PDA

Bekijk de volledige versie : Historicus Philipp Blom steekt de Verlichting weer aan


Barst
23rd May 2015, 23:51
‘Kunnen we voor één keer proberen intelligenter te zijn?’


We zitten vast in een 17de-eeuws model, zegt historicus Philipp Blom. Als we geen beter bedenken, dan ziet het er niet goed uit voor de mensheid. Gelukkig zijn er nog de radicale Verlichtingsfilosofen. Die zeggen ons waar het op staat. ‘Er is niets dat ons tegen onszelf beschermt. We moeten het zelf doen.’


‘Ik hoef niet voor te lezen uit de catalogus van de verschrikkingen die we elkaar en de planeet aandoen. Misschien werkt ons systeem nog vijftig jaar, als we geluk hebben honderd jaar, en allicht zal het in het Westen nog het langst werken. Miljoenen zullen sterven, maar niet noodzakelijk bij ons. Als we nu al denken dat Europa een probleem heeft met vluchtelingen, wat zal het dan binnen twintig jaar zijn.’

Tijdens de lezing van de Duitse historicus en schrijver Philip Blom aan de VUB kan ik niet anders dan medelijden voelen met de jongens en meisjes in de zaal. Niet omdat het vrijdagnamiddag is en buiten vrolijk een lentezon woekert, wel vanwege de weinig vrolijk stemmende boodschap. ‘We zullen in de zeer nabije toekomst armer zijn’, vertelt Blom op minzame toon. De studenten geschiedenis en filosofie noteren plichtbewust.

Philip Blom schreef met De duizelingwekkende jaren (2008) en Alleen de wolken (2014) even spannende als erudiete cultuurgeschiedenissen van de jaren 1900-1914 en het interbellum. Erudiet was ook zijn boek uit 2010, Het verdorven genootschap, over een groepje radicale Verlichtingsfilosofen dat in de 18de eeuw in het Parijse salon van baron D’Holbach samenkwam. Aan de met exquise spijzen en wijnen gedekte tafel ging alles op de schop. De anarcho-vrijdenkers filosofeerden tegen de potverterende Bourbons, tegen de totalitaire, centralistische Franse staat, tegen onvrijheid en ongelijkheid, tegen de grote bek van de Kerk. Om de Bijbel van wetenschappelijk weerwoord te dienen, begonnen Diderot en D’Alembert aan een vermetel project. Ze deden er 21 jaar over en hadden er 28 delen voor nodig, maar toen in 1772 de Encyclopédie klaar was, zou de wereld nooit meer dezelfde zijn.

In de lezing maakt Blom een bruggetje naar onze tijd. ‘We hebben het paradigma van de 17de eeuw nog niet verlaten: groei gebaseerd op exploitatie. Voor het Westen heeft dat systeem goed gewerkt. We zouden niet in luxe leven zonder de goedkope arbeid in het Verre Oosten, zonder dat kinderen ons elektronisch afval in West-Afrika verwerken, zonder de overbevissing van de oceanen. Groei is de grootste politieke fetisj. Net als in de 17de eeuw is er een klimaatverandering, gaan mensen massaal in steden wonen, en raakt technologie overal verspreid. Automatisering zal onze jobs overbodig maken, maar we halen onze identiteit en eigenwaarde uit arbeid. Hoe zal ons zelfbeeld veranderen? Hoe te leven in dit systeem zonder de ander en jezelf te exploiteren? Hoe te navigeren in deze transformatie? Het zijn enorme vragen.’

Niet de minste tekenen van onrust of revolte bij de studenten – dit is examenstof. Achteraf vraagt een jongen met een leren jasje of het dan totaal niet rationeel is om in God te geloven. Blom moet lachen. ‘Ik vrees van niet.’

De volgende dag vraag ik Blom waarom hij, met zijn indrukwekkend curriculum, geen academische functie bekleedt. ‘Ik ben moeilijk institutionaliseerbaar. Ik maak documentaires voor radio en televisie, binnenkort verschijnt mijn nieuwe roman. De ideeën van de lezing van gisteren publiceer ik volgend jaar in een polemiek. Wie heeft Thomas Piketty echt gelezen? Nee, mijn boek moet kort zijn en gelezen worden omdat de vragen zo belangrijk zijn. We moeten er nu over nadenken, niet over drie of vijf jaar. Het is dringend. We zitten in een postideologisch tijdperk waarin de markt wordt gezien als een natuurwet die je niet kunt tegenspreken. Angela Merkel bauwde in 2009 nog Thatcher na: “Es ist alternativlos.” Nee, we móéten over alternatieven praten.’


Is er te weinig debat?

‘Zeker. We denken dat we efficiënter moeten worden, maar dat is geen oplossing. We zijn met te veel en we buiten te veel uit. Dit model werkt niet meer. En het heeft nog nooit gewerkt voor de meesten op aarde. Wij hebben een welvarende, vreedzame maatschappij, maar die berust nog steeds op het geweld tegenover een andere.’


De westerling moet niet te hoog van de toren blazen, bijvoorbeeld over mensenrechten.

‘Iedereen heeft andere waarden. Toch zijn er dingen die we allemaal willen. We willen niet te vroeg sterven of dat onze kinderen vóór ons sterven, we willen geen honger lijden of het slachtoffer worden van geweld. Liberale democratische waarden zijn, zeker op pragmatisch niveau, de beste om tegemoet te komen aan die minimale voorwaarden. Ze helpen meer mensen vreedzaam te leven. Maar die waarden zijn abstract. Als je ze wilt vertalen in dagelijkse handelingen, dan bots je op culturele waarden: mannelijkheid, bezit, eer, geloof… Het kan dat je sommige waarden belangrijker vindt dan pakweg een lang leven.’

‘In een multiculturele maatschappij kun je alleen maar minimale waarden hebben, maar die moet je dan ook kunnen en willen verdedigen. Het is zoals in het verkeer. Als iemand rechts van je staat op een kruispunt, dan is dat niet belangrijk wie dat is, of zijn auto ecologisch is, hoeveel die heeft gekost, welke muziek hij beluistert, waar hij naartoe wil en wat hij over je denkt. Hij staat rechts, dus hij gaat eerst.’


Hoe verhouden de minimale waarden zich tot de radicale ideeën van de Verlichtingsfilosofen?

‘De Verlichting heeft een universele ambitie, en die kan zich totalitair uitdrukken. In de 18de eeuw sprak niet meer dan de helft van de Fransen school-Frans, maar gaandeweg werd iedereen “verfranst”, dialecten werden bevochten en bestraft. De Franse identiteit werd geconstrueerd. Daarmee zeg je: dit is het universele, en andere dingen vallen buiten het model. Universaliteit schept altijd abnormaliteit en dus een probleem. In het kolonialisme was het de sleutel voor de onderdrukking, je nam aan dat de ander minder rationeel was. Het is nog de redenering vandaag: ze zijn minder ontwikkeld, wij moeten laten zien hoe je de dingen doet.’

‘Diderot zei dat we geboren worden met zoveel tegensprekende impulsen dat de utopie nooit haalbaar is. We moeten niet proberen een ideaal te bereiken, want dat wordt heel gauw een dictatuur. In onze maatschappij is er geen hoger doel, maar misschien kunnen we eilanden van goede bedoelingen scheppen die zin geven, zin die toevallig en tijdelijk is, maar ons een vervuld leven kan geven.’


En als dat voor elk apart zo is, een zinvol en vervuld leven, dan wordt de wereld in zijn totaliteit een betere plek?

‘Ja. Een wereld met minder armoede, minder misbruik van elkaar en van de natuur. Hoe je van concurrentie naar coöperatie gaat, is geen ethische kwestie meer. Hoe verander je een uitbuitende maatschappij in een maatschappij die niet meer gebruikt dan ze teruggeeft, intelligente oplossingen bedenkt voor de behoefte aan energie, een antwoord vindt voor een rechtvaardige verdeling van schaarse middelen? Het is een kwestie van overleven, niet van “wij zijn leuke, linkse mensen die vinden dat dat mooier is”.’


Grassrootsbewegingen, transitie-economen, degrowth, basisinkomen… Is dat gerommel in de linkse marge?

‘Nee, misschien zijn dat de modellen van de toekomst. Maar ik wil niet zozeer nieuwe systemen bedenken, die zijn altijd zwak. Ik wil dat we onszelf en onze gemeenschap anders bekijken. Zonder het te beseffen zitten we vast aan een getrivialiseerde versie van de Verlichting die we “de markt” noemen. We denken dat die een natuurwet is en dat alle middelen goed zijn om succes te hebben. We zijn intellectueel verslaafd, omdat we het als alternatiefloos zien.’

‘Ik probeer de genese van dit systeem te reconstrueren. In de 17de eeuw werden mensen door de kleine ijstijd gedwongen om de maatschappij radicaal anders in te richten. De oogsten waren kleiner, de aristocratie en de Kerk kregen minder geld binnen. Overal braken rellen en oorlogen uit. Een professionele middenklasse begon de dingen efficiënter en rationeler aan te pakken. Het systeem kreeg een ideologische spiegel in de deïstische Verlichting. Die begon als wapen van de middenklasse om haar aanspraak op de macht te legitimeren. Ideeën van een kleine filosofische sekte – gelijkheid, mensenrechten, empirisch denken – werden opgepikt door de meerderheid.’


Dat waren de afgezwakte ideeën, niet de radicale?

‘De radicaal materialistische en atheïstische ideeën van Spinoza, Diderot en d’Holbach waren een politieke bedreiging voor de bestaande orde. Daarom hebben denkers als Kant en Voltaire God weer in het systeem geïntroduceerd. Dat deïstische rationalisme gelooft in een scheppend principe en gelooft dat de rede het belangrijkste is. De radicalen wilden onszelf als boeiende biologische machine begrijpen, bij hen was de rede niet meer het doel maar een werktuig. Het doel was volupté, genot, maar op een solidaire manier. We zijn niet alleen, zelfs voor ons genot hebben we meestal iemand anders nodig. En we voelen empathie, we willen andere mensen niet zien lijden. Om dat te bereiken hebben we de rede nodig.’


Waren die radicale ideeën niet gewoon onhaalbaar?

‘Nee, ze waren haalbaar, maar ze gingen dwars tegen de heersende orde in. De ideeën zijn gemarginaliseerd geraakt. Toch denk ik dat we er behoefte aan hebben. De radicale Verlichting helpt ons de zaak van de andere kant te bekijken. Er is niemand en niets dat ons tegen onszelf beschermt. We moeten het zelf doen. Wij kunnen van de aarde geen onderdaan van de mens maken. De aarde is zelfs niet te verstoren, zoveel macht hebben we niet. Maar het is wel mogelijk om de kleine bandbreedte van omstandigheden die wij nodig hebben om te overleven, te verstoren. Al zal dat maar voor een tijdje zijn. Over 500.000 jaar is de wereld weer prachtig, alleen zonder menselijke ogen om die mooi te vinden.’

‘We zijn erg kwetsbaar, precies omdat er geen groter plan is voor de mens. Als we de verandering in dat perspectief zien, dan komen er andere manieren om te handelen, andere instituties, een andere economie. Filosofie moet ook weer morele vragen durven stellen: hoe zien we ons? Wie zijn we in deze wereld en waar willen we heen? Als we die blik op onszelf veranderen, dan komt de rest vanzelf.’


Gelooft u dat echt? Gelooft u in de kracht van ideeën?

‘Ik zeg: áls. Ik denk niet dat we dat noodzakelijk zullen doen. Iedere grote verandering in de geschiedenis ging gepaard met oorlogen en rampen. De Dertigjarige Oorlog, de Eerste en Tweede Wereldoorlog, de Culturele Revolutie in China – die hebben ook positieve veranderingen teweeggebracht. Hebben we dat weer nodig of kunnen we voor één keer proberen intelligenter te zijn? Ik ben niet optimistisch.’


Was optimisme geen morele plicht?

‘Er is zoiets als een noodzakelijke fictie. Als je kinderen krijgt, denk je niet aan de handicap die ze misschien zullen hebben. Of misschien willen ze op hun twintigste niet meer met je praten. Je geeft de mogelijke negatieve scenario’s niet zoveel gewicht als de positieve.’


Toch vragen velen zich af: willen we kinderen op deze wereld zetten?

‘En veel mensen doen het, omdat het goede misschien mogelijk is. Noodzakelijke ficties, dingen die we aannemen, al weten we dat ze niet waar zijn, zijn essentieel. Wij, de rijkste beschaving ooit, respecteren nog altijd niet een minimum aan mensenrechten. Dat die fictie bestaat, is wel van goudwaarde. Zelfs als een dictator voor de schijn verkiezingen inricht, dan is dat omdat hij denkt dat zo’n charade noodzakelijk is. Dat is een soort van vooruitgang.’


Dan toch optimistisch?

‘Vooruitgang is mogelijk, maar het is ambigu. De vooruitgang is het duidelijkst in het Westen, nergens anders zodanig geschraagd door de onderdrukking van de rest van de wereld. We zijn naar het licht gegaan door ontzettend veel duisternis te scheppen. Dat betekent niet dat de ideeën op zichzelf fout zijn, maar wat we nu zien, is het einde van een grote historische cyclus.’

‘Misschien is het niet noodzakelijk dat er grote rampen gebeuren. Misschien kunnen we een beetje slimmer zijn. Wij zijn de eerste generatie in de geschiedenis van de mensheid die de consequenties van haar handelen nu al kent. We hebben goede scenario’s, bijvoorbeeld rond klimaatverandering, maar zelfs de meest optimistische zijn niet geweldig. Dat schept een moreel imperatief. Het is zoals roken: als je weet dat wat je doet je einde zal betekenen, dan ben je dom om daarmee door te gaan – maar je doet het wel.’


Zoals rokers zijn we verslaafd aan de economie?

‘We zijn verslaafd aan groei. Elke markt raakt verzadigd. Daarom moet je nieuwe behoeften en nieuwe producten bedenken, of je moet nieuwe markten zoeken. Het ene is keiharde manipulatie, het andere onderdrukking. Je opent een nieuwe markt zoals Monsanto dat doet. Je maakt mensen afhankelijk, dat is good business maar geen good humanism.’

‘Misschien is een beetje groei noodzakelijk. We lenen om te investeren en moeten dat geld met interest teruggeven. Lenen voor iets duurzaams of productiefs is dan oké. Lenen voor een extra auto of een vakantie of voor de equivalenten van regeringen, is dat niet. Toch lijkt kapitalisme me een verstandig systeem. Het is niet fout dat als iemand meer werkt en meer risico neemt, ook meer verdient. De vraag is: doen we het tegen elkaar, of met elkaar? Doen we het voor maximale winst of voor voldoende winst? Is ecologie een aspect van de economie, of is het andersom?’


Hoe overtuig je een voldoende groot publiek van de noodzaak tot verandering?

‘Op het einde is het Leidensdruck, een noodzaak. Het model van de vrije markt heeft onze morele waarden geëconomiseerd, maar we mogen niet vergeten dat het is gegroeid onder specifieke historische omstandigheden. Modellen zijn nooit waar. Ze zijn nuttig tot er een beter model komt.’


Wie bepaalt hoe dat betere model eruitziet?

‘Daarvoor heb je die grassroots nodig. Niemand doet individueel iets vreselijks rampzaligs. Een plastic zakje gebruiken is geen ramp. De verwarming iets te hoog zetten is geen vreselijke misdaad. Maar als miljarden het doen, dan is het een groot probleem. Als je het omkeert, dan ligt daar de oplossing. Als miljarden mensen kleine dingen goed doen, dan maakt dat een verschil.’


Het idee dat mensen geen macht hebben, is een gevolg van de corrumpering van de Verlichting?

‘Inderdaad. In de deïstische Verlichting was er maar één redelijke waarheid. Dit ene systeem is waar en daar moet je niet tegenin gaan. Dat is de paralyse van onze wil die we vandaag voelen. Wat kan ik tegen dat systeem doen? Natuurlijk kun je er niets tegen doen. De wereld is niet beter omdat ik boeken schrijf, maar als een heleboel mensen nadenken, dan verandert er iets.’

‘Een sleutelmoment voor de Verlichting waren de reisverhalen die terugkwamen naar Europa, van echte en van fictieve reizigers. Die verhalen toonden andere mensen die christelijk noch verlicht waren, maar toch een vrolijk, deugdzaam, georganiseerd en vreedzaam leven leidden. We hebben een nieuwe golf van reisverhalen nodig.’


Wat is het equivalent in onze tijd van het salon als vrijplaats? Het internet?

‘Het internet is primaals plaats van debat, maar een debat is geen plek waar mensen voortdurend schreeuwen. Je moet je tegenstander in de ogen kunnen kijken. Het idee dat je met een mens spreekt en dat je respect hebt voor hem, overigens niet noodzakelijk voor zijn mening, gaat sterk verloren door de anonimiteit en de massaliteit van internet. Het internet is eerder het equivalent van de drukpers in de 18de eeuw: pornografie, schotschriften en schunnige liedjes over de koning. Er is niets veranderd.’

‘Een vrijplaats zou kunnen zijn: met vrienden samenzitten, echte mensen opzoeken. Je mag nooit onderschatten hoeveel mogelijkheden we hebben om elkaar verkeerd te begrijpen. Als je maar één zin of een tweet naar buiten gooit, dan heb je veel kans om een misverstand te scheppen. Het internet is geen vrijplaats. Het wordt bewaakt en is gecommercialiseerd. Ons probleem is niet langer politieke onderdrukking, maar afleiding. Ik geloof niet in samenzweringen, maar het is natuurlijk commercieel interessanter om entertainment te organiseren eerder dan debat. We zijn erg verleidbaar.’


Uzelf ook?

‘Jazeker. Ik ben een kind van dit systeem. Ook ik verlies veel tijd met dom entertainment, of door naar The Sopranos, Breaking Bad of House of Cards op Netflix te kijken.’


Die series zijn tijdverlies?

‘Nee hoor, we hebben verhalen nodig. Onze persoonlijkheid is narratief. Dat is een andere manier om over modellen te spreken: het zijn verhalen.’


U schrijft zelf ook romans.

‘Ja. Ik geloof dat we behoefte hebben om onszelf in een verhaal te construeren, om een gemeenschap te scheppen, om een gemeenschappelijke zin te scheppen. Dat is de transitie die we moeten proberen te maken: het toevallige van de wereld, de narratieve constitutie van onze persoonlijkheid en onze gemeenschap begrijpen. Verhalen laten ons zien dat normaliteit de grootste val is die er bestaat. We beseffen nooit dat ons normale het vreemde van onze buurman is. Literatuur wijst ons op onze eigen abnormaliteit. We hebben verhalen nodig, maar als we vergeten dat ze verhalen zijn dan zijn we gevangen in een idee en vallen we in een religie.’


Over verhalen gesproken: waar gaat uw roman over?

‘Het is een verhaal tussen Nederland en Duitsland. Mijn moeder is in Nederland opgegroeid. Je leert dat normaliteit iets heel geks is als je tussen twee talen en twee landen opgroeit, iets heel zwaks. In de loop van de roman voelt de protagonist zich gedwongen de verhalen van zijn familie opnieuw te bekijken. Hij ziet hoeveel comfortabele leugens er ingebakken zijn – noodzakelijke ficties.’

Net op dat moment worden we verstoord door een noodzakelijke fictie van buitenaf. In een witte koets rijdt een feestelijk uitgedost bruidspaar voorbij, gevolgd door een lange corso luid toeterende auto’s. ‘Die zullen ook wel niet eerst de echtscheidingsstatistieken bekeken hebben’, zegt Blom.


DS Weekblad, 23-05-2015 (Hans C*ttyn)