ondanks alles, van het spelletje te genieten. Maar een journalist is meer dan een volgzame liefhebber en heeft zelf een rol(letje) in de maakbaarheid van de voetbalwereld. Té relativerende opmerkingen lijken op dit moment niet gepast. ‘De kracht van de bal is groter dan die van de malversaties’ zou uit de minzaam vergoelijkende mond van Blatter zelf kunnen komen. Laten we dat discours vooral niet versterken.
Ja, ook wij zitten te vaak op de schoot bij de voetballers, horen te graag bij het wereldje. Er zijn allerlei redenen die dat verklaren, zoals gezellige tv-formats die het in de hand werken. Maar verklaren is niet hetzelfde als goedpraten. We mogen het, als liefhebber, allemaal zalig vinden dat de Rode Duivels een sterke generatie hebben. Dat jaagt het knuffelgehalte onvermijdelijk de hoogte in. Maar als we de benadering vervolgens beperken tot hoerajournalistiek, is er geen journalistieke meerwaarde meer.
De jolige Maleisiër van Kortrijk
Het is het noodlot van een sportjournalist dat hij tegenwoordig van vele markten (een beetje) thuis moet zijn: niet alleen sportief, maar ook medisch, juridisch en fiscaal. Het credo ‘ik wil alleen met voetbal bezig zijn’ is een escapistische reactie van sommige coconjournalisten. Natuurlijk kun je niet in alle domeinen een specialist zijn. Daarom is het goed om tot grotere redacties te behoren, waar veel meer dan sportexpertise aanwezig is. Toevallig zond Canvas maandag nog een diepgravende reportage van de Duitse televisie uit over… corruptie bij de Fifa. Journalisten met grondige feitenkennis, met de juiste vragen, maakten het Blatter en co héél ongemakkelijk. Boeiende televisie.
De voorbeelden liggen ook bij ons voor het rapen. Als een jolige Maleisiër KV Kortrijk als speeltje koopt, hoe kun je dan als journalist alleen met voetbal bezig zijn? Een tijdje geleden hoorden we dat sommige Rode Duivels aan belastingontwijking doen met vennootschapjes in Luxemburg. Waar is het journalistieke vervolg? Hallo redacties? Hallo tv-zenders? Een veelgehoord tegenargument: daarmee maak je je niet populair in het wereldje. Ongetwijfeld. Maar zijn we populist of journalist?
Hetzelfde geldt voor buitenlandse voorbeelden, waar we ons blindstaren op het nationaliteitscriterium. We tellen gedwee de goals en de assists van de Belgen in het buitenland. Maar waar zijn de kritische vragen bij de duistere financiële achtergronden van PSG, Manchester City en Chelsea? Spons erover zodra een van de spelers een Belgische identiteitskaart heeft? Vincent Kompany stelde onlangs de ‘Financial Fair Play’ openlijk in vraag, omdat het City niet zo goed uitkomt. Wiens kaviaar men eet, diens woord men spreekt?
Er is dus niet alleen een rol voor de politieke en de gerechtelijke wereld in de gezondmaking van het voetbal. Heel zeker ook voor de journalistiek. Berusten hoeft niet. Met dank aan de FBI dat ze ons wakker schudde.
DS, 30-05-2015 (Luc van Doorslaer)