Barst
28th February 2015, 03:10
Europese noodzaak
De geschiedenis van de V.S. leert dat Europa niet anders kan dan zich, net als de VS, van een confederatie om te vormen tot een federale staat. De Europese Unie is het enige niveau waarop we veel problemen pas effectief kunnen aanpakken.
Meteen nadat de nieuwe Griekse regering van Tsipras enkele weken geleden de eed aflegde, liet zij zich al snel gelden in Europa. Alexis Tsipras gaf te verstaan dat de Europese president Donald Tusk zijn akkoord had moeten vragen alvorens een verklaring uit te sturen in naam van alle 28 lidstaten. In de door Tusk opgestelde verklaring werd aangegeven dat de Europese lidstaten nieuwe sancties tegen Rusland in overweging zouden nemen met het oog op de crisis in Oekraïne. Hoewel het niet duidelijk is of dit rechtstreeks te maken heeft met de grotere invloed die Rusland in Zuid-Oost Europa en de Balkan tracht uit te oefenen, hebben Europese leiders – onder wie Angela Merkel – al wel gewaarschuwd voor deze toenemende invloed. Maar wat het antwoord ook is op de vraag of de rol van Rusland in de regio werkelijk een beweegreden van Tsipras was (wat zeer twijfelachtig is) en hoewel Griekenland iets later heeft ingebonden, illustreert dit voorval de zwakte van de Europese Unie illustreert. Voor verschillende aangelegenheden (veelal in het gebied van de buitenlandse betrekkingen maar ook in het gebied van fiscaliteit) kan de Europese Unie maar een beslissing nemen als alle lidstaten er unaniem mee instemmen. Als dus een grote mogendheid zoals Rusland, de Verenigde Staten of een grote multinational veel invloed zou kunnen uitoefenen op één lidstaat (door bijvoorbeeld een economisch getroffen land financiële steun te bieden), dan zou dit kunnen leiden tot een verlamming van de Europese besluitvorming.
Dat dit voorval juist gebeurt op een ogenblik dat de President van Europa van Poolse nationaliteit is en verdergaande maatregelen wil nemen tegen Rusland, is vanuit historisch oogpunt cynisch. In de periode tussen het midden van de 16e en het begin van de 18e eeuw had het Gemenebest van Polen-Litouwen, dat in die periode één van de dominante staten in Europa leek te worden, een parlement (de Sejm) waarin ieder lid over een vetorecht beschikte (het zogenaamde Liberum veto). Historici zijn het erover eens dat dit vetorecht de politieke besluitvorming in het Gemenebest verhinderde en mede verantwoordelijk was voor de teloorgang ervan. Maar de geschiedenis kan natuurlijk op veel manieren geïnterpreteerd worden. Vanuit een meer Pools patriottisch oogpunt wordt wel eens verteld dat de Polen er in die tijd door de Russen werden ingeluisd. De Russische Tsaren zouden regelmatig parlementsleden hebben omgekocht zodat Polen geen krachtdadig antwoord op de Russische agressie kon formuleren.
James Madison en de Federalist Papers
Ongeacht de vraag hoe de geschiedenis nu juist is verlopen (de Polen waren zelf ook geen doetjes), geeft dit aan dat men maar moeilijk politieke beslissingen kan nemen als iedereen over een vetorecht beschikt. De persoon die dit wellicht voor de eerste keer in de geschiedenis krachtig heeft geformuleerd, was James Madison die samen met Alexander Hamilton en John Jay in de jaren 1787 en 1788 de Federalist Papers schreef. De Federalist Papers zijn een verzameling van artikels die deze drie politici schreven om de inwoners van New York ervan te overtuigen de Amerikaanse Grondwet, die mede door Madison was opgesteld, goed te keuren. U moet immers weten dat de Verenigde Staten niet altijd een Grondwet hebben gehad. Toen de oorspronkelijke 13 kolonies aan de Oostkust van Amerika zich in 1776 van Engeland losscheurden (en zo de onafhankelijkheidsoorlog aanwakkerden), richtten ze een confederatie op: een samenwerkingsverband tussen verschillende onafhankelijke staten waarin elke deelstaat over een vetorecht beschikte.
Na de goedkeuring van de Amerikaanse Grondwet werden de Verenigde Staten sinds 1789 echter omgebouwd. Waar de Verenigde Staten voordien een confederatie was waarin het overkoepelende niveau alleen maar kon optreden als alle lidstaten daarmee instemden (het deelstatelijk veto), waarin het overkoepelende niveau voor zijn financiële middelen haast volledig afhankelijk was van donaties van de deelstaten en waarin de deelstaten en niet het overkoepelend niveau over een leger beschikten, werd de staatsstructuur na 1789 omgevormd tot degene die we vandaag nog kennen. De Verenigde Staten zijn sindsdien een federale staat waarin het merendeel van de bevoegdheden bij de deelstaten liggen maar waarin de federale overheid zelf belastingen kan innen, waarin defensie, buitenlandse zaken en buitenlandse handel bevoegdheden van de federale overheid zijn en waarin de beslissingen op federaal niveau op basis van een (gewogen) meerderheid worden genomen.
Eén van de vele argumenten die Madison opvoerde om de Verenigde Staten op deze manier te hervormen, had te maken met de invloed van buitenlandse mogendheden. Madison was van mening dat de cohesie binnen de Amerikaanse staten te zwak was en dat het niet uitgesloten was dat één van de staten in een conflict met een andere staat de hulp van een buitenlandse macht zou inroepen, of dat toenmalige Europese grootmachten via hun invloed op één deelstaat de zwakke confederale besluitvorming zouden ondermijnen. Hij verwees daarbij naar allerlei confederaties doorheen de geschiedenis gaande van statenbonden in het oude Griekenland (die uiteindelijk onder de voet werden gelopen door de Romeinen) tot meer recente voorbeelden zoal Polen-Litouwen, Zwitserland (waar één kanton ooit het Habsburgse leger had ingeroepen om een geschil met een ander kanton te beslechten) en de Nederlandse Republiek, die Madison in 1787 nog omschreef als de “Belgic confederacy” (Belgica werd tussen de 16e en 18e eeuw gebruikt als Latijnse vertaling voor de Nederlanden: de Zuidelijke Nederlanden werden Belgica Regia genoemd en de Noordelijke Belgica Foederata). De structuur van al deze confederaties werd volgens Madison gekenmerkt door een zekere “imbecility” omdat ze geen eenduidig buitenlands beleid konden voeren en dat externe invloeden de cohesie binnen deze confederaties sterk onder druk zette, iets wat ook moet verklaren waarom de laatste confederaties niet lang na Madisons omgevormd zijn.
Lessen voor Europa
Ik heb de ideeën van Madison altijd interessant gevonden om te reflecteren over de Belgische staatsstructuren, maar eigenlijk zijn de ideeën van Madison over federalisme en confederalisme niet zozeer interessant om na te denken over België, maar wel om na te denken over Europa. Want als Madison argumenteerde dat men een federale staat moest oprichten om zo het hoofd te kunnen bieden aan externe dreigingen, dan gaf hij eigenlijk aan dat een democratie niet alleen georganiseerd moet worden op het niveau van een samenhangende groep mensen (een deelstaat, een volk of een gemeenschap zo men wil), maar ook op een niveau dat in staat is om de problemen van zijn tijd aan te pakken.
Vandaag lijkt deze les meer dan eens relevant te zijn. Milieuvervuiling, cybercriminaliteit, ruimtevaart (en de mogelijke militarisering daarvan), internationaal terrorisme of het aanpakken van internationale constructies die moeten dienen om belastingen te ontwijken, het zijn maar enkele van de vele problemen die een land als België niet meer op eigen houtje kan aanpakken. De mogelijkheden van onze politici (en dus van onze democratie) om de samenleving te vormen, is nu al beperkt en dat zal er met de voortschrijdende technologische ontwikkelingen, verfijning van financiële instrumenten en mondialisering niet direct op verbeteren. Onze Europese democratieën hebben weinig greep op grootmachten, multinationals en terroristische organisaties. In de ogen van grootmachten en multinationals dreigen de Europese landen te verworden tot speelballen die tegen elkaar uitgespeeld kunnen worden. Tot kleine entiteiten die gevangen zitten in een prisoner’s dilemma en daarom kiezen voor het snelle eigen gewin. Om die negatieve dynamiek te doorbreken, lijkt het noodzakelijk om de Europese Unie verder om te vormen tot een echte federale staat. Minstens moet men voor de aangelegenheden waarin nu nog met unanimiteit wordt gestemd, een (eventueel gewogen) meerderheidsstemming invoeren.
Dit zal natuurlijk als gevolg hebben dat we als land nog meer van onze bevoegdheden aan Europa zullen verliezen: als iets ons niet zint, dan zullen we het niet meer met ons veto kunnen tegenhouden. En dat is enigszins problematisch. Want is het niet naïef te denken dat Europese landen zullen aanvaarden dat ze bij stemmingen over gevoelige thema’s (zoals veiligheid, buitenlands beleid en fiscaliteit) door een meerderheid van andere landen weggestemd kunnen worden? Is het niet naïef te denken dat mensen zo verschillend als Nederlanders, Roemenen, Duitsers en Italianen ooit in één democratie kunnen opgaan? Kan de democratie niet alleen werken binnen een homogeen volk? Is, kortom, de idee van een Europese democratie geen dagdroom van wereldvreemde academici?
Dit zijn allemaal terechte vragen die niet eenvoudig beantwoord kunnen worden. Maar als we een poging willen wagen, dan moeten we ons ervan vergewissen dat de huidige landen van Europa als lidstaten van een Europese federale staat nog wel het merendeel van de bevoegdheden zelf zouden kunnen behouden (zoals nu in de Verenigde Staten nog steeds het geval is) en dus dat de lokale democratieën niet afgeschaft worden. Voor de aangelegenheden van lokaal belang, zou er niets moeten veranderen. Het opnemen van de Europese Staten in een federaal project is dus geen doodssteek voor de lokale democratie. Maar er is nog een belangrijker argument dat tegen deze verzuchtingen ingaat. Met name moeten we onszelf twee vragen stellen. Ten eerste moeten we onszelf de vraag stellen of het niet naïef is te denken dat landen als Nederland, Duitsland of Italië op zichzelf in staat zijn om de problemen van vandaag het hoofd te bieden? Ten tweede moeten we de vraag stellen of het niet naïef is te denken dat deze landen hun krachten kunnen bundelen als ze voor een heleboel aangelegenheden allemaal over een vetorecht beschikken?
Kunnen wij met andere woorden op Europees niveau de fiscale achterpoortjes sluiten die de verschillende Europese landen bieden, kunnen we de veiligheid en privacy op het internet garanderen en onze veiligheidsdiensten en legers integreren als elke staat haar toestemming moet geven voor het ontplooien van een nieuw initiatief? Als het antwoord op de laatste vraag negatief is, dan kunnen we niets anders doen dan de democratie naar een hoger niveau tillen, ten minste als we willen voorkomen dat ze wordt uitverkocht aan multinationals en buitenlandse mogendheden. Het wordt dus stilaan tijd voor Europa om verder in de voetsporen van Madison en de Verenigde Staten te treden.
Blog Apache.be, 02/2015 (Stefan Somers, Faculteit Rechten, V.U.B.))
De geschiedenis van de V.S. leert dat Europa niet anders kan dan zich, net als de VS, van een confederatie om te vormen tot een federale staat. De Europese Unie is het enige niveau waarop we veel problemen pas effectief kunnen aanpakken.
Meteen nadat de nieuwe Griekse regering van Tsipras enkele weken geleden de eed aflegde, liet zij zich al snel gelden in Europa. Alexis Tsipras gaf te verstaan dat de Europese president Donald Tusk zijn akkoord had moeten vragen alvorens een verklaring uit te sturen in naam van alle 28 lidstaten. In de door Tusk opgestelde verklaring werd aangegeven dat de Europese lidstaten nieuwe sancties tegen Rusland in overweging zouden nemen met het oog op de crisis in Oekraïne. Hoewel het niet duidelijk is of dit rechtstreeks te maken heeft met de grotere invloed die Rusland in Zuid-Oost Europa en de Balkan tracht uit te oefenen, hebben Europese leiders – onder wie Angela Merkel – al wel gewaarschuwd voor deze toenemende invloed. Maar wat het antwoord ook is op de vraag of de rol van Rusland in de regio werkelijk een beweegreden van Tsipras was (wat zeer twijfelachtig is) en hoewel Griekenland iets later heeft ingebonden, illustreert dit voorval de zwakte van de Europese Unie illustreert. Voor verschillende aangelegenheden (veelal in het gebied van de buitenlandse betrekkingen maar ook in het gebied van fiscaliteit) kan de Europese Unie maar een beslissing nemen als alle lidstaten er unaniem mee instemmen. Als dus een grote mogendheid zoals Rusland, de Verenigde Staten of een grote multinational veel invloed zou kunnen uitoefenen op één lidstaat (door bijvoorbeeld een economisch getroffen land financiële steun te bieden), dan zou dit kunnen leiden tot een verlamming van de Europese besluitvorming.
Dat dit voorval juist gebeurt op een ogenblik dat de President van Europa van Poolse nationaliteit is en verdergaande maatregelen wil nemen tegen Rusland, is vanuit historisch oogpunt cynisch. In de periode tussen het midden van de 16e en het begin van de 18e eeuw had het Gemenebest van Polen-Litouwen, dat in die periode één van de dominante staten in Europa leek te worden, een parlement (de Sejm) waarin ieder lid over een vetorecht beschikte (het zogenaamde Liberum veto). Historici zijn het erover eens dat dit vetorecht de politieke besluitvorming in het Gemenebest verhinderde en mede verantwoordelijk was voor de teloorgang ervan. Maar de geschiedenis kan natuurlijk op veel manieren geïnterpreteerd worden. Vanuit een meer Pools patriottisch oogpunt wordt wel eens verteld dat de Polen er in die tijd door de Russen werden ingeluisd. De Russische Tsaren zouden regelmatig parlementsleden hebben omgekocht zodat Polen geen krachtdadig antwoord op de Russische agressie kon formuleren.
James Madison en de Federalist Papers
Ongeacht de vraag hoe de geschiedenis nu juist is verlopen (de Polen waren zelf ook geen doetjes), geeft dit aan dat men maar moeilijk politieke beslissingen kan nemen als iedereen over een vetorecht beschikt. De persoon die dit wellicht voor de eerste keer in de geschiedenis krachtig heeft geformuleerd, was James Madison die samen met Alexander Hamilton en John Jay in de jaren 1787 en 1788 de Federalist Papers schreef. De Federalist Papers zijn een verzameling van artikels die deze drie politici schreven om de inwoners van New York ervan te overtuigen de Amerikaanse Grondwet, die mede door Madison was opgesteld, goed te keuren. U moet immers weten dat de Verenigde Staten niet altijd een Grondwet hebben gehad. Toen de oorspronkelijke 13 kolonies aan de Oostkust van Amerika zich in 1776 van Engeland losscheurden (en zo de onafhankelijkheidsoorlog aanwakkerden), richtten ze een confederatie op: een samenwerkingsverband tussen verschillende onafhankelijke staten waarin elke deelstaat over een vetorecht beschikte.
Na de goedkeuring van de Amerikaanse Grondwet werden de Verenigde Staten sinds 1789 echter omgebouwd. Waar de Verenigde Staten voordien een confederatie was waarin het overkoepelende niveau alleen maar kon optreden als alle lidstaten daarmee instemden (het deelstatelijk veto), waarin het overkoepelende niveau voor zijn financiële middelen haast volledig afhankelijk was van donaties van de deelstaten en waarin de deelstaten en niet het overkoepelend niveau over een leger beschikten, werd de staatsstructuur na 1789 omgevormd tot degene die we vandaag nog kennen. De Verenigde Staten zijn sindsdien een federale staat waarin het merendeel van de bevoegdheden bij de deelstaten liggen maar waarin de federale overheid zelf belastingen kan innen, waarin defensie, buitenlandse zaken en buitenlandse handel bevoegdheden van de federale overheid zijn en waarin de beslissingen op federaal niveau op basis van een (gewogen) meerderheid worden genomen.
Eén van de vele argumenten die Madison opvoerde om de Verenigde Staten op deze manier te hervormen, had te maken met de invloed van buitenlandse mogendheden. Madison was van mening dat de cohesie binnen de Amerikaanse staten te zwak was en dat het niet uitgesloten was dat één van de staten in een conflict met een andere staat de hulp van een buitenlandse macht zou inroepen, of dat toenmalige Europese grootmachten via hun invloed op één deelstaat de zwakke confederale besluitvorming zouden ondermijnen. Hij verwees daarbij naar allerlei confederaties doorheen de geschiedenis gaande van statenbonden in het oude Griekenland (die uiteindelijk onder de voet werden gelopen door de Romeinen) tot meer recente voorbeelden zoal Polen-Litouwen, Zwitserland (waar één kanton ooit het Habsburgse leger had ingeroepen om een geschil met een ander kanton te beslechten) en de Nederlandse Republiek, die Madison in 1787 nog omschreef als de “Belgic confederacy” (Belgica werd tussen de 16e en 18e eeuw gebruikt als Latijnse vertaling voor de Nederlanden: de Zuidelijke Nederlanden werden Belgica Regia genoemd en de Noordelijke Belgica Foederata). De structuur van al deze confederaties werd volgens Madison gekenmerkt door een zekere “imbecility” omdat ze geen eenduidig buitenlands beleid konden voeren en dat externe invloeden de cohesie binnen deze confederaties sterk onder druk zette, iets wat ook moet verklaren waarom de laatste confederaties niet lang na Madisons omgevormd zijn.
Lessen voor Europa
Ik heb de ideeën van Madison altijd interessant gevonden om te reflecteren over de Belgische staatsstructuren, maar eigenlijk zijn de ideeën van Madison over federalisme en confederalisme niet zozeer interessant om na te denken over België, maar wel om na te denken over Europa. Want als Madison argumenteerde dat men een federale staat moest oprichten om zo het hoofd te kunnen bieden aan externe dreigingen, dan gaf hij eigenlijk aan dat een democratie niet alleen georganiseerd moet worden op het niveau van een samenhangende groep mensen (een deelstaat, een volk of een gemeenschap zo men wil), maar ook op een niveau dat in staat is om de problemen van zijn tijd aan te pakken.
Vandaag lijkt deze les meer dan eens relevant te zijn. Milieuvervuiling, cybercriminaliteit, ruimtevaart (en de mogelijke militarisering daarvan), internationaal terrorisme of het aanpakken van internationale constructies die moeten dienen om belastingen te ontwijken, het zijn maar enkele van de vele problemen die een land als België niet meer op eigen houtje kan aanpakken. De mogelijkheden van onze politici (en dus van onze democratie) om de samenleving te vormen, is nu al beperkt en dat zal er met de voortschrijdende technologische ontwikkelingen, verfijning van financiële instrumenten en mondialisering niet direct op verbeteren. Onze Europese democratieën hebben weinig greep op grootmachten, multinationals en terroristische organisaties. In de ogen van grootmachten en multinationals dreigen de Europese landen te verworden tot speelballen die tegen elkaar uitgespeeld kunnen worden. Tot kleine entiteiten die gevangen zitten in een prisoner’s dilemma en daarom kiezen voor het snelle eigen gewin. Om die negatieve dynamiek te doorbreken, lijkt het noodzakelijk om de Europese Unie verder om te vormen tot een echte federale staat. Minstens moet men voor de aangelegenheden waarin nu nog met unanimiteit wordt gestemd, een (eventueel gewogen) meerderheidsstemming invoeren.
Dit zal natuurlijk als gevolg hebben dat we als land nog meer van onze bevoegdheden aan Europa zullen verliezen: als iets ons niet zint, dan zullen we het niet meer met ons veto kunnen tegenhouden. En dat is enigszins problematisch. Want is het niet naïef te denken dat Europese landen zullen aanvaarden dat ze bij stemmingen over gevoelige thema’s (zoals veiligheid, buitenlands beleid en fiscaliteit) door een meerderheid van andere landen weggestemd kunnen worden? Is het niet naïef te denken dat mensen zo verschillend als Nederlanders, Roemenen, Duitsers en Italianen ooit in één democratie kunnen opgaan? Kan de democratie niet alleen werken binnen een homogeen volk? Is, kortom, de idee van een Europese democratie geen dagdroom van wereldvreemde academici?
Dit zijn allemaal terechte vragen die niet eenvoudig beantwoord kunnen worden. Maar als we een poging willen wagen, dan moeten we ons ervan vergewissen dat de huidige landen van Europa als lidstaten van een Europese federale staat nog wel het merendeel van de bevoegdheden zelf zouden kunnen behouden (zoals nu in de Verenigde Staten nog steeds het geval is) en dus dat de lokale democratieën niet afgeschaft worden. Voor de aangelegenheden van lokaal belang, zou er niets moeten veranderen. Het opnemen van de Europese Staten in een federaal project is dus geen doodssteek voor de lokale democratie. Maar er is nog een belangrijker argument dat tegen deze verzuchtingen ingaat. Met name moeten we onszelf twee vragen stellen. Ten eerste moeten we onszelf de vraag stellen of het niet naïef is te denken dat landen als Nederland, Duitsland of Italië op zichzelf in staat zijn om de problemen van vandaag het hoofd te bieden? Ten tweede moeten we de vraag stellen of het niet naïef is te denken dat deze landen hun krachten kunnen bundelen als ze voor een heleboel aangelegenheden allemaal over een vetorecht beschikken?
Kunnen wij met andere woorden op Europees niveau de fiscale achterpoortjes sluiten die de verschillende Europese landen bieden, kunnen we de veiligheid en privacy op het internet garanderen en onze veiligheidsdiensten en legers integreren als elke staat haar toestemming moet geven voor het ontplooien van een nieuw initiatief? Als het antwoord op de laatste vraag negatief is, dan kunnen we niets anders doen dan de democratie naar een hoger niveau tillen, ten minste als we willen voorkomen dat ze wordt uitverkocht aan multinationals en buitenlandse mogendheden. Het wordt dus stilaan tijd voor Europa om verder in de voetsporen van Madison en de Verenigde Staten te treden.
Blog Apache.be, 02/2015 (Stefan Somers, Faculteit Rechten, V.U.B.))