PDA

Bekijk de volledige versie : De snelste weg is niet altijd de beste


Barst
23rd March 2015, 05:18
De snelste weg is niet altijd de beste


De plannen van Koen Geens voor Justitie zijn op bepaalde punten moedig, schrijft Joris Van Cauter. Maar als het over het strafrechtelijk onderzoek gaat, maakt hij zich zorgen. ‘De rechtsbescherming en de waarheidsvinding dreigen het kind van de rekening te worden.’


Er is een plan voor Justitie. Dat op zich is al een goede zaak en een eerste lezing van het plan moet iedereen moed geven die met justitie begaan is. Er schuilt een langetermijnvisie achter van iemand die justitie kent. Minister Koen Geens beseft dat we in het strafrecht ‘uitgebricoleerd’ zijn en stelt twee noodzakelijke doelen voorop: een nieuw strafwetboek en een nieuw wetboek van strafvordering.

Die diagnose is niet nieuw: bijna veertig jaar geleden werd een commissie opgericht voor de herziening van het Strafwetboek. Dat leidde in 1985 tot een voorontwerp van Strafwetboek van Koninklijk Commissaris Pierre Legros. Daar is het bij gebleven. Nagenoeg hetzelfde lot was ook het nieuwe wetboek strafprocesrecht beschoren: een commissie vatte in 1991 onder leiding van Michel Franchimont het werk aan. Dertien jaar later leidde dat tot een wetsvoorstel, maar een wet is het nooit geworden.

Het in het verleden gedane werk is wel niet geheel nutteloos, want Franchimont en Legros hebben goed werk geleverd. Geens weet dat ook en haalt de gedachte van Legros, dat de gevangenisstraf een ultimum remedium moet zijn, van onder het stof. Dat is moedig in een tijdsgewricht waar voornamelijk wordt geklaagd dat de gevangenisstraffen niet lang genoeg zijn en strafuitvoering alleen maar een hysterisch thema is wanneer iemand te vroeg lijkt vrij te komen.


Nefaste werking

Als het over gevangenisstraffen gaat, lijkt het alleen te gaan over het feit dat ze onvoldoende worden uitgevoerd terwijl niemand de vraag stelt of het effectief wel goed is om ze ook uit te voeren… Alsof de gevangenisstraf de enig mogelijke en beste vorm van bestraffing is. De kennis uit diverse studies dat vrijheidsberoving in veel gevallen een nefaste werking heeft, is politiek niet aantrekkelijk. Al te vaak worden vandaag, bij gebreke aan alternatieven, mensen veroordeeld tot een gevangenisstraf, terwijl in sommige gevallen iedereen het erover eens is dat die geen oplossing zal bieden. Het is dan ook goed dat alternatieven zoals probatie, elektronisch toezicht en verbeurdverklaring in het vooruitzicht worden gesteld.


Pre-Dutroux

Wat het strafprocesrecht betreft, stemmen de plannen van Geens minder hoopvol. Daar heeft de minister ingezet op efficiëntie en daarvoor moet alles wijken. Om dat doel te bereiken wordt de macht grotendeels verplaatst van de rechter naar het openbaar ministerie. De rechtsbescherming en de waarheidsvinding dreigen het kind van de rekening te worden. Welke controle zal er nog zijn op de aanwending van ingrijpende onderzoeksmaatregelen (telefoontap, huiszoeking, technische observatie om zich te verwerven in een woning…) als een (onderzoeks)rechter er zich buiten zijn handtekening verder niet meer mag mee bemoeien? Is de waarheidsvinding ermee gediend als burgerlijke partijen en verdachten op het einde van een onderzoek niet meer kunnen wijzen op de lacunes in het onderzoek? Heeft het pre-Dutrouxtijdperk niet voldoende aangetoond tot welke dramatische resultaten een onderzoek kan leiden dat volledig geheim is en waarin partijen niets te zeggen hebben?

De bedoeling van een strafrechtelijk onderzoek is te komen tot de waarheid en niet om ter snelst bij de strafrechter. Het is nuttig tijdens het onderzoek rekening te houden met diverse standpunten, zowel van slachtoffers als van verdachten. Alleen die dialectiek kan tot een eerlijk proces leiden, dat is ook wat ons gezegd wordt vanuit Straatsburg.

Nog een probleem waar niet aan verholpen wordt in het plan van de minister is de minnelijke schikking, de zogenaamde afkoopwet. Het fundamentele probleem is dat de rechterlijke macht daarmee volledig buitenspel is gezet. Het openbaar ministerie is volledig baas en bepaalt met wie wordt gepraat en met wie niet, voor welke feiten wel of niet en op welke manier wordt geschikt. Dit alles buiten iedere rechtelijke controle.

Het systeem deugt niet en de minister zit ermee gewrongen. Hij wil de vermelding ervan in het strafregister zodat er rekening kan mee gehouden worden bij de beoordeling van een later strafbaar feit. De minister gaat er dus van uit dat wie een minnelijke schikking aangaat, schuldig is aan de hem ten laste gelegde feiten. Nochtans zegt het Hof van Cassatie daarover het tegendeel en mag uit het feit dat iemand een minnelijke schikking vraagt geen vermoeden van schuld worden afgeleid. Wie durft anders nog een minnelijke schikking aan te vragen?


Beetje achterop

Nauw verwant hiermee is de guilty plea die de minister ook in ons land mogelijk wil maken. Ook daar schuilt het gevaar van de almacht van het openbaar ministerie. Vooraanstaande Amerikaanse rechters zoals Jed S. Rakoff waarschuwden onlangs nog dat dit systeem wezenlijk onfair is vanwege de ongelijke positie tussen het openbaar ministerie en de verdachte. Dat leidt tot valse bekentenissen. Onder dreiging van vervolgd te worden voor zeer zware feiten wordt een akkoord gesloten om schuldig te pleiten voor kleinere feiten. Dat is vast heel efficiënt, maar is het ook wenselijk? Soms is het nog zo slecht niet om een beetje achterop te lopen: zo kan je zien waar je zeker niet naartoe moet.


Blog DS, 23-03-2015 (Joris Van Cauter)