PDA

Bekijk de volledige versie : Alabama, waar ongelovigen branden in de hel


Barst
22nd March 2015, 17:03
‘Atheïst? Je kunt nog beter een homoseksuele moslim zijn’


Atheïsme is de snelst groeiende geloofsovertuiging in de VS. In the Deep South blijf je als ongelovige echter beter nog een poosje in de kast. ‘Ze hebben me als trombonist meteen uit het orkest gezet.’


‘Go to church! Or the devil will get you!’ Wie door Alabama rijdt, went snel aan de aanwezigheid van God – of van zijn helpers: de radiomakers, de adverteerders, de predikanten. Er is geen ontsnappen aan.

Toch spant dit bord in een wei langs de highway van Montgomery naar Birmingham de kroon. De tekst is al agressief. De tekening, van de duivel die met zijn zeis zielen oogst, maakt de dreiging tastbaar. En dat net na het passeren van de Alabama River, waar een blik op de beboste oevers me deed denken aan Deliverance, de film over stadsjongens die op een kanotocht in het zuiden belaagd worden door hillbillies. Brrr.

Het bord staat er al twintig jaar, ongecontesteerd. Het valt onder het first amendment bij de Grondwet, over vrije meningsuiting. Niet dat die zo absoluut is. De Freedom of Religion Foundation probeerde vergeefs haar affiches met ‘Imagine no religion’ (copyright John Lennon) geplaatst te krijgen op borden in het Diepe Zuiden. Vorig jaar was er een poging met ‘Don’t believe in a God? You’re not alone’. Het bedrijf dat de afficheruimte verhuurt, zei njet.

Nochtans zijn atheïsten en agnosten in de VS sterk in opmars. Secularisering op Europese schaal is nog niet voor morgen in de VS, waar iedere presidentiële toespraak eindigt met ‘God bless America’ en waar op de munten ‘In God we trust’ staat. Maar de rots waarop het Amerikaans geloof is gebouwd, erodeert langzaam. Bij de volkstelling in 2012 zei 19,6 % van de Amerikanen niet tot één of andere kerk te behoren – tegenover 8 % in 1990.

De meerderheid van die niet-kerkelijken is nog wel gelovig, maar toch noemt zowat 6 % van de Amerikanen zich echt atheïstisch. In januari berichtte de Washington Post dat er zelfs in het Congres 24 atheïsten zetelen – stiekem. Openlijk toegeven dat je niet in God gelooft, is politieke zelfmoord. In 2014 waren er over heel de VS twaalf openlijk niet-gelovige kandidaten bij de congresverkiezingen. Geen enkele raakte verkozen. Volgens een recente peiling zijn 53 % van de Amerikanen (en 70 % van de Republikeinen) minder of niet geneigd voor een niet-gelovige politicus te stemmen. En dus doen Amerikaanse politici zoals Frank Underwood in House of cards: in hun eigen kieskring hun vroomste gezicht opzetten.

Toch verschuift er iets. Op de vraag ‘zou u ooit voor een niet-gelovige presidentskandidaat kunnen stemmen’, antwoordde 54 % positief in 2012. In 1978 was dat nog maar 40 %. Heel wat Amerikanen denken trouwens dat Barack Obama niet écht gelovig is.

Maar genoeg over ‘de VS’. De verschillen van regio tot regio zijn gigantisch In de zuidelijke staten – vooral in Tennessee, Mississippi en Alabama – blijft vroomheid een maatschappelijk gebod dat tot diep in de privésfeer doordringt.


Christelijke loodgieter

‘De loodgieter in onze wijk maakt reclame als christian plumber’, zegt Brian Wibecan, een software-ontwikkelaar uit Montgomery, Alabama. ‘Mensen in deze staat gaan ervan uit dat iedereen diepgelovig is, en dat je meer succes hebt in business als je jezelf ook zo aanprijst. Dat maakt het leven moeilijk voor wie niet in God gelooft, zoals ik.’

Brian groeide op in New York en Massachusetts. In 2010 streek hij neer in Alabama. Een cultuurschok, van de meest liberale naar de meest conservatieve streek van de VS. Vorig jaar deed hij mee aan een protestbetoging tegen de invloed van religie op het beleid. ‘Vooral het onderwijs staat onder druk. De meeste scholen en kinderdagverblijven in Alabama zijn christelijk, en voor die instellingen lijken er geen regels te bestaan: ze hebben leraars zonder diploma’s, ze hoeven geen eindtermen te respecteren. Iedere vorm van overheidscontrole wordt als bemoeienis beschouwd; zeker federale controle, want Washington is voor Alabama de vijand.’

Voor wie zijn kinderen zonder God en Gebod wil laten opgroeien, zijn de mogelijkheden beperkt. Er is het openbaar onderwijs, als je het niet erg vindt dat je kind dan op een overwegend zwarte en ondergefinancierde school terechtkomt. 61 jaar na Brown vs. Board of Education, het arrest dat gesegregeerde scholen ongrondwettelijk verklaarde, is in the Deep South praktisch niet veel veranderd. Vrijwel alle blanken sturen hun kinderen naar privéscholen – steevast zeer christelijk. ‘Maar zwarten zijn even diepgelovig als blanken’ zegt Brian, ‘en dus citeren ook in public schools leraars voortdurend uit de Bijbel, en beginnen ze de les met een gebed. In de biologieles zeggen velen kort iets over de evolutieleer in het handboek, om daar meteen bij te vertellen dat de echte waarheid over de schepping van aarde en mens in de Bijbel staat.’

Zelf je kind onderwijzen dan maar? ‘Thuisonderwijs is vooral een gewoonte bij religieuze extremisten, die vinden dat de scholen nog te veel afwijken van de letterlijke bijbelteksten. Zo is in Alabama de wetgeving gegroeid dat je voor thuisonderwijs de toestemming moet hebben van ... een christelijke school. Ook wie zijn kinderen heidens wil opvoeden, moet daarvoor een papiertje aanvragen bij een streng christelijke privé-instelling. Absurd.’

Brian betoogt soms, maar is niet zo gek dat hij zijn overtuiging verder luid uitschreeuwt. ‘Een vriendin van me is al eens zwaar uitgescholden in een winkel omdat ze een badge droeg van de American Civil Liberties Union. Een andere kreeg een steen door haar voorruit. Ook juridisch ben je snel een paria als men weet dat je niet in God gelooft. Ik ken een man die geen bezoekrecht kreeg voor zijn kinderen bij de echtscheiding, omdat zijn vrouw aanklaagde dat hij niet-gelovig was; in het vonnis stond dat hij daarmee bewees een slechte ouder te zijn.’


148 inwoners, 3 kerken

Gelovig zijn in het Diepe Zuiden is veel ingrijpender dan bij ons. In West-Europa is alleen het leven in de Nederlandse Bijbelgordel min of meer vergelijkbaar. De kerkjes in Alabama, Mississippi en Arkansas zijn niet te tellen. Ik reed door een dorpje van 148 inwoners met drie kerken. Want al kan niemand het verschil goed uitleggen, toch willen baptist, methodist, episcopal of presbyterian niet van een fusie weten.

Alsof de alomtegenwoordige countrymuziek nog niet erg genoeg is, is de radio ook het verlengstuk van de kansel. Predikanten drammen uren door over obscure bijbelteksten en politieke commentatoren, zoals de beruchte Rush Limbaugh, verspreiden een constante boodschap van wantrouwen tegen de federale overheid en haat tegen alles wat modern is, tegen sodomieten en immigranten, president Obama en Hillary Clinton.

En dan is er het religieuze behang langs de wegen: billboards met bijbelteksten of gratis nummers waar je Jezus kunt bellen. Zelfs een immobiliënkantoor maakt reclame met spreuken over verrijzenis.

Brian Widecam oogt haast depressief. Is dat zijn aard, of is hij murw van de onderdompeling in deze monocultuur? Hij wijst naar de trombones in de hoek van de rommelige woonkamer van zijn villa. ‘Ik speelde in een jazzband. Tot er iemand via Facebook te weten kwam dat ik sympathie koester voor atheïstische verenigingen. Toen hebben ze me zonder veel woorden uit de band gezet.’

En Brian kent andere slachtoffers. Een 16-jarige die door zijn ouders het huis uitgezet werd. Mensen die gedumpt werden door vrienden of geliefden. Een man wiens dochter op school door andere kinderen in elkaar geslagen werd. ‘De intolerantie tegen wie niet gelooft, is stuitend. En dan is dit nog een stad, op het platteland is het nog erger.’

Holebi’s worden constant bespot en verketterd. Ze blijven in de kast of verhuizen naar liberalere staten, waar op radio en tv niet voortdurend opgeroepen wordt tot een boycot van sportclubs die gelijke rechten voor holebi’s steunen.

‘Godsdienst wordt vaak misbruikt als voorwendsel voor persoonlijke intolerantie’, zegt Brian. ‘Veel mensen in Alabama zijn racistisch en homofoob, en volgen gretig iedere predikant of radiostem die hun sentimenten onderbouwt met een of ander bijbelvers.’

Maar de ultieme motor is de haat tegen de federale overheid – zeker sinds de verkiezing van Barack Obama. Alabama was het belangrijkste bolwerk van blanke segregationisten in de fifties en sixties. Ook vandaag nog proef je in veel conversaties minachting voor zwarten en heimwee naar de goede oude tijd toen die ‘hun plaats nog kenden’. En wat is een beter voorbeeld van je plaats niet kennen, dan een zwarte in het Witte Huis? Een intellectuele zwarte dan nog, die het lef heeft hen te betuttelen met grote principes.


Weg met de yankees

Het is uit onvrede met ‘die verdomde regeringsklasse uit Washington’ dat de bevolking van het Diepe Zuiden zo rebels en gepikeerd reageert: tegen belastingen, het idee van global warming, het promoten van een gezondere levensstijl, het homohuwelijk... ‘Dat geldt allemaal als opgelegd van boven, en tegen the southern way. De Secessieoorlog is 150 jaar afgelopen, en nog leeft die wrok tegen de yankees.’

En dat gevoel is niet uitsluitend blank, het leeft ook onder zwarten. Zo reikte een lokale vereniging van zwarte predikanten zopas haar Martin Luther King-award uit aan een rechter van het hooggerechtshof van Alabama, voor diens hevige strijd tegen het homohuwelijk. Brian Wibecan: ‘Doctor King draait zich om in zijn graf als hij het hoort: hij die juist opkwam voor rechten van de individuele burger.’

Waarom Brian en zijn vrouw dan in Alabama blijven wonen? ‘Ik heb een fijne job hier. Maar wat we doen als we gepensioneerd zijn? De logica zegt: weer naar het noorden verhuizen, wég van deze mentaliteit. Maar als iedereen die wat modernere ideeën heeft, gedegouteerd op de vlucht slaat, dan verandert het nooit.’


Op generaal Lee!

‘s Avonds ga ik een heerlijke steak eten in een restaurant in het centrum van Montgomery. De eettent ligt in een fraai gerestaureerd bakstenen complex dat in de 19e eeuw de slaven huisvestte die de balen katoen op de rivierboten laadden, op weg naar Europa.

Tegenover hyperconservatisme staat de befaamde Southern hospitality. Ik ben aan de bar in geen tijd in gesprek met Doug Bryant en zijn vrouw Lindsay. Doug is jurist bij het Supreme Court van de staat Alabama. Ik feliciteer hem – zo ernstig mogelijk – met de beslissing die dat Hof zopas genomen heeft: de vernietiging van de erkenning van het homohuwelijk door een lagere rechtbank. ‘Dank je’, antwoordt Doug jolig. ‘Wij zijn blij en trots de democratie te hebben gediend.’ Hij bedoelt: het onrecht van een rechterlijke beslissing die indruist tegen de volkswil, is dus met dit arrest opgelost.

Doug is blij eens te praten met een globetrotter; zelf is hij nog nooit ver van zijn home state geweest, laat staan naar het buitenland. En zoals de meeste blanke southerners heeft hij een bijzonder lage dunk van de federale overheid, Barack Obama voorop. Doug wordt na enkele glazen Californische wijn erg vrolijk. Ter afronding van de avond brengt hij een toast uit op Jefferson Davis en generaal Robert E. Lee, de ‘president’ en de opperbevelhebber van het Geconfedereerde Zuiden in de Secessieoorlog van 1860-1865.


Jesus, take the wheel

’s Anderendaags rijd ik 150 kilometer naar Birmingham. Op de radio zingt Carrie Underwood ‘Jesus, take the wheel, take it from my hands’, maar ik stuur liever zelf. Birmingham, de grootste stad van Alabama met 210.000 inwoners, heeft een kwalijke reputatie. Hier pleegden blanke extremisten destijds zoveel bomaanslagen op zwarte leiders en zelfs op een zwarte kerk – vier piepjonge koormeisjes kwamen om – dat het Bombingham werd genoemd; hier liet de blanke politie de honden los op een ‘kinderkruistocht’ van zwarte kinderen. Maar het is niet dat racistische verleden dat me vandaag interesseert, wel Birminghams eerste plaats in een recente enquête: het is de meest bijbelsgezinde stad van de VS. In geen andere grote stad in de VS lezen zoveel mensen minstens éénmaal per week in de Bijbel, en gaan zoveel mensen blindelings akkoord met wat in dat boek staat.

De enquête behandelt alleen de honderd grootste steden van de VS, en daaronder valt voor Alabama alleen Birmingham: naar nationale normen extreem bijbels, maar vergeleken met het platteland van deze staat juist een werelds oord, waar je op zondag restaurants vindt die open zijn en die zelfs alcohol serveren.

Er bestaan zelfs twee atheïstische verenigingen: Darwin’s Tavern en de Birmingham Atheists Meetup Group. Die laatste hebben me uitgenodigd op hun brunch in een Mexicaans restaurant. Ik mis de zondagse viering, al pik ik onderweg op de autoradio nog een stuk van de viering mee in een Presbyteriaanse kerk vlakbij. Ik hoor een vrouw praten met kindjes van een jaar of zeven. Ze vraagt hen wat ze moeten doen om later hun plaats in de hemel te verdienen. De kinderen komen niet verder dan ‘goed je huiswerk maken’ en ‘mama helpen met klussen in huis’, maar dat zal volgens de dame niet volstaan. Ze zullen hun hele leven lang Jezus moeten danken dat die gestorven is voor hun zonden, anders zullen ze rechtstreeks naar de hel gaan. Hallo, met de Traumalijn?


Bij de duivelvereerders

De zes atheïsten ontbijten gezellig aan een grote tafel. De conversatie is licht en gevarieerd. ‘Ik zie dit vooral als enkele uurtjes in een oase van beschaving’, zegt Peter, een gepensioneerde ambtenaar. ‘Wat wij gemeen hebben, is dat we politiek liberal zijn, soms een boek lezen of naar theater gaan, van jazz houden en niet van country – enfin over iets anders kunnen praten dan over jagen, vissen en football.’

Het is een bijeenkomst zonder formaliteiten. ‘Niemand weet wie wij zijn, en dat willen we zo houden’, zegt Jerry, een barman. ‘Herinneren jullie je de tweeling, jongens?’ Hilariteit. Iedereen herinnert zich de twee reclamemakers, identiek gekleed, die op de man af vroegen wat voor club dit was. ‘Toen wij eerlijk antwoord gaven, werden die toch woest! Alsof ze de antichrist zelf ontmoet hadden. De meeste mensen in Alabama kunnen er niet bij dat je gewoon niet gelooft. Atheïsten, dat moeten wel duivelvereerders zijn.’

Brad is ingenieur, afkomstig uit Arkansas. Hij werkt voor de Southern Company. Dat is één van de grootste energiebedrijven in de VS, met een enorme invloed op de lokale politiek en een zéér christelijk management. ‘Alle bedrijfscommunicatie is doordrongen van de Bijbel’, zegt Brad. ‘De meeste collega’s hebben in hun e-mailhandtekening bijbelverzen verwerkt. Ik kan daarmee leven. Ik ben alleen wat ongerust dat er iemand hier binnen zou wandelen en zou doorhebben wie wij zijn; dat zou zeer schadelijk zijn voor mijn carrière. Ik zou misschien niet ontslagen worden, maar ik zou gegarandeerd naast promotiekansen grijpen, om drogredenen.’

Wat zou het meeste schade berokkenen in Alabama: jood zijn, homo, moslim of atheïst? ‘Atheïst’, klinkt het unisono. Jerry kan het best vergelijken, want hij is in Alabama geboren en getogen. ‘De mensen zijn hier gigantisch gekant tegen al wie anders is. In mijn jeugd was het vooral wreedheid tegen zwarten. Toen ik een jaar of tien was, zag ik dat een zwart leeftijdsgenootje het in zijn broek deed omdat er alleen een blank toilet in de buurt was. Vandaag heb ik een buurman uit Marokko: een ingenieur die zes talen spreekt, maar moslim en dus wordt hij overal als een potentiële terrorist behandeld. Ik ben zijn enige vriend. De bekrompenheid is gigantisch. Maar niets is zo erg als niet geloven. Dat maakt je pas tot een maatschappelijke paria.’ ‘Je kunt nog beter een homoseksuele moslim zijn’, lacht Brad.

Onlangs weigerde de baas van een eetcafé in deze stad een groepje jongeren te bedienen omdat hij hen grappen over God had horen maken. De man zette de jongeren aan de deur, en noemde hen terroristen.

Hoe doorsta je dit? ‘Lijdzaam verzet’, zegt Brad. ‘Ik ga niet meer naar Henry’s Coffeeshop. Henry’s heeft betere koffie dan Starbucks, maar die bijbelverzen overal, tot op de kopjes toe, het wordt me te veel.’

Jerry is dol op goede muziek, en was erg gesteld op de gitarist van het bandje in zijn bar. ‘Tot die opeens ook Jezus vond. Hij zingt nu nog steeds liedjes van Janis Joplin en zo, maar met aangepaste religieuze teksten die hij zelf geschreven heeft. Hoe kún je, heb ik hem gezegd?’


‘Je bent niet alleen’

Jerry had een moeilijke jeugd. ‘Ik was 13 jaar, en ik geloofde niet. Ik werd doodsbang dat ik naar de hel zou gaan. Onzeker over alles. Ik heb het opgebiecht aan mijn leraar in de zondagsschool. Die vertelde me: ik geloof zelf niet. Ik ben een ex-alcoholist, ik ben op het rechte spoor beland dankzij een vrouw die van me houdt en die zeer religieus is. Ik leef in een leugen, om haar gelukkig te maken. Je bent niet alleen, onthoud dat. Die man heeft mijn leven gered.’

Vandaag zijn er enkele mensen in zijn wijk die weten dat Jerry atheïst is, en die toch met hem praten. ‘20 jaar geleden zou het ondenkbaar geweest zijn. Maar ik houd er ook rekening mee dat ik morgen vermoord kan worden.’

Sociaal isolement weegt. Sommige leden van deze atheïstische vereniging gaan zelfs naar de kerk. ‘Omdat ze kinderen hebben’, vertelt Rhachel. ‘Als je niet bij een kerk aangesloten bent, sta je alleen: geen vrienden, geen jeugdbeweging enzovoort. Je wint soms veel door te doen alsof.’

Andrew, 30, is voor het eerst aanwezig. Als we even alleen praten, biecht hij op waarom hij komt. ‘Ik woon hier nu een jaar en ik ben single, maar vind hier maar eens een lief. Ik word er wanhopig van. Waar vind ik een leuk meisje dat niet gillend op de vlucht slaat als ze hoort dat ik niet mee naar de kerk wil?’

Pech voor hem. Rhachel is de enige vrouw vandaag, en die is al met Kenny, een ander lid van de vereniging. ‘Met Kerstmis hebben we een weekendje New Orleans gedaan, naar het casino vooral. Omdat het thuis te hard in het oog zou springen dat we geen Kerstmis vieren.’


Codenaam: pastafari

Rhachel is christelijk opgevoed. Ze vertelt lachend hoe ze op school eens vijf uur in de kapel heeft zitten wachten, omdat ‘de heilige geest verhuisd was’. Nú kan ze erom lachen, toen niet. Haar ouders weten nog maar enkele maanden dat zij atheïst is. ‘Mijn moeder keek doodongelukkig. Ze vindt het heel erg dat ze me nu niet meer terug zal zien na de dood.’

Rhachel vindt vrouw én christelijk zijn – toch zoals dat ingevuld wordt in Alabama – onverenigbaar. Té vrouwonvriendelijk. De onderdanigheid die gepredikt wordt, de vrouw als voetstuk voor haar man en hoeksteen van het gezin. De vreemde dubbelzinnigheid over seks ook: zondig en vies en je mag er vooral geen plezier aan beleven, en toch mag je als vrouw nooit weigeren als je man goesting heeft. ‘Ik verwerp die onderwerping, die door de Bijbel wordt opgelegd.’

Rhachel is laborante van beroep, in dienst van het Amerikaanse leger. ‘Op een heleboel documenten moet je in de VS je religie opgeven. Ook voor je militaire identiteitsbadge. Maar je mag niet ‘geen’ opgeven, dat aanvaarden ze niet. Daar hebben ongelovigen iets op gevonden. Ken je die oude mop over die religieuze bijeenkomst waar tussen de hoofddoeken en de keppeltjes een man rondloopt met een pasta-vergiet op zijn hoofd, die zich ‘pastafarian’ noemt? Wel, dat is nu ons codewoord als we onze religie moeten opgeven op een officieel document: allemaal pastafarians!’

Enkele uren later. Ik doe een terrasje in ‘The garage’, een populaire kroeg nabij de universiteit. De eigenaar is een verzamelaar van brocanterie. Aan grote tonnen tussen de rommel op zijn koertje zitten jongeren bier te drinken. Dit zien er toch gewone jongeren uit, geen christelijke taliban? Ik nodig mezelf uit voor een babbel bij een vrolijk zevental, vijf jongens en twee meisjes. Vooral William, laatstejaars rechten, en twee Ryans, pas afgestudeerd, praten; de anderen kijken wat achterdochtig.

Als ze horen dat ik net in Selma ben geweest, voor de herdenking van de burgerrechtenmars, zegt William enthousiast: ‘Echt? En hebt u dan George W. Bush gezien? Ach nee, het was u wellicht meer om Obama te doen? Tja, die is hier zo populair niet.’ De anderen grinniken.

Alle zeven zijn ze erg gelovig. Episcopal, presbyterian, baptist, zelfs een katholiek. ‘Maar allemaal kinderen van Jezus.’ Mensen die niet gelovig zijn, bestaan er haast niet aan hun universiteit. ‘Het zou ook moeilijk zijn ongelovige vrienden te hebben, laat staan een ongelovig lief. Onze waarden zijn zo anders. Christenen helpen elkaar. Je merkt het meteen als je bij een echt christelijk bedrijf terechtkomt. Eten bij Chick-fil-A bijvoorbeeld: die hebben niet alleen heerlijke kip, iedereen doet er alles met de glimlach.’ Chick-fil-A: in 2012 was er een stevige rel in de Amerikaanse media omdat dat concern de strijd tegen de homorechtenbeweging sponsorde.


Stiekem Harry Potter lezen

Even polsen hoe diep hun geloof is. Allemaal volgen ze naast hun werk of studie ook bijbellezing. Allemaal zijn ze tegen drugs, maar ‘een paar pintjes moet zeker kunnen, en soms zijn we wel eens dronken. God weet dat wij ook maar zondaars zijn.’ En allemaal hebben ze de Harry Potter-boeken gelezen of de films gezien, al verbieden hun predikanten dat. ‘Dat is entertainment, we gaan echt niet zelf aan tovenarij doen omdat we dat gezien hebben.’ Twee van de jongens geven zelfs toe dat ze al voorhuwelijkse seks gehad hebben. Ze kijken wel gegeneerd.

Als ik over het bord met de duivel langs de highway begin, lachen ze. ‘Dat is een dom bord, de duivel gaat je echt niet komen halen omdat je een keer hebt overgeslagen.’ Maar de duivel bestaat dus wel? ‘Ja, uiteráárd.’ En iemand die niet in God gelooft, die zal branden in de hel? Zevenstemmig: ‘Natuurlijk!’

Ik grinnik, en mompel: ‘Oei, dat ziet er dan niet goed uit voor mij.’ Meteen, zonder nog een woord, staan de meisjes en twee jongens op. Ze benen weg zonder nog om te kijken. De andere drie hebben nog net de beleefdheid om te zeggen dat ze het druk hebben. Ik blijf verbijsterd achter.

Tien minuten later komt William zich halvelings excuseren. Hij heeft ‘De Standaard’ gegoogeld, en is daar op de katholieke roots van de krant gestoten. ‘Sorry, we waren even bang dat u een socialist was of zo. Veilige reis verder!’

Weer on the road dus. Op de radio zingt David Lee Murphy: There might be a little dust on the Bible, but don’t let that fool ya ‘bout what’s inside. Ik ben een beetje opgelaten. Ik heb in mijn journalistieke carrière al met vreemde vogels en allerlei extremisten gesproken, maar zo radicaal het gesprek afbreken: du jamais vu.


Son, are you a christian man?

En toch kan het anders. ’s Anderendaags, aan de grens tussen Alabama en Mississippi. Ik stop voor proviand aan de Simmons & Wright General Store in Kewanee, langs een verlaten weg. In de schilderachtige winkel uit 1884 wordt een komisch assortiment oude brol verkocht, terwijl ma Janice voor klanten en passanten jambalaya en bananenpudding kookt op een eeuwenoude stoof.

Eigenaar Gary ‘Cotton’ Pickett wil weten hoe dat is, België? ‘Allemaal belastingen en zo? Nergens goed voor, belastingen. Het meeste gaat naar onderwijs, en bijna alle kids hier in de buurt zijn nog steeds zo achterlijk als het achtereind van een varken.’

Maar het klikt met Cotton (66), een ruwe maar goedmenende man. We praten wel een uur. Ook over geloof. Hij vertelt dat zijn streek gezegend is met mirakels. Een meisje is van MS genezen door intens collectief gebed. Zelf is hij al tweemaal door God gered, telkens toen een boom op zijn hoofd viel. ‘Zie je mijn hand? De dokters zeiden dat die altijd kreupel zou blijven. Maar the good Lord heeft hem geheeld.’

Als ik opstap, kijkt Cotton me diep in de ogen. ‘Son, are you a christian man?’ Ik twijfel, maar de eerlijkheid wint. Cotton en zijn Janice kijken teleurgesteld. ‘Mag ik je dit geven?’, zegt hij, me een exemplaar van het Nieuw Testament in de handen stoppend. Ik maak de menselijke flater te weigeren, en te zeggen dat ik na al die jaren katholiek onderwijs heus wel weet wat erin staat. Nu staat er geen teleurstelling meer in hun ogen, maar verdriet en medelijden. Zo oprecht dat het ontroert. Ik vermoed dat ze ’s avonds een gebedje hebben gezegd, om aan God te vragen that nice man from Belgium toch maar niet te laten branden in de hel. Dat is lief van hen.


DS, 21-03-2015 (S*even De Foer)