PDA

Bekijk de volledige versie : De mens als reiziger, bewoner en erfgenaam


Barst
22nd December 2005, 17:00
Bid eerst maar eens een tijd helemaal niet, maar ga voor Gods aangezicht gewoon zitten breien.


Net als ieder ander had Hessel Posthuma van huis uit ideeën meegekregen over de wereld, de mensen en het leven. Hij was er niet gelukkig mee. Ze stonden hem in de weg. Maar hoe kwam hij ervan af? De oplossing vond hij in het boeddhisme, dat hem leerde op weg te gaan naar zijn eigen kern. In die kern was hij, zo leerde hij, een zoon van Boeddha. Gaandeweg raakte hij af van zijn van huis uit meegekregen beelden. Hij schreef er een boek over. Te dik, te veel herhaling. Te vroeg geschreven ook. Wat hij wil zeggen is veel te weinig uitgekristalliseerd. Toch tref je hier en daar óók iets dat de moeite waard is.

Als eerste stap op de boeddhistische weg moest hij onder woorden brengen welke ervaringen hem een geluksgevoel gaven. Op het eerste gezicht leek dat niet moeilijk. De zon in het water in de middag, vroeg groen van lentebomen. Moeilijker was het zich die ervaringen van vroeger te herinneren en opnieuw, in het thans geleefde leven, toegankelijk te worden voor het geluk dat ze hem toen brachten. De volgende stap was bewust te genieten van dat klein geluk. Van de wind in de bomen, de zon op de gracht, een kind op een schommel. Kleine momenten. Je moest er geen cultus van maken. Gewoon blij zijn met wat je opmerkt in het voorbijgaan. Als volgende stap leerde hij dankbaarheid om wat hij 'zomaar' kreeg en voelde. Hij ontdekte dat deze manier van leven niet alleen gelukkiger maakt maar ook natuurlijker is. Gaandeweg kon hij zijn herinneringen ook steeds beter een plaats geven. Met aangename herinneringen ging dat vanzelf, 'gewone' herinneringen gingen ook nog wel, maar met onaangename herinneringen had hij moeite. Stap voor stap leerde hij zijn slechte herinneringen te omgeven met dezelfde ruimte en hetzelfde plezier als hij aan zijn goede herinneringen gaf. Zo kregen op den duur ook de slechte herinneringen een plaats en hoefde hij zich er niet meer voor af te schermen. Toen hij al die stappen gedaan had, kon hij luisteren naar het kloppen van zijn eigen hart. Hij ontdekte dat het hart stil kan worden en dat hij door te luisteren naar die stilte dicht bij zichzelf kon leven, het hart open kon houden voor anderen, en zo iets voor hen kon betekenen.

Ik las Posthuma's boek direct na dat van hoogleraar pastoraaltheologie Tjeu van Knippenberg. Ook hij beschrijft een weg naar evenwicht en geluk. Zijn mens is een reiziger, een bewoner en een erfgenaam. Als reiziger reist hij in de tijd. Altijd bezig betekenissen te geven aan wat hij onderweg tegenkomt. Als bewoner deelt hij ruimte met vrienden, maar ook met concurrenten en vijanden. Hij moet zijn plaats bepalen. Tenslotte is hij erfgenaam door het besef dat hij ergens in tijd en ruimte is opgedoken en straks weer zal verdwijnen. Wat is de bron van zijn bestaan, waar komt hij vandaan en waartoe bestaat hij? De antwoorden op al die vragen vormen tezamen het levensverhaal van de mens, waarin deze zijn plaats in tijd en ruimte bepaalt. Een heel andere visie op menswording dan de weg van Posthuma. Veel dynamischer, veel meer bepaald door wat de mens er zelf van maakt.

Maar ook Van Knippenberg kent verstilling. Hij citeert Anselm Grün, die vertelt van een oude dame die ondanks veelvuldig bidden nooit enig gevoel had van Gods tegenwoordigheid. Bid de eerstkomende weken eens helemaal niet, maar zit gewoon in je kamer, let eens op de vrede die er is in je huis, verheug je daarover en ga voor Gods aangezicht gewoon wat zitten breien, kreeg ze te horen. Een raad die als twee druppels water lijkt op de eerste stap van Posthuma: geniet van wat goed is, maar wat je tot nu toe niet opmerkte. ``Het is merkwaardig``, zei de oude dame later, ``als ik tot God spreek, voel ik niks, maar als ik stilzit, tegenover Hem, voel ik mij door Zijn aanwezigheid omhuld``.

Mooier lijkt me verschil en overeenkomst tussen boeddhisme en christendom niet uit te drukken. Beide op zoek naar de stille kern. Dan voel ik dat God mij omgeeft, zegt de oude dame. Dan word ik ontvankelijk voor de stilte van het eigen hart, zegt Posthuma. Een kwestie van inhoud of een kwestie van naamgeving?

T. van Knippenberg, Existentiële zielzorg, Amsterdam: Meinema, 2005


Trouw, 20 december 2005