PDA

Bekijk de volledige versie : Krant vindt baat bij kritiek


Barst
27th December 2005, 18:20
Krant heeft belang bij kritische lezers


Kunnen journalisten tegen kritiek? Na drie jaar ‘De Krant Achteraf’ is mijn conclusie dat in ieder geval redacteuren van NRC Handelsblad kritiek verdragen, mits die zorgvuldig wordt verwoord.


Het eerste jaar was het even wennen. Deze vorm van mediakritiek was nieuw. Er bestaan ombudsmannen, rubrieken waarin hoofdredacteuren ingaan op kritiek van lezers, er zijn ingezonden brieven en lezers kunnen klachten deponeren bij de Raad voor de Journalistiek. Maar NRC Handelsblad is – in ieder geval in Nederland – het enige nieuwsmedium dat zich publiek liet kastijden door een 'extern criticus'.

In het begin ben ik twee keer in een redactievergadering verschenen om uit te leggen wat mijn methode was. De meeste vragen gingen over mijn onderzoek naar bronnen. Was het niet gek dat iemand namens de krant met mensen ging bellen die eerder door redacteuren van dezelfde krant waren benaderd? Alsof de krant aan zichzelf twijfelde.

Toch was dat vaak de enige manier om een zaak te reconstrueren. Het eigen verhaal van de bronnen klinkt meestal net iets anders dan de weergave van de krant. Dat is logisch want de krant gebruikt verschillende bronnen, geeft context, laat weg en voegt toe, maakt een eigen afweging. Vaak is dus bronnenonderzoek nodig om de berichtgeving te beoordelen. De afspraak was wel dat ik niet op zoek ging naar vertrouwelijke bronnen. Dat zou immers de beloofde vertrouwelijkheid schaden.

Als ik bronnen belde, kreeg ik vaak te horen dat men het waardeerde dat de krant deze vorm van zelfkritiek had georganiseerd. Nee, men vond het niet gek dat iemand nog eens belde over dezelfde zaak. Het toonde dat de krant de eigen werkwijze ter discussie durfde te stellen.

Gewapend met extra informatie, ook van niet-geciteerde bronnen, legde ik mijn vragen voor aan de betrokken redacteuren. Een enkeling reageerde aangebrand, maar bijna altijd kreeg ik gedetailleerd antwoord. Vooral buitenlandse correspondenten vonden het leuk als iemand naar hun werkwijze vroeg. Je zal maar in je eentje China moeten coveren, ver weg van de redactie en nog verder van de lezers. Dan is elk levensteken welkom.

Sommige redacteuren zeiden dat ik best wat kritischer mocht zijn, daarvoor was ik immers ingehuurd. Alleen dat stukje van twee weken geleden, dat was er een beetje naast. Dat ging dan meestal over een artikel dat ze zelf hadden geschreven. Dat laatste kon ik begrijpen, omdat ik zelf ook wel eens moeite heb met kritiek. Maar dat ik in het algemeen te mild was, bestreed ik. NRC Handelsblad maakt zelden grote blunders. Meestal was het een kwestie van accenten.

De meeste moeite had ik met redacteuren die grote onderzoeksprojecten uitvoerden, bij voorbeeld Ahold, Shell of de bouwwereld. Zij hadden zich maanden in een zaak verdiept en eisten dan dat ik alle details bestudeerde voordat ik kritiek gaf. Ik bewonderde hun gedrevenheid en ook de resultaten van hun werk. Maar dat betekent niet dat de lezer geen kritische vragen mag stellen. Dat vond de betrokken journalist natuurlijk ook wel, maar voor de zekerheid stuurde hij me toch nog even vijftien documenten via de mail. Als ik die las, zou ik het beter begrijpen.

Dus las ik die documenten en soms moest ik dan mijn aanvankelijke oordeel bijslijpen. Ik kreeg ook wel enig begrip voor die afweerhouding van onderzoeksjournalisten. Zij worden vaak belaagd door advocaten, die hen bedreigen met hel en verdoemenis als ze iets publiceren.

Soms dacht ik wel eens aan al die politici, managers, boekenschrijvers, tv-makers of artiesten die dagelijks in de krant werden bekritiseerd. Zulke kritieken en recensies worden geschreven zonder eerst bij de slachtoffers te informeren hoe ze het zelf bedoeld hadden. Dat hoeft ook niet, want een krant is er ook voor opinievorming. Maar dan moet er wel gelegenheid zijn tot weerwoord. Gelukkig is die ruimte voor reacties van lezers toegenomen, ook dankzij internet.

Vooral columnisten hebben moeite met tegenspraak. Onder het mom van voortgaand debat proberen ze in een naschrift of in een volgende column alsnog hun gelijk te halen. Dat was soms ook het geval met 'De Krant Achteraf'. 'Gewone' redacteuren hadden die mogelijkheid niet en misschien hadden ze er ook minder behoefte aan. Een enkele maal is een redacteur echt boos geworden, maar van blijvend letsel is geen sprake.

Het gelukkigste moment was dat de hoofdredacteur mij een keer een mail stuurde met de titel 'Ja, ook ik heb lange tenen'. Dat was na een kritische opmerking over een door hemzelf geschreven commentaar. Wie van ons gelijk had, doet er niet toe. Voor mij was het een voorbeeld van tolerantie. Het stukje had gewoon in de krant gestaan, zonder naschrift, ook al was de hoofdredacteur een beetje bedroefd.

Drie jaar 'De Krant Achteraf' heeft mij geleerd dat mediakritiek gedegen onderzoek vereist. Meestal bekeek ik de berichtgeving over een langere periode en dan bleek vaak dat de krant wel degelijk aspecten had behandeld die ik eerst onderbelicht achtte. Ook lezers spraken mij soms aan over eenzijdigheden of lacunes. Maar als ik het dan uitzocht, kon ik ze vaak wijzen op eerdere stukken, die ze al lang vergeten waren.

Journalisten hebben baat bij kritiek van lezers en professionele waarnemers. Maar dan moet het wel gedegen gebeuren. Daarom is het goed dat er binnenkort een landelijke monitor komt die periodiek de kwaliteit van kranten vergelijkt. En nog mooier is het wanneer de lezers – de community of readers – alert blijven en elke keer als de krant tekortschiet in de pen klimmen. Want in de wisselwerking tussen krant en kritische lezers schrijdt de waarheid voort.

Piet Hagen, oud-hoofdredacteur van 'De Journalist', neemt na drie jaar op eigen verzoek afscheid als 'extern criticus' van NRC Handelsblad. Hij wil meer tijd kunnen wijden aan het schrijven van de biografie van Pieter Jelles Troelstra. De krant streeft ernaar een dergelijke vorm van mediakritiek in de eigen kolommen voort te zetten.



NRC, 23 december 2005 (Piet Hagen)