PDA

Bekijk de volledige versie : De Ontdekking van de Toekomst


Barst
2nd November 2014, 18:19
De Ontdekking van de Toekomst (1)

Het wordt steeds duidelijker dat de komende decennia weinig zullen lijken op de voorbije twintig jaar van globalisering, maar de vraag blijft hoe die wereld er zal uitzien. Wat zijn de belangrijke trends, de mogelijke game changers, de kansen en de dreigingen? In een reeks essays gaat Jonathan Holslag, docent internationale politiek aan de VUB, op zoek naar de grote verhalen van morgen.


Te weinig angst


Gitzwart kleuren de journaals, bijna even zwart als de IS-vlaggen. Politici waarschuwen. Het lijkt allemaal aan te komen als een slag in een zak koude pap. Er beweegt niets', schrijft Jonathan Holslag.


Het spijt mij de toon zo somber te moeten zetten, beste lezer, maar als modale Vlaming bent u wellicht niet bang genoeg. Neen, u hoeft zich niet te verschansen, pepperspray in te slaan of in het stemhokje het bolletje toch maar rood te kleuren bij een meer-blauw-in-de-straat-partij.

Ik heb het over zaken waartegen noch pepperspray noch blauwe uniforms opgewassen zijn, over de langzame ontrafeling van de wereld zoals we die kennen, en over de onvermijdelijke conflicten die ze meebrengt. Angst is een slechte raadgever, horen we vaak. Toch is het niet in de angst dat het grootste gevaar schuilt, maar in de neiging om waarschuwingen in de wind te slaan en in de veronderstelling dat anderen het wel zullen oplossen.

Nergens vond ik dit onvermogen van de mensheid zo compact gevat als in de stalen rekken van het Nobelinstituut in Oslo, vlak onder de zaal waar jaarlijks de befaamde vredesprijs wordt uitgereikt. Terwijl de correspondentie van de toenmalige Britse premier William Pitt terecht waarschuwt voor de spanningen als gevolg van de Franse Revolutie, blijven originele pamfletten van Britse liberalen vol overgave de eengemaakte wereld bezingen en doen alsof er geen vuiltje aan de lucht is. Elders liggen verdragsdocumenten van rond 1900 met ronkende voornemens inzake vrijhandel, met vlak ernaast een toespraak van de Pruissische staatsman Leo von Caprivi die waarschuwt voor een oorlog van allen tegen allen. Hoe voller de archiefdozen van de Volkenbond in een andere ruimte, hoe groter ook de stapels haatpropaganda uit Duitsland en Japan.

Het gaat zo door tot diep in de Koude Oorlog. Grootmachten gaan in hun hoogmoed voorbij aan de grieven van de opkomende machten, de rijke landen aan de misère van de arme landen, de wereldtentoonstellingen aan het onwrikbare parochialisme, de burgerij aan de onzekerheid van de massa. Steeds valt het op hoe vooruitgangsoptimisme blijft domineren, hoe politici die gedachte cultiveren en daarbij schulden noch leugens schuwen. Het is door die tegenstrijdigheid, die verdwazing dat samenlevingen het pad van de geleidelijke correctie missen. Tot op het punt dat ideologie en realiteit te ver uiteenlopen, tot zij in het ravijn staren. Dan rest onvermijdelijk de paniek, de revolutie, de crash, of erger, de oorlog.


Verdwazing

Die grote verdwazing, we zitten er opnieuw middenin. Neem de Russische inmenging in Oekraïne. Aan de ene kant hoor je dreigende taal, bij de NAVO, die opnieuw militaire basissen wil in Oost-Europa. Aan de andere kant kabbelt in Kiev het gewone leven verder, blijven de Europese lidstaten Russisch gas binnenpompen, en bleef, buiten Nederland, de publieke verontwaardiging in de druilzomerige weken na het drama van vlucht MH17 uiterst beperkt.

Hetzelfde geldt voor de opmars van het islamkalifaat. Zelfs nadat de eerste zwarte vlaggen in het Europese straatbeeld verschenen, was het opnieuw wachten op Washington om het initiatief te nemen. En eigenlijk liggen de Europeanen er niet wakker van. Een Yougov-peiling in zeven Europese landen gaf aan dat in geen enkel land een meerderheid te vinden is om deel te nemen aan een militaire operatie tegen de IS.

Gitzwart kleuren de journaals, bijna even zwart als de IS-vlaggen. Politici waarschuwen. Het lijkt allemaal aan te komen als een slag in een zak koude pap. Er beweegt niets. Paula Poindexter, voormalig manager van The Los Angeles Times en geassocieerd professor aan de universiteit van Texas, bracht haarfijn in kaart hoe de belangstelling voor het nieuws afneemt. En als er al gevolgd wordt, lijkt dat niet meteen bij te dragen tot meer inzicht. Ik peil zelf steeds bij mijn studenten: wie volgt dagelijks het nieuws? De hele bende steekt natuurlijk haar hand op. Maar dan begin je hen uit te horen over wat er werkelijk aan de hand is met Rusland, of waarom de situatie in het Midden-Oosten zorgwekkend is. Dan houd je er van de honderd amper een dozijn over en van dat dozijn is slechts een enkeling in staat om uit te leggen wat die uitdagingen nu voor ons betekenen.

Het is inderdaad zo dat veel van de ontwikkelingen rondom ons geen acute dreiging zijn, maar daarom zijn zij niet minder ontzagwekkend. Met een bevolking in het Midden-Oosten die binnenkort groter is dan de Europese, zullen we het ontij echt niet buiten Europa kunnen houden. Indien de spanning tussen het Westen en Rusland blijft oplopen, staat niets op termijn een formidabele as van frustratie in de weg, met naast Rusland ook landen als China, Iran, Pakistan en Noord-Korea. Het gaat dus niet op te beweren dat Europa de dans wel weer zal ontspringen. Waarom blijft de angst dan zo beperkt in Europa?


Conservatisme of vooruitgangsoptimisme

Een eerste verklaring is wellicht dat zelfs nu superjumbo's, mammoetschepen en glasvezelkabels afstand bijna betekenisloos maken, diezelfde afstand in onze geesten onoverbrugbaar blijft. De onvermijdelijke zwaartekracht van het provincialisme. De kleine minderheid die eraan weet te ontsnappen - de diplomaat, de zakenreiziger, de uitwisselingsstudent - lijkt dan weer te veronderstellen dat de uitdagingen rondom ons overkomelijk zijn: Europa is nog steeds een machtige speler en ook de Verenigde Staten blijven over onze schouder meekijken.

Europa lijkt ook niet in het reine te komen met zijn interne problemen. Op dat vlak wordt de verdwazing in stand gehouden doordat overheden er steeds toe neigen de werkelijkheid te verzachten. Buitenlands krediet is daarvoor steeds een populaire optie geweest, maar politici hebben ook de hele keynesiaanse theorie handig omgevormd, van de bestrijding van kortstondige dipjes in een langdurige onderdrukking van de economische realiteit. De laatste jaren heeft Keynes plaats geruimd voor een minstens even funeste politiek van geldverruiming, gegoochel met rentevoeten en het verpatsen van overheidsobligaties aan het buitenland. Daarbij komt nog eens het consumptiepopulisme. De goedkope import van gebruiksgoederen uit landen als China moet mee helpen de koopkracht op peil te houden, al levert het een vals gevoel van koopkracht op en gaat zo'n strategie nog meer ten koste van de eigen bedrijven.

Dergelijke interventies ontnemen samenlevingen de urgentie om zich aan te passen en in het reine te komen met hun tanende concurrentiekracht. Een deel van de bevolking wordt hard getroffen, maar zolang de hogere middenklasse gezapig kan blijven consumeren, is het alsof de onderlaag zélf verantwoordelijk is voor haar ellende.

Die toplaag zal zich ook vastklampen aan conservatieve ideeën die beloven met wat soberheid de welvaart op peil te houden, of aan liberaal vooruitgangsoptimisme met de impliciete belofte dat het allemaal wel zal overwaaien.

Maar economisch conservatisme biedt geen uitweg, en naïef vooruitgangsoptimisme al evenmin. De geschiedenis mag dan al grotendeels een vooruitgangscurve vertonen, die curve kent zeer bruuske knikken. De optimisten hebben het doorgaans ook nogal moeilijk met de vraag wat vooruitgang nu eigenlijk betekent. Vaak krijg je dan groei en technologie als antwoord. Het vooruitgangsoptimisme lijkt dezer dagen zelf een vorm van conservatisme geworden, routinedenken, geplaagd door een gebrek aan verbeeldingskracht.

Ik moet daarbij steeds denken aan De toverberg, een van de meest intrigerende romans van Thomas Mann. Het verhaal speelt zich af aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. 'We moeten het menselijke geslacht wegleiden uit de afgestompte lijdzaamheid en het opstuwen naar de fase van doelbewuste activiteit', oreert Settembrini in zijn sanatorium. 'We moeten de mensen aan het verstand brengen dat de gevolgen wegvallen als men de oorzaken opspoort en uit de weg ruimt.' Gemurmel was zijn antwoord.


Schaamlap

De westerse wereld en vooral Europa zijn dus bezig aan een bijzonder gevaarlijk spel. Eigenlijk zouden alle alarmsignalen op rood moeten springen, maar er beweegt amper wat. De sancties tegen Rusland mogen dan terecht zijn, zeker na het drama van vlucht MH17, ze lijken vooral een schaamlap voor het onvermogen van Europa om een stevig nabuurschapsbeleid te voeren, Oekraïne zelf mee te helpen opbouwen en na te denken hoe we de relaties met Rusland op termijn kunnen verstevigen. Uiteindelijk verschuilen we ons toch weer achter de Verenigde Staten. En dat geldt ook voor de crisis in Irak.

Verzaken we op het gebied van veiligheid aan onze verantwoordelijkheid door Amerika voorop te sturen, dan doen we dat op economisch vlak door centrale banken de problemen te laten verzachten. Intussen modderen overheden aan met halfslachtige besparingen en twijfelachtige investeringen. We reflecteren te weinig over hoe we de vermogens van de Europese gezinnen beter kunnen aanwenden voor investeringen die werknemers aan de slag doen gaan met ambitie en die bedrijven in Europa meer kansen bieden. Er is niets onvermijdelijks aan een nieuwe crisis. Ikzelf geloof rotsvast dat Europa nog steeds de toon kan zetten in deze eeuw, maar dan moet er urgentie zijn, en vooral het politieke leiderschap om de terechte angst en rusteloosheid te kanaliseren.

België mag het ten opzichte van andere Europese landen dan nog relatief goed doen, het zal mee in een langdurige crisis tuimelen als de rest van de regio geen nieuw economisch model vindt. Hoe de aanpassingscrisis zich zal manifesteren, of het de genadeklap zal zijn voor Europa, of het tot grootschalige onrust komt, en of Europa zelf geleidelijk zal opgaan in zijn turbulente omgeving, valt moeilijk te voorspellen. Maar als het zover komt, zullen vorsers in de stalen archieven van het Nobelinstituut ongetwijfeld met dezelfde frons als die van mij terugkijken op onze nieuwe tijd van de grote verdwazing.


Knack, 24-09-2014 (Jonathan Holslag)

Barst
2nd November 2014, 18:25
De Ontdekking van de Toekomst (2)

De gordel van onzekerheid


'Toen ik de foto zag waarop James Foley geknield in een oranje schort zijn onthoofding afwacht, was het alsof ik heel even die hand boven mijn schouder voelde. Zou die hand van de terreur ooit opnieuw tot in Europa kunnen reiken? Niet morgen, maar ergens in de levensloop van onze kinderen of kleinkinderen?', vraagt Jonathan Holslag zich af.


Het wordt steeds duidelijker dat de komende decennia weinig zullen lijken op de voorbije twintig jaar van globalisering, maar de vraag blijft hoe die wereld er zal uitzien. Wat zijn de belangrijke trends, de mogelijke game changers, de kansen en de dreigingen? In een reeks essays gaat Jonathan Holslag, docent internationale politiek aan de VUB, op zoek naar de grote verhalen van morgen.


De beul staat naast hem, één hand om een mes gebald, de andere rustend op de schouder van de slachtoffer. Toen ik de foto zag waarop James Foley geknield in een oranje schort zijn onthoofding afwacht, was het alsof ik heel even die hand boven mijn schouder voelde. Zou die hand van de terreur ooit opnieuw tot in Europa kunnen reiken? Niet morgen, maar ergens in de levensloop van onze kinderen of kleinkinderen?

Honderd jaar is een zucht. Gaan we terug in de geschiedenis, dan was de periode van West-Europese ongenaakbaarheid, zo tussen de aftakeling van het Ottomaanse Rijk en de opkomst van de Sovjet-Unie, erg kortstondig. In die periode streden de Europese landen er onderling op los. Ze konden het zich veroorloven. Europa's inwonertal was groter dan de hele bevolking van Oost-Europa, het Midden-Oosten, de Balkan en Noord-Afrika samen. Onze economische productie was bijna vier keer zo groot en ons militair overwicht verpletterend.

De twintigste eeuw maakte een eind aan dat leiderschap. West-Europa zette nog de toon in sociale rechtvaardigheid, regionale samenwerking, gendergelijkheid, en duurzaamheid. Maar voor de harde macht werd het volledig afhankelijk van de Verenigde Staten, en op economisch vlak van assertieve energieleveranciers uit het Midden-Oosten en Rusland. Of erger nog, het begon het te bedelen bij groeilanden om te komen investeren in stedelijk vastgoed of andere prestigeprojecten.

De balans zal verder doorslaan. Tegen 2050 zal de bevolking van de hele Europese Unie aangegroeid zijn tot 525 miljoen - vooral dankzij migratie. Het inwonersaantal van regio's rondom de Europese Unie zal uitdijen tot zowat 860 miljoen. We bevinden ons ook op een militair kantelpunt. In 2013 was het totale defensiebudget van het Midden-Oosten, Oost-Europa, de Balkan en Noord-Afrika voor het eerst groter dan dat van de EU. Europa heeft niet langer het vermogen om grootschalige operaties uit te voeren. Technologisch is het weldra volledig afhankelijk van de Verenigde Staten, terwijl andere krijgsmachten zich naar believen kunnen bewapenen vanuit Rusland, China, of elders.

De crisis in Oekraïne heeft alvast duidelijk gemaakt hoe één mobiele luchtafweerinstallatie en een paar duizend huurlingen Europa compleet in zijn hemd kunnen zetten. Er waren sancties, jazeker, en de NAVO mocht met de spierballen rollen, maar wat uitbleef, was een Europese strategie. Nee, Vladimir Poetin zit niet te broeden op een nieuw Russisch rijk, om de eenvoudige reden dat hij daar de slagkracht niet voor heeft. Een invloedssfeer, dat is de ambitie.

Waar Poetin vooral van profiteert, is het vacuüm dat wij mee hebben gecreëerd. Op papier hadden we alles gereed om een sterk partnerschap met Oekraïne te bouwen, maar telkens als ik in Kiev kwam, klaagden politici en ondernemers dat de handel met Europa taande en er nauwelijks politieke belangstelling bestond. Dat gaf Poetin de gelegenheid om zijn prestige te vergroten, maar eigenlijk blijven de Russen vooral zeer onzeker over hun eigen kwetsbare grenzen in het zuiden en het oosten.

Rusland is de voorbije maanden over de schreef gegaan, maar het kan nog erger worden als we er niet in slagen de banden opnieuw aan te halen en een sterk partnerschap te bouwen dat niet uitsluitend door het Kremlin loopt. Of het nu gaat om Rusland, Turkije, Iran of Saudi-Arabië, ze hebben alle een toenemende frustratie en teleurstelling ten aanzien van het Westen gemeen. En hoe minder Europa erin slaagt de spanningen met deze mogendheden te beperken, hoe minder bevreesde lidstaten in de buitenrand overtuigd zullen zijn van het belang van Europese samenwerking.


Uitgestrekte brandhaard

Dan zijn er het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Dat de IS-strijders een kalifaat zullen stichten, lijkt me onwaarschijnlijk. Zelfs de Ottomaanse kaliefen wisten zeer goed dat je met terreur alleen geen rijk bouwt. Evenmin geloof ik dat de regio verdeeld zal worden in invloedssferen, om de eenvoudige reden dat de greep van grootmachten als Iran en Turkije te zwak is. Het meest waarschijnlijk is een uitputtingsslag, waarbij rebellen het voortbestaan van stabiele staten onmogelijk maken.

Indien het nieuwe militaire bewind in Egypte het land niet uit de onzekerheid kan loodsen, zal er zich een brandhaard uitstrekken van het Taurusgebergte tot aan de Perzische Golf en verder tot in Libië en wellicht ook Algerije. Eigenlijk verdwijnt de situatie zoals Europese kaartenmakers ze ooit hebben gecreëerd. Maar dat is niet de essentie. De belangrijkste vraag is waarom de staten hier nooit echt levensvatbaar werden en waarom de religieuze verschillen niet konden worden overbrugd.

Dan kom je terecht bij grote economische problemen. Jazeker, veel landen zitten op flinke grondstoffenvoorraden, maar net die verhinderden de ontwikkeling van een brede industriële basis. In plaats daarvan groeide een diensteneconomie die afhangt van opnieuw de grondstoffensector, ontstond heel veel ongelijkheid en werd de stedelijke bevolking geplaagd door werkloosheid en inflatie. Die stedelijke bevolking is nu de speelbal geworden van rivaliserende groepen, de ene al misdadiger of extremistischer dan de andere.

'Geen sterk land zonder een sterke economie', zei de Egyptische leider Abdel Nasser ooit en net dat maakt mij bijzonder sceptisch over de regio. We zijn in een neerwaartse spiraal beland waarin geweld de economie verder verzwakt en de economische uitzichtloosheid het politieke verval bespoedigd. De gordel van onzekerheid zal zo verder ontaarden in een transitzone van de georganiseerde misdaad, mensenhandel en terrorisme.

Op langere termijn blijft de vraag wat uit het stof en het zand zal opstaan: een meesterlijke krijgsheer, een charismatische leider wiens boodschap religie en ras overstijgt, of een soort Moslimbroederschap voor alle moslims. Met honderden miljoenen mensen verenigd in ellende en oorlogsmoeheid, moet dat er vroeg of laat van komen. Die formidabele kracht zal het Westen waarschijnlijk niet gunstig gezind zijn, of minstens elke zwakte proberen uit te buiten.

Onze kinderen en kleinkinderen zullen dus geconfronteerd worden met enorme onrust. En wees er maar zeker van, we kunnen de situatie nog meer verknoeien: om te beginnen door de fundamentele machtsverschuivingen te negeren. Ik kan me al voorstellen dat zodra de rust is teruggekeerd in Oekraïne en de terreurzaaiers van de IS murw zijn geschoten met drones en ander tuig, onze Europese leiders zullen declameren: het kwaad is overwonnen en dat was het dan.

Evenmin bestaat er een militaire oplossing. Jazeker, Europa moet investeren in harde macht, al was het maar om strategische partnerschappen te bouwen met de regionale machten, de lidstaten aan de rand te beschermen en bedreigingen af te schrikken. Maar militaire middelen zullen nooit volstaan om criminaliteit, vluchtelingenstromen, terrorisme en ideeën van radicalisering af te blokken. De grenzen zijn daarvoor te lang en te poreus, de banden tussen de gordel van onzekerheid en onze eigen steden te sterk.


In verval

Het zou ook niet zinvol zijn om net als de Amerikanen de wereld te gaan opdelen in het goede en kwade. Neem Vladimir Poetin. De man mag dan een autoritair figuur zijn en bloed aan de handen hebben, zijn frustratie over de westerse arrogantie is voor een stuk te begrijpen. Het zou al helemaal dom zijn om als gevolg van de opmars van de radicale islam gewag te maken van een botsing van beschavingen. In bijna alle Arabische landen die ik bezocht, viel op dat de bevolking erg beducht bleef voor haatpredikers.

Het komt mij voor dat we niet zo zeer te doen hebben met botsende beschavingen, zoals Samuel Huntington dat verwoordde, maar met 'botsende ontaarding'. Het Midden-Oosten zoals wij dat hebben gecreëerd is in verval en de bevolking groeit sneller dan de steden kansen scheppen. Maar ook de Europese Unie is in verval. Wij hebben de voorbije decennia schromelijk gefaald om onze invloed te versterken in een regio die echt uitkeek naar meer samenwerking.

De belangrijkste verklaring is dat Europa dat ook voor zijn eigen samenleving niet heeft kunnen doen. Zolang Europa geen samenlevingsmodel vindt dat weer kansen schept, inspireert en ambitie losmaakt, zullen eerst de lidstaten aan de buitenrand langzaam lossen. Je ziet nu reeds dat steden als Lissabon en Palermo steeds meer beginnen te lijken op die aan de andere kant van de Middellandse Zee - het nieuwe grote kruispunt van de ontreddering.

Het hoeft evenwel zo niet te gaan. Europa kan zich ontwikkelen en opnieuw voluit als rolmodel fungeren, kansen delen met zijn nabuurschap en vooral mee investeren. Er is geen enkele reden waarom we de honderden miljoenen inwoners rondom ons als een minder belangrijke economische kans zouden beschouwen dan India, dat evengoed wordt geplaagd door onrust en corruptie, of China aan het begin van de opening.

De gordel van onzekerheid omvormen in een gordel van voorspoed, en stevige partnerschappen bouwen met landen als Rusland en Turkije, dat is wat Europa te doen staat. Europa heeft een eigen invloedssfeer nodig met de ambitie die om te vormen tot een veilige en welvarende omgeving.


Knack, 01-10-2014 (Jonathan Holslag)

Barst
2nd November 2014, 18:32
De Ontdekking van de Toekomst (3)

Alle wegen leiden naar Peking


Niets is typerender voor het Europese gebrek aan vertrouwen dan de euforie over het Aziatische groeimirakel en de verwachting dat landen als China onze economie uit het slop zullen trekken. Velen kijken met open mond toe hoe Azië zichzelf met zijn eindeloze drommen arbeiders en zijn ontelbare fabriekshallen naar de top van de internationale orde stuwt. Jazeker, de Aziatische werklust en ambitie zijn aanstekelijk. Azië werkt op Europa als Viagra op een oudemannetjeshuis.


Eigenaardig genoeg zien veel Aziaten zelf dat anders, en dat laten ze blijken ook. De voorbije jaren rolde er een golf van sociale onrust door de regio. Sinds 2000 zette Azië een jaarlijks groeicijfer neer van ruim 6 procent. Dat is fors, maar de inflatie steeg jaarlijks met 4 procent en wiste dus het grootste deel van de nieuwe koopkracht uit. De groei vertaalde zich in een jaarlijkse toename van de werkgelegenheid van 0,8 procent, terwijl de bevolking tussen 16 en 65 met 1,1 procent per jaar groeide. Honderden miljoenen Aziaten blijven dus afhankelijk van informele baantjes of onzekere inkomsten uit kleine landbouwperceeltjes. Er is ontevredenheid over corruptie en het uitblijven van politieke vrijheid, wat ook blijkt uit de straatprotesten in Hongkong.

Belangrijk is dat de prestaties van de meeste Aziatische landen verbleken bij China's steile klim. Dikten de jaarlijkse inkomens in Azië sinds 2000 jaarlijks gemiddeld met zowat 50 euro aan, dan was dat in China bijna 150 euro. China neemt sinds de eeuwwisseling het leeuwendeel van de Aziatische industriële sector voor zijn rekening en duwt de andere landen in de rol van grondstoffenleverancier en afzetmarkt. Of maakt er, zoals Laos en Cambodia, een vakantiepark van.

Het probleem met China is dat de Communistische Partij vele miljarden euro's spaargeld van de gezinnen op het spel heeft gezet om die industrie te ontwikkelen en dat veel van de fabrieken niet kunnen overleven zonder export of nog meer financiële hulp. Door de beperkingen op kapitaaluitvoer hebben gezinnen weinig andere keus dan hun geld naar de staatsbanken te brengen, die het dan goedkoop aan bedrijven en overheden uitlenen. Dat brengt ons meteen bij een eerste spanningsveld: net nu de Chinese bevolking van de rijkdom geproefd heeft, willen de buurlanden hun welvaart veilig stellen. Japan wil bijvoorbeeld voorkomen dat zijn industriële basis verder wegkwijnt en India wil zelf honderd miljoen nieuwe banen in de industrie.

Shanghai

Shanghai © Reuters

Als China ooit een rijk land zou worden, kan het ook meer investeren in de industrie van armere landen, maar op korte termijn wil het zelf nog meer en vooral betere fabrieken. Eigenlijk bereikt China het punt waarop industrialiserende landen in het verleden een rijk begonnen te bouwen. Peking is er als de dood voor om als een nieuw rijk te worden bekeken. In plaats van oorlogsschepen stuurt het handelsdelegaties die de toegang tot grondstoffen en afzetmarket veiligstellen.


Alle wegen leiden naar Peking

Ook zonder geweld ontstaat er een Aziatische machtsorde waarin alle wegen naar Peking leiden. Hoe zeer de Volksrepubliek ook vasthoudt aan het principe van gelijkheid tussen landen, de uitkomst van wat China wil, kan alleen maar een nieuw Middenrijk zijn. De controle over grensgebieden als Tibet, Xinjiang, Taiwan en de Zuid-Chinese Zee betekent automatisch de controle over cruciale strategische waterreserves, grondstoffen en doorvoerroutes. Met 1,3 miljard inwoners impliceert de ambitie om een rijk land te worden onvermijdelijk dat het bijna alle andere buurlanden, op India na, zal overschaduwen en ook over de meeste middelen beschikt om te investeren in militaire macht. Het zou fout zijn om China als een opkomend rijk van het kwade te beschouwen, maar een rijk blijft een rijk. Het is intimiderend en bedreigend.

Net dat aspect van Azië zien we in Europa vaak over het hoofd. Nog nooit waren de economische relaties tussen China en landen als Japan, Vietnam en de Filipijnen zo verstrengeld en nog nooit was het publieke wantrouwen zo groot. China kan dan wel beloven dat het geen agressieve macht zal zijn, maar garanties zijn er niet en, trouwens, wat is agressie? Militaire macht gebruiken om eilanden te verdedigen die Peking als eigen territorium beschouw is vanuit Chinees perspectief niet agressief, maar puur defensief. Het belangrijkste strijdperk is de maritieme zone tussen het Aziatische continent, Japan en de Zuidoost-Aziatische archipel. De strijd gaat er om meer dan de controle van wat rotsen, olievelden en visgronden.

China heeft de voorbije tien jaar bijna meer geïnvesteerd in defensie dan alle buurlanden samen. Japan, India en Vietnam proberen tegenwicht te bieden door China in te sluiten in een web van partnerschappen, maar uiteindelijk rekenen ze allen op Amerika. De VS hebben afgelopen jaar een geavanceerd vangnet klaargezet. Met nieuwe satellieten, onbemande vliegtuigen, een netwerk van sensoren op de zeebodem en krachtiger radars langs de hele eerste eilandenketen wordt elke beweging van China gevolgd. P8-vliegtuigen staan klaar in Japan om China's geduchte onderzeebootvloot te treffen.

De kans is groot dat vooral confrontaties met kleinere staten escaleren of dat de grootmachten partij kiezen in een conflict tussen kleinere landen. Ook het toenemende nationalisme in Japan en India kan voor problemen zorgen, zeker aangezien China grensconflicten met hen heeft en een lange geschiedenis van rivaliteit. Ik geloof niet dat de huidige sterke politici, Shinzo Abe en Narrendra Modi, de economische uitdaging in hun land snel genoeg zullen kunnen aanpakken, waardoor de vraag reist of India en Japan nog wel een vuist zullen kunnen maken tegen China.

Ik vermoed helaas dat die kans klein is, vooral in het geval van Japan. De historische wrok tussen de twee landen is bijzonder groot en Japan heeft nu ook zijn militaire modernisering versneld. Rechtstreekse aanvaringen in de Oost-Chinese Zee nemen snel toe. Het groeiende verzet in Taiwan tegen hereniging met de Volksrepubliek heeft eveneens een negatieve impact op de verhoudingen tussen Peking en Tokio, om nog maar te zwijgen over Noord-Korea. Neemt men daar nog eens bij dat de economische onzekerheid in de twee landen snel groter wordt en externe vijandsbeelden politiek interessanter worden, en je schept een wel zeer brandbare cocktail.


Wantrouwen

Hoe de spanningen in Azië ook aflopen, nu reeds wordt duidelijk hoe de rivaliteit tussen de grootmachten het ook voor Europa moeilijker maakt om te gaan met onrusthaarden als Syrië. Het wantrouwen tussen China en het Westen bemoeilijkt beslissingen in de VN-Veiligheidsraad en laat landen als Rusland, Turkije of Saudi-Arabië toe het Westen uit te spelen tegen het Oosten om zo hun eigen belangen door te drukken.

De wapenwedloop waaiert ook uit naar de ruimte of de cybersfeer. Alle geavanceerde wapensystemen hangen af van die sferen en dus stellen de grootmachten alles in het werk om elkaars communicatie en commandoketens te kunnen treffen.

Veel politici willen dat Europa een actievere rol gaat spelen in Azië. Geopolitiek analfabetisme speelt ons daarbij duidelijk parten. Om te beginnen is het alleen maar schijn dat Azië, zoals we vaak van onze diplomaten horen, echt belangstelling heeft om het Europese model van regionale integratie over te nemen. Ook de economische impact van Azië is, hoe vreemd dat ook klinkt, zeer klein. Een aantal grote multinationals mag dan wel flink in Azië geïnvesteerd hebben, maar wat daarvan aan inkomsten terugvloeit naar Europa is gering. Een kleine berekening leert dat de bijdrage van Azië aan het Europese bnp via de zogenoemde lopende rekening nul is. U leest het goed: nul.

Europese landen in hun kleine uithoekje van die roerige Euraziatische landmassa zijn op elkaar aangewezen. Onze geopolitieke prioriteiten vallen niet noodzakelijk samen met die van de Verenigde Staten. In plaats van mee de pivot naar Azië te maken, zouden wij onze positie tegenover de Aziatische gootmachten moeten versterken door de samenwerking met landen als Turkije, Iran en Rusland te herstellen, door onszelf onmisbaar te maken in Afrika, het Midden-Oosten, het Zwarte Zeegebied en het hoge noorden, en uiteindelijk de harde macht te behouden om de Aziatische grootmachten te raken waar zij het kwetsbaarst zijn: hun lange aanvoerlijnen naar het Midden-Oosten en Afrika. Dat is waar we het meest kunnen bijdragen aan de veiligheid van de Aziatische grootmachten, maar ook het meest druk kunnen uitoefenen als het in Oost-Azië zelf ooit zou komen tot een gewapend conflict.


Knack, 08-10-2014 (Jonathan Holslag)

Barst
2nd November 2014, 22:31
De Ontdekking van de Toekomst (4)

Hoe Europa een cyberkolonie werd


De cybersfeer is een van de belangrijkste strijdperken van de machtspolitiek van de 21e eeuw geworden en het heeft Europa veel tijd gekost om die nieuwe realiteit onder ogen te zien.


Er was een tijd dat je een enorme landmacht nodig had om een rijk te bouwen. In de vijftiende eeuw maakte Europa daar een eind aan. Dankzij onze kanonnen en karvelen hadden we genoeg aan enkele strategische forten en strafexpedities. Later perfectioneerden de Britten de kunst van het indirecte imperialisme, door lokale heersers om te kopen en de wereldzeeën te domineren. De Verenigde Staten zouden dat aanvullen met structurele macht, de kunst om via internationale standaarden en organisaties te heersen. Vandaag hoeft macht niet langer tastbaar te zijn om andere samenlevingen in ongelijke economische partnerschappen gevangen te houden. Maar de gevolgen zijn wél tastbaar en Europa lijkt zich steeds meer in het kamp van de verliezers te bevinden.

Kijken we alleen al naar de economische impact, dan gaf Europa in 2013 ongeveer evenveel uit aan buitenlandse ICT-bedrijven als aan buitenlandse olieleveranciers. Aan de ene kant is er de grote afhankelijkheid van Amerikaanse software. Ingevoerde Amerikaanse software, licenties en chips kosten Europa jaarlijks 20 miljard euro, maar op basis van jaarrapporten schat ik dat de Amerikaanse ICT-giganten in 2013 rondom 160 miljard euro aan investeringsinkomsten ophaalden in Europa. Dat is fenomenaal.

Aan de andere kant worden we meer afhankelijk van hardware, vooral uit Azië. Europa voert nu jaarlijks voor goed 360 miljard euro miljard aan hardware in. Het idee dat we dit zouden compenseren met geavanceerde chips, klopt niet. Ons tekort op de handelsbalans loopt op. Samsung is wellicht het bekendste Aziatische merk, maar vooral Chinese bedrijven zoals Huawei, ZTE en Lenovo zijn aan een opmars bezig.

De totale factuur - import en inkomsten van Amerikaanse investeerders - liep vorig jaar op tot zo'n 650 miljard Euro. De tragedie is dat Europa het op het vlak van innovatie zelf eigenlijk helemaal niet slecht doet. We registreren nog steeds veel meer ICT-patenten dan China en de kloof met de VS is zelfs wat geslonken. We hebben een groot aantal baanbrekende start-ups, maar zij slagen er niet in om tot een nieuw Apple uit te groeien, omdat bedrijven als Apple hen vaak in een vroeg stadium opkopen. Dat is de keerzijde van een wereldmarkt gedomineerd door een oligopolie.

Het blijft in China en de VS ook veel gemakkelijker voor bedrijven om het kapitaal op te halen dat nodig is om uit te breiden. Zoals Wall Street de Amerikaanse ICT-sector aandrijft, zo vinden bedrijven als Huawei genereuze steun rondom Fuxingmennei Street, waar de grote Chinese staatsbanken zijn gevestigd. Zij spenderen jaarlijks tientallen miljarden dollars aan krediet om de productiecapaciteit op te voeren en om buitenlandse klanten te winnen voor 'made in China'-producten. Recent nog kreeg het Spaanse Telefonica een kredietlijn van 1,2 miljard dollar voor een bestelling bij Huawei, Megafon 1 miljard dollar en zo gaat het maar door. En natuurlijk wordt Huawei heel snel meer concurrerend, omdat er door zo'n financiële platwals in Europa nauwelijks nog concurrentie overblijft.


Cyberstrijdperk

Net als in rijken uit het verleden volgt ook nu de vlag de handel. De Amerikaanse overheid steunt de regulering van de internationale markt op een manier die de bedrijfswereld zo veel mogelijk bevoordeelt. Dat betekent in de eerste plaats dat er zo weinig mogelijk regels en beperkingen zijn. China ijvert eveneens voor openheid. Toen de Europese Commissie besloot te onderzoeken of er door de enorme kredietlijnen van de telecomreuzen Huawei en ZTE sprake was van concurrentievervalsing, klaagde Peking over protectionisme. Het was economische machtspolitiek op haar best toen Peking Duitsland en Frankrijk voor de keuze stelde: een klein contract voor hun wegkwijnende telecombedrijven of een klacht tegen enkele andere industrieën. In een mum van tijd werd het onderzoek tegen Huawei en ZTE stopgezet.

Het blijft de vraag of Europa hoegenaamd zijn belangen nog kan verdedigen in onderhandelingen met Peking of Washington. Nadat Edward Snowden onthulde dat de Amerikaanse NSA in staat was om alle Europese leiders te bespioneren en nieuwe spionage tegen de Europese instellingen werd ontdekt, stelde een vertegenwoordiger van de Europese Commissie: 'Het is moeilijk een eerlijk akkoord te bereiken als je tegenpartij steeds weet wat je volgende stappen zijn.' Met andere woorden: de landen met de sterkste cyberspionage zijn het beste in staat om de zwakke plekken in de verdediging van de anderen te vinden.

De cybersfeer is een van de belangrijkste strijdperken van de machtspolitiek van de 21e eeuw geworden en het heeft Europa veel tijd gekost om die nieuwe realiteit onder ogen te zien. De NSA heeft een vermoedelijk jaarlijks budget van US$ 11 miljard. GCHQ, de Britse tegenhanger en getrouwe medewerker van de NSA, moet het met US$ 2 miljard doen, de Franse DGSE en ANSSI samen met US$ 900 miljoen, en de Duitse BSI met 110 miljoen.

Dat niemand in Europa er ook maar aan denkt om de krachten te bundelen is natuurlijk een groot voordeel voor de andere mogendheden.


Spioneren en bedriegen

Spioneren en bedriegen doen alle hoofdrolspelers, maar Europa betreedt het internationale strijdperk kreupel. Er zijn ook grote gevolgen op vlak van veiligheid. Een gefragmenteerd Europa zal het moeilijk blijven hebben om zich te verdedigen tegen cyberaanvallen. In de aanloop tot de annexatie van de Krim werden Europese en Oekraïense doelwitten aangevallen door een agressieve Russische variant van de Amerikaanse Stuxnet computerworm. In het verleden werden Franse en Britse gevechtsvliegtuigen aan de grond gehouden na de verstoring van het software.

Cyber wordt dus ook erg belangrijk in conventionele oorlogvoering. Neem de nieuwe F-35, het gevechtsvliegtuig dat ook Nederland kocht. Recent ontving ik een zeer interessant rapport waarin een Amerikaanse generaal beschreef hoe de F-35 in staat zal zijn om zijn radar als cyberwapen te gebruiken. 'Het straalt energie uit in digitale nulletjes en eentjes en die straal kan men richten op een bepaald doel,' legde hij uit. 'De radio's en radars van een vijand werken op computers en dus kun je signalen op hen af sturen om hen te hacken. Als die computers dan ook nog eens in verbinding staan, kan je virus zich verspreiden doorheen hun hele netwerk.'

Dit mag dan spannend lijken voor landen die het tuig hebben aangeschaft, maar het toont ook opnieuw hoe verslaafd we zijn geworden aan buitenlandse knowhow in de nieuwe vormen van oorlogsvoering. We hebben nog steeds hoogtechnologische bedrijven, maar met defensiebudgetten die worden teruggedrongen, staan die bedrijven voor de keuze tussen bankroet en het delen van hun technologie met veeleisende klanten elders. Aan de afhankelijkheid van militaire technologie hangt een prijs, vooral dan het opofferen van strategische economie, gewicht in onderhandelingen en, uiteindelijk, de ontwikkeling van een evenwichtig trans-Atlantisch partnerschap.


Spiegeltjes en belletjes

Hoe komt het toch dat Europa de krachten maar niet bundelt? Om te beginnen zijn er een aantal politici die als het aan komt op vrijhandel heiliger willen zijn dan de paus. Zij denken dat regels moeten worden nageleefd, zelfs als de rest van de wereld de boel belazert. Het heeft ook te maken met een bijna wanhopige poging om zich vast te klampen aan het leiderschap van grootmachten in plaats van zelf de leiding te nemen. Noem het gerust een vorm van afhankelijke persoonlijkheidsstoornis bij politici. Grote ICT-leveranciers moedigen dat natuurlijk aan door enorme sommen aan lobbyisten. Zelf nam ik deel aan diverse projecten over Europese cyberveiligheid, gesponsord door Amerikaanse softwarereuzen. Nu zijn ook Chinese bedrijven hun offensief gestart: van Ajax tot mijn eigen universiteit. Ik neem ze dat niet kwalijk. Wij zouden zelf beter moeten weten.

Waarom richten we bijvoorbeeld geen investeringsfonds op zodat we onze start-ups kunnen ondersteunen? Waarom geven we Europese Commissie geen steviger mandaat om de nieuwe monopolisten van de microchip aan te pakken? Waarom richten we geen Europese NSA op, dan zijn we meteen ook van de spionage-argwaan tussen de lidstaten af? Waarom slaan we de handen niet in elkaar om onze kritische infrastructuur beter te beschermen? En vooral: waarom stellen we ons zelf niet kritischer op tegen de digitale hypes die men elders op ons los laat, hypes als de cloud of de laatste nieuwe Iphone? Het probleem zit niet zozeer in de technologie, maar in ons onvermogen om er kritisch mee om te gaan. Europa reageert een beetje zoals de Amerikaanse inboorlingen reageerden toen de Europese veroveraars hen in de vijftiende eeuw verlokten met spiegeltjes en belletjes. Maar nu zijn de rollen omgekeerd.


Knack, 15-10-2014 (Jonathan Holslag)

Barst
2nd November 2014, 22:37
De Ontdekking van de Toekomst (5)

De nieuwe ruimtewedloop


Hoe somberder de tijden op aarde, hoe groter het verlangen naar hogere sferen. Vroeger was dat God, vandaag zijn dat profane oorden zoals de ruimte. Het is zeer waarschijnlijk dat de aarde om zeep geholpen wordt door een nucleaire oorlog of een natuurramp, redeneerde de wereldberoemde wetenschapper Stephen Hawking, dus moeten we naar andere planeten reiken. Nu er in onze aardse economie nog amper winst te grijpen valt, zien ook private investeerders wel wat in het aanboren van een nieuwe markt – misschien wel een oneindige markt. Tijd dus om ons af te vragen of we met Europa de boot – of, beter gezegd, het ruimteschip – naar een nieuw tijdperk aan het missen zijn.


Blofeld

In Diamonds are Forever moet James Bond het opnemen tegen meesterbrein Ernst Blofeld, die een Amerikaanse raket kaapt om een laserwapen naar de ruimte te lanceren. Dat was in 1971 en in de bioscoopzaal. Tien jaar later deed Ronald Reagan met Star Wars een gooi om echte laserwapens de ruimte in te brengen. Het programma mislukte en met de instorting van de Sovjet-Unie verdween ook de belangstelling. Vandaag wakkeren de spanningen tussen de grootmachten de ruimtekoorts opnieuw aan.

China, de Verenigde Staten, Rusland en India spraken zich uit tegen de militarisering van de ruimte, maar ze doen er allemaal duchtig aan mee. Washington neemt geen blad voor de mond en verklaarde in de laatste vierjaarlijkse defensie-evaluatie te werken aan ‘een betaalbaar, dynamisch en veelzijdig systeem om aanvallen op ruimtesystemen af te schrikken’. Hetzelfde rapport wijst met de vinger naar ‘naties’ die het Amerikaanse vermogen om globaal te opereren bedreigen met ruimtewapens.

Voorlopig zijn raketten, ruimtependels en satellieten onbewapend, maar geen enkel militair systeem functioneert nog zonder de steun van satellieten. In 2013 alleen al werden een veertigtal militaire satellieten in een baan rond de aarde gebracht, tuigen voor communicatie, navigatie en spionage. De grootmachten werken aan technologie die ooit nuttig zou kunnen zijn in de ruimte.


Aarde

De weg naar Blofelds moordsatellieten is lang. Van Amerika, China en India weten we dat ze werken aan ruimtevernietigingswapens, maar het grootste deel van de wapenwedloop om de ruimte vindt nog steeds plaats op aarde. Een van de meest sensationele opties is het uitschakelen van satellieten met een raket. China, de Verenigde Staten en Rusland hebben hun capaciteit bevestigd met diverse tests. Wat ook tot de verbeelding spreekt, zijn de laserkanonnen waarmee satellieten kunnen worden verblind. Amerika en Rusland hebben die technologie nog van in de Koude Oorlog, China heeft ermee getest in 2006, Iran in 2011.

Die sensationele wapens zijn evenwel niet de meest doeltreffende. Het is veel gemakkelijker om satellietsignalen te jammen. Jaarlijks worden er tientallen incidenten met doelbewuste verstoringen gerapporteerd. Er wordt veel onderzoek verricht naar technologie die de grens tussen aarde en ruimte doet vervagen. De VS hebben daartoe het onbemande ruimtevliegtuig X-37 ontwikkeld. China wees de X-37 meteen aan als een platform voor mogelijke ruimtewapens en Peking reageerde prompt met een soortgelijk tuig, de Shenlong.

Het meest baanbrekend zijn ruimtetuigen die opstijgen en landen als een vliegtuig. De voortstuwing blijft daarbij het grootste obstakel, maar daar zouden hypersonische straalmotoren, de scramjets, een verschil kunnen maken. Zo denkt men erover om de kop op een raket te vervangen door een scramjet die vijf tot tien keer sneller dan het geluid op zijn doel afgaat, met de wendbaarheid van een vliegtuig. Dat maakt huidige raketafweersystemen kansloos. Alle grootmachten werken aan die technologie, maar Boeing heeft ook reeds aangekondigd dat de technologie interessant is voor de toegang tot de ruimte, zeker als ruimtependels met scramjets door een magnetische katapult de ruimte in worden geslingerd.


Budget

Moderne krijgsmachten kunnen niet meer zonder ondersteuning vanuit de ruimte en dat blijft de belangrijkste drijfveer van de ruimtewapenwedloop: doeltreffendheid winnen en die van de tegenstander verzwakken. Het zwaartepunt van die wedloop blijft de komende decennia op aarde en zal waarschijnlijk eerder verschuiven van zichtbare wapens naar onzichtbare virussen die in satellieten kunnen worden geïnjecteerd.

Maar niet alleen defensieplanners hebben hun zinnen op de ruimte gezet. Ook economische belangen spelen een rol. Commerciële satellieten en raketlanceringen leverden vorig jaar 315 miljard dollar op. Virgin Galactic laat 250.000 dollar neertellen voor enkele minuutjes gewichtloosheid. Investeerders hebben ook belangstelling voor grondstoffen, en volgens sommigen wordt de maan de nieuwe Goudkust.

De maan zou bulken van goud, wolfraam, platina en vooral het helium-3-gas. Je moet maar eens door Chinese wetenschappelijke tijdschriften grasduinen. Er wordt daar reeds gedacht aan een installatie die het gas uit maanstof wint, waarna het per ruimtependel naar een reactor op aarde gaat. Voor de coördinator van de Chinese maanexploratie kan er geen misverstand bestaan: ‘Ons langetermijnplan is een basis op te richten en de rijkdommen van de maan te ontginnen.’

Tja, liever naar de maan voor energie dan naar het Midden-Oosten. Twintig tot dertig jaar tijd zou er nodig zijn om van start te gaan. De NASA is nu ook in actie geschoten en heeft privéfirma’s uitgenodigd om te participeren in Cathalyst, een programma voor cargotransport naar de maan. Google heeft blijkbaar ook een kans geroken en belooft 20 miljoen dollar voor de beste onbemande maanlander.

Tot nu hebben die projecten als doel de aarde te bedienen, maar sommigen willen verder gaan. De ESA bekijkt aanwezigheid op de maan als een stapsteen naar verdere exploratie. Charles Bolden, de baas van NASA, stelde: ‘Als onze soort wil overleven, moeten we een multiplanetaire soort worden en naar Mars gaan en van Mars naar andere zonnestelsels.’ Zoals het er nu voor staat, worden er door verschillende landen maar liefst acht landingen op mars gepland in de komende twintig jaar.


Hendrik de Zeevaarder

De droom om naar de maan en Mars te reizen is niet nieuw, maar nu zijn er ook centen, zowel van private investeerders als van opkomende grootmachten. Je kunt mensen als de miljardair en Marsverkenner Elon Musk laten doorgaan voor een nieuwe Hendrik de Zeevaarder, een visionair die mee het pad effent voor ontdekkingen en nieuwe lucratieve monopolies. Maar je zou hem ook kunnen typeren als een megalomane gokker, goed op weg om een fortuin te verliezen aan een dom avontuur.

Bedrijven zoals SpaceX zullen de wereldeconomie niet meteen op zijn kop zetten. We zullen sneller betere energiebronnen ontwikkelen, gaande van zuinigere kerncentrales tot hernieuwbare energie, dan dat we gigantische oppervlaktes maanstof zullen kunnen afschrapen. Als we al ooit in staat zullen zijn om de maan te ontginnen, zal dat pas na het piekmoment van de wereldbevolking in 2050 zijn.

De megalomane plannen voor de ruimte hebben volgens mij eerder te maken met een gebrek aan verbeelding om van onze thuisplaneet een betere plek te maken, dan met een mogelijk gebrek aan plaats en grondstoffen. Ook een aantal wetenschappers hebben hierbij boter op het hoofd. De aarde warmt op: laten we dan een aantal satellieten de ruimte in knallen om het probleem te bestuderen. Waarom proberen we gewoon niet wat harder om het probleem op te lossen?

Een collega van de Amerikaanse denktank RAND zei me ooit: ‘Tja, koloniseren wordt steeds meewarig bekeken. Kijk naar de Verenigde Staten. We zijn gesticht door het uitschot van de oude wereld maar tweehonderd jaar later hadden wij die oude wereld wel onder de duimen. Zo zal dat ook gebeuren met de maan en mars.’ We kunnen ons dus maar beter schrap zetten. De kanonneerboten van de toekomst komen van de maan!

Ik vind dat een bijzonder intrigerend argument. Maar een nieuw rijk bouwen vanop een continent waar het goed toeven is, blijft iets anders dan een kolonie op de maan. Het grote voordeel van de ruimte is dat we in ons enthousiasme niet geconfronteerd worden met wat vaak het grootste obstakel is voor echte vooruitgang: ons eigen gedrag.

Een maankolonie mag dan nog niet voor morgen zijn, Europa is wel flink afhankelijk van communicatie via de ruimte. De grote vraag blijft of we onze afhankelijkheid van satellieten nog verder moeten opdrijven en of er geen alternatieven bestaan die Europa minder kwetsbaar maken. Dat zou wellicht echt een game changer zijn.


Knack, 22-10-2014 (Jonathan Holslag)

Barst
2nd November 2014, 22:40
De Ontdekking van de Toekomst (6)

De opkomst van de killerstad


In een reeks essays gaat Jonathan Holslag, docent internationale politiek aan de VUB, op zoek naar de grote verhalen van morgen. Deze week: de komende vijftien jaar zal de stedelijke bevolking met meer dan een miljard mensen toenemen. Hoe kunnen we onze wereld dan leefbaar houden?


U kent ze wel, de plaatjes van slimme projectontwikkelaars: hoekige witte torengebouwen, een pluk artificieel groen en enkele kuierende koppeltjes. Het stadsleven oogt mooi vanachter de tekentafel. De voordelen zijn talrijk: compact samenleven spaart open ruimte, stimuleert de creativiteit en vermengt groepen van diverse afkomst. Zo wordt het ook politiek een aantrekkelijk verhaal. Staatsmannen zijn er in Europa niet meer, dus maken we er maar stadsmannetjes van.

Stadslucht maakt gelukkig! Als ik door het centrum van een stad als Gent kuier, kan ik dat alleen maar beamen. Maar in de meeste Europese steden is de realiteit grauw en somber. Studies tonen aan dat het geluk steeds verder afneemt naarmate je van het dorp naar de buitenwijk en van de buitenwijk naar de stad trekt. Steden lijken helemaal niet op de gezellige plaatjes van stedenplanners. Bewoners van de stad zijn gefrustreerd over het gebrek aan autovrije ruimte, het schaarse groen, het straatvuil en de onveiligheid. En de stad polariseert: de ongelijkheid in grootsteden is groter dan elders én ook meer zichtbaar.

Dat steden broedplekken van creativiteit zijn, is ook een misvatting. De meeste banen in de stedelijke dienstensector zijn routineus en monotoon. Ze geven werknemers niet het gevoel dat ze hun talenten kunnen ontwikkelen. Laten we eerlijk wezen: wat is meer breindodend dan een landschapskantoor zonder uitzicht en zonder verse lucht? En ga maar eens na waar de meeste innovatieve bedrijven neerstrijken: niet in de stedelijke drukte, maar waar groen, ruimte en zuivere lucht voorhanden zijn.

De kosmopolitische mythe is vaak ook nadelig voor de economie. De idee dat de grootsteden de groeimotoren van de toekomst zijn, neemt bij politici de urgentie weg om na te denken over hoe de economie elders te lande kan worden aangezwengeld. Grootsteden hebben in Europa weliswaar een groot stuk van de economische leegloop in kleinere steden opgevangen, maar dat is niet duurzaam. Door bezuinigingen bij de overheid of automatisering bij bedrijven staan veel banen in de dienstensector onder druk. Landen die sterk afhangen van een grootstedelijke diensteneconomie hebben ook veel vaker grote handelstekorten dan landen waar dat niet zo is.

Grootsteden verzwakken ook onze samenleving. Binnen de stad is de samenhorigheid doorgaans zwakker dan elders en het ontstaan van een pendeleconomie slaat ook het sociale weefsel elders stuk. We verliezen dagelijks gemiddeld een uur in het verkeer, tijd ten koste van het gezin en verenigingsleven. Loop tijdens de spits de perrons maar eens af: muren van verzuring zijn het. Niemand praat, niemand lacht. Ligt dat aan de mensen, de opmars van iPad, de smartphone? Een praatje slaan maakt gelukkig, zo bleek uit onderzoek in de metro van New York. Tja, met wat pech heb je een uur lang een bolleboos aan de haak die je nog eens haarfijn de werking van het zonnestelsel wil uitleggen. Dan liever een romannetje op de iPad.


Konijnenhokken

Al die problemen stellen weinig voor vergeleken bij wat een groot deel van de ontwikkelingslanden te wachten staat. De komende vijftien jaar zal de stedelijke bevolking daar met 1 miljard mensen uitbreiden. Tegen 2030 zullen er wellicht 30 steden in Azië, Afrika en Latijns-Amerika zijn met meer dan 10 miljoen inwoners. Dat zijn geen grootsteden, maar megasteden.

Vooral in China gaat het hard. Als ik het centrum van Peking of Shanghai doorkruis naar de luchthaven, bekruipt me telkens weer een gelaten gevoel: de eerste ringweg, de tweede ringweg, de derde, de vierde, de vijfde, de zesde... de zevende. De ruimte ertussen wordt steevast opgevuld door troosteloze woontorens. Je moet zo’n woonblok eens bezoeken: konijnenhokken met een plasmascherm.

De Chinezen hebben nog het geluk dat hun urbanisering gepaard ging met industrialisering. Net zoals in Japan en Zuid-Korea zijn de inwoners van de grote steden er financieel op vooruit-gegaan. Dat is niet het geval in Zuidoost-Azië, Zuid-Azië en Afrika. De economische basis van de megasteden is daar veel zwakker dan in China. Als ik Dhaka, Lagos of Kinshasa bezoek, verbaast het me hoe de bewoners erin slagen in hun basisbehoeften te voorzien. Omdat het rurale achterland de bevolkingsgroei niet kan volgen, wordt een groot deel van de informele handel vervangen door ingevoerd voedsel. De georganiseerde misdaad ent zich gretig op het politieke machtsvacuüm dat in die grote steden vaak bestaat. Doordat ze van heinde en verre migranten aantrekken, lopen ook de etnische spanningen er vaak hoog op. In India bijvoorbeeld woedt een onzichtbare oorlog tussen verschillende bevolkingsgroepen.

Terwijl Europa worstelt met zijn verstedelijking, dreigen de nieuwe megapolissen van het Zuiden voor bijkomende problemen te zorgen. De criminele banden tussen de Afrikaanse megasteden en de Europese achterbuurten én Pradawijken worden steeds manifester. Hetzelfde kan worden gezegd over het religieuze radicalisme. Als die killersteden nu ook nog eens een incubator worden van killervirussen, wordt elke vlucht vandaaruit die in Brussel of Schiphol arriveert een mogelijke dreiging.


Middeleeuws stadspatroon

Achter de problematiek van de grote steden gaan een aantal diepere kwalen van onze tijd schuil: ons onvermogen om kwaliteitsvolle banen te scheppen, om groei te genereren buiten de dienstensector, om die groei ook duurzaam te maken en om een visie te ontwikkelen over wat voor samenleving we willen. Alles hangt met elkaar samen. In een aantal landen wordt het zonder meer zaak om mensen van de grootsteden weg te houden. In China denken ze daar nu op het hoogste niveau over na. Maar wat komt er in de plaats?

Laten we eerst bekijken wat mensen zelf willen. Er zijn diverse studies die een goed beeld schetsen van de ideale stad: ze heeft minder dan 100.000 inwoners, ze is compact, verkeersluw en groen. De woon- en werkfuncties zijn er verweven. Ze is organisch gegroeid, een beetje rommelig zelfs, maar helemaal opgetrokken uit natuurlijke bouwmaterialen in aardse kleuren. De ruimte rondom de steden is open en groen.

Als ik door de talrijke rapporten over de ideale stad blader, komt me een middeleeuws stadspatroon voor de geest: een organisch gegroeid geheel, vijf verdiepingen hoog en met alle comfort, compact en toch verbonden met andere steden om de zaken waar het werkelijk om gaat: de uitwisseling van bijzondere goederen, culturele kruisbestuiving... Ik beeld me ook in dat de huizen zijn gebouwd met bakstenen die hergebruikt kunnen worden. Stedenbouw als onderdeel van een circulaire economie. Je zou dan nog kunnen denken aan grootsteden, maar die dan zijn samengesteld uit een aantal kleine steden met gedeelde functies.

Onhaalbaar? Niets is minder waar. Neem opnieuw China. Als we uitgaan van steden met 50.000 inwoners met de bevolkingsdichtheid van Amsterdam, dan zouden al die steden samen slechts vier procent van de totale Chinese landoppervlakte inpalmen. Je zou telkens in een klein uur van de ene kant van zo’n stad naar de andere wandelen. Ruimtelijk moet het dus perfect kunnen, maar de economie moet wel anders worden georganiseerd. Sceptici zullen stellen dat je de klok niet meer kunt terugdraaien. Ik vrees dat we op de huidige wijze ook niet verder kunnen. De veiligheid en leefbaarheid van deze wereld staan op het spel.


Knack, 29-10-2014 (Jonathan Holslag)

Barst
18th December 2014, 17:53
De Ontdekking van de Toekomst (7)

Helpt een Googlebril ons echt vooruit als samenleving?


Het economisch debat moet ook gaan over welke soort welvaart we willen. 'Als consumenten zijn we kortzichtige opportunisten, maar we koesteren ook diepere verlangens.'


Wie meende dat de Franse stereconoom Thomas Piketty met zijn werk over ongelijkheid een somber beeld schetste, zet zich best schrap: de economische realiteit in Europa is nog onthutsender. Het gaat er niet om dat de rijken rijker en de armen armer worden, het gaat erom dat zowel arm als rijk er fors op achteruitgaat.

Optimisten houden vol dat de welvaart toeneemt. Het inkomen van een Europeaan is sinds de eeuwwisseling inderdaad met 46 procent gestegen. Maar breng je de inflatie in mindering dan blijft er van die stijging nog slechts vijf procent over. In een tiental lidstaten nam het werkelijk beschikbare inkomen de laatste jaren zelfs af. De huidige economische stilstand betekent in werkelijkheid een achteruitgang van de koopkracht. Dat geldt voor alle Europanen. Het blijft natuurlijk zo dat een inkomensdaling veel harder aankomt bij armen, maar eigenlijk gaan we solidair de economische neergang tegemoet.

Dan maar het advies van Piketty volgen en geld halen bij de rijken? Ik geloof niet in die remedie. Het bezit van de allerrijksten is inderdaad moeilijk te verantwoorden, maar stel dat we de hen zwaarder belasten: lost dat de achteruitgang van Europa op? Gaan we armen geld toestoppen om er stookolie uit het Midden-Oosten mee te betalen of goodies die we invoeren uit China? Nee, we moeten naar een slimmere herverdeling, een herverdeling van economische kansen en via die weg naar een herverdeling van de welvaart.

Dat we voor moeilijke aanpassingen staan, is duidelijk. Maar in welke sectoren we het best ons kapitaal investeren, onze arbeid, onze ruimte én onze verbeelding, daarover scheppen de economen geen klaarheid. Wat is de zingeving achter onze investeringen? Het antwoord op die vraag is cruciaal niet alleen voor het Westen. Ook de Chinezen, de Indiërs en de Brazilianen zitten gekneld in een groeimodel dat niet bestendig is. Als bij hen de groei gaat sputteren, zitten we pas echt in de knoei.

Laat de markt daarover beslissen, voeren de meeste economen aan. Dat brengt ons steevast bij technologie en innovatie, want daar zou de groei vandaan komen. Onderzoek wijst evenwel uit dat het verband tussen technologie en groei niet eenduidig is. Omdat we met veel meer landen concurreren om dezelfde technologie, worden de baten van een technologische voorsprong kortstondiger. De vraag is of innovatie steeds technologisch moet zijn, en vooral ook hoe we het kapitaal en de arbeid die vrijkomen door automatisering kunnen inzetten om een betere samenleving te bouwen.


Arbeid als bron van geluk

Het komt me voor dat we steeds op dezelfde muur botsen: het onvermogen om onze middelen een goede bestemming te geven. Dat probleem doet zich deels voor aan de aanbodzijde. Of het nu gaat om complexe financiële producten of het zoveelste hoogtechnologische gadget, het blijft gemakkelijk om de honger naar snelle winst aan te wakkeren met hypes. Een Googlebril is een pareltje van technologisch vernuft, maar helpt hij ons erop vooruit als samenleving?

Ook aan de vraagzijde is er een probleem: consumenten hebben de neiging het bezit te maximaliseren en de maatschappelijke kosten te minimaliseren of te negeren - denk aan verkeersellende, vervuiling, vereenzaming of het verdwijnen van lokale nijverheid. Eigenlijk zijn ze door dat schuldig verzuim even 'medeplichtig' als de miljardairs die ze steeds meer op de korrel nemen. Het is een catastrofale symbiose, die tussen de hypekapitalisten en de onkritische massa.

Als consumenten zijn we kortzichtige opportunisten, maar tezelfdertijd blijkt uit onderzoek dat we ook diepere verlangens koesteren. We willen groeikansen, variatie in ons werk, mooie steden, authenticiteit, erkenning en menselijke betrokkenheid. Heel veel van die zaken zijn niet eens in geldwaarde uitgedrukt - 'dat hoort toch ook niet!', hoor u zeggen. Tja, maar hoe drukken we dan wel onze waardering uit voor een mooie straat, een bos om in te joggen, een aangenaam klaslokaal voor onze kinderen?

Sommige zaken beschouwen we als vanzelfsprekend, omdat we er belastingen voor betalen en dus verwachten dat 'de gemeenschap' er wel zorg voor zal dragen. Maar wat als die gemeenschap daartoe onvoldoende geprikkeld wordt? De ontwerper van een smartphone wordt ongetwijfeld flink beloond voor zijn succes, en dat mag ook, maar wat doe je met een ondernemer die inzet op duurzaamheid, met een aannemer die gebruikmaakt van mooie bouwmaterialen, met de schoenenfabrikant die het ambachtelijke vakmanschap in ere houdt, met de bussenbouwer die gaat voor 0-emmissie? Zij zijn de echte bouwers van de samenleving van morgen.

Een deel van onze behoeften hebben we netjes uitgedrukt in geldwaarde, maar grote delen ook niet en dat maakt het lastiger om te investeren in goederen en diensten die onze samenleving werkelijk versterken. Ook zijn we arbeid te zeer gaan bekijken als een last. Een goede economie laat mensen net toe om een evenwicht te vinden tussen vrije tijd en werk waaruit we welbevinden en vreugde puren. Arbeid als bron van geluk en als bijdrage aan een sterke samenleving.
Kwaliteit lonend maken

Om te vermijden dat kapitaal blijft wegstromen naar zinloze bubbels moet de markt beter worden georganiseerd. Leveranciers of landen die menen de Europese markt in te moeten palmen door de waardigheid, de vermogens of de leefomstandigheden van mensen op het spel te zetten, moeten eruit. Die basisregel moet gelden zowel voor onze eigen bedrijven als voor bedrijven die naar onze markt exporteren. Productieketens zullen daardoor onvermijdelijk korter worden. Dat is geen protectionisme. De globalisering zal opnieuw gaan om die zaken die samenlevingen uniek maken, veeleer dan om de universalisering van de goedkoopcultus.

Doordat consumenten nauwer betrokken raken bij de productie, zullen zij de werkelijke waarde ook beter kunnen inschatten. Ook in diensten als onderwijs, transport en gezondheidszorg moeten consumenten kunnen uitmaken waar ze het meeste waar voor hun geld krijgen, zodat kwaliteit wordt beloond. Het maakt niet veel uit of je dat binnen de publieke of de private sector nastreeft, zolang je de basisdiensten maar voor iedereen toegankelijk houdt.

Diezelfde consument moet ook beter gevormd worden. Het valt op dat Europese landen die bewuster zijn op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid, ook economisch veel beter presteren, investeringen stimuleren en banen scheppen.

En ja, de overheid zal daarbij een rol moeten spelen. Net zoals ze mee de markt hielp organiseren toen Europa in de middeleeuwen overschakelde naar betere landbouwsystemen, en later naar de industriële samenleving en de diensteneconomie. Het belangrijkste daarbij is dat we de markt zo veel mogelijk vrij spel laten, maar onze producenten meer kansen gunnen door de markt naar een hoger niveau te tillen.


Europa op kop

Het economisch debat moet dus niet gaan over herverdeling, maar over de bestemming van de welvaart. Natuurlijk moeten de balansen in evenwicht, maar de economie moet weer een hoger doel gaan dienen. In een economie waarin de levenskwaliteit centraal staat, zijn de groeikansen ook onbegrensd. Net als de kansen voor welvaartsspreiding én geluk.

Die sprong kunnen we maken we als de overheid haar macht aanwendt om kwaliteit lonend te maken en dus ook de definitie van de macht te veranderen. Net zoals Europa de toon zette met het humanisme, de verlichting, de industriële revolutie en begrippen als sociale rechtvaardigheid en gendergelijkheid, zo denk ik dat Europa opnieuw een beschavingssprong kan maken en ook landen als China of de Verenigde Staten een alternatief kan bieden voor hun problematische ontwikkelingsmodel. Leve de onbeperkte groei!


Knack, 05-11-2014 (Jonathan Holslag)

Barst
18th December 2014, 17:58
De Ontdekking van de Toekomst (8)

'Europa is een watjessamenleving geworden'


'De middenklasse heeft zich teruggetrokken in haar kookboekenbibliotheken en slaat vanuit haar gesubsidieerde passiefwoningen gade hoe de wereld voorbij raast', schrijft Jonathan Holslag in een nieuw essay.


In vergelijking met China of de Verenigde Staten is Europa een watjessamenleving geworden. De middenklasse heeft zich teruggetrokken in haar kookboekenbibliotheken en slaat vanuit haar gesubsidieerde passiefwoningen gade hoe de wereld voorbij raast. Terwijl overbetaalde ambtenaren de samenleving arm rekenen, worden hun kinderen onderworpen aan bezigheidstherapie in muffe pedagogenpretparken. De onderklasse gaat met haar uitkeringen als een verslaafde te keer in dumpwinkels, om daarna vanachter ranzige instantmaaltijden naar nog ranziger spelprogramma's te kijken. Het laat haar koud dat de hele maakindustrie verdwijnt en dat de grenzen van Europa worden geteisterd.

Wat schrijf ik? De grenzen van Europa? Voor velen heeft het er alle schijn van dat de radicale islam is begonnen aan een destabiliseringscampagne van binnenuit, als de vijfde kolonne van het verval. Decadentie, dat is de term die spontaan opkomt bij het aanschouwen van de Europese samenleving op de drempel van de eenentwintigste eeuw. Voor zover men überhaupt nog van samenleving kan spreken. Het gaat eerder om samen doodgaan, collectieve euthanasie, toegediend door groeilanden, multinationals en mediabedrijven die er nog iets aan hopen te verdienen, en met welwillende sociaaldemocraten die in de gaarkeuken op krediet nog snel een laatste maaltijd in elkaar draaien. Willen we Europa redden, dan moet aan deze palliatieve toestand een einde komen: het infuus eruit en schoktherapie! Dat is althans de diagnose aan de rechterzijde.


Porscheburgerij

Hoe is het ooit zover met ons kunnen komen? De nieuwe generatie conservatieven op rechts wijst met de vinger naar het profitariaat aan de onderkant, de werklozen die in ons land alleen al elk jaar 13 miljard euro kosten, terwijl conservatief links de top verwijt miljarden aan belastinggeld te zijn kwijtgespeeld aan de strapatsen van de banken. Conservatief rechts klaagt de spilzucht van de welvaartsstaat aan, terwijl conservatief links fulmineert tegen zeer zichtbare falingen van de markt. De ene kant wijst naar de luiheid, ja zelfs de slechtheid van burgers, terwijl van de andere kant de inhaligheid van de Porscheburgerij op de korrel wordt genomen. Aan de ene zijde horen we kritiek op migrantengroepen als misbruikers van uitkeringen, aan de andere luidt het dat diezelfde migranten te veel verstoken blijven van echte kansen.

In deze warme herfst dreigt deze stellingenoorlog verder te worden aangewakkerd. In België hebben de rechtse conservatieven nu het initiatief. Als de soberheidspolitiek vijf jaar lang gepaard zal gaan met groeivertraging, kun je er donder op zeggen dat het kiezerspubliek conservatief links opnieuw aan de macht zal brengen. Zo is dat sinds het uitbreken van de eurocrisis in een groot aantal lidstaten gegaan. Dat opbod van links en rechts conservatisme is catastrofaal.

Dat ons maatschappelijk model onbetaalbaar dreigt te worden en dat er misbruik bestaat, is duidelijk. Daar heeft rechts een punt. Maar er is geen bewijs dat de welvaartsstaat en de herverdeling oorzaak zijn van het gebrek aan maatschappelijke samenhang, verantwoordelijkheid en ambitie. Wat indicatoren als ondernemingszin, leergierigheid, consumentenverwachtingen en engagement betreft, scoren de meest genereuze welvaartsstaten in Europa nog steeds het best. Meer nog, het zijn doorgaans ook de meest productieve. Andersom, zoals uit het vorige essay bleek, is de afbouw van de welvaartsstaat door allerlei lastenverlagingen allerminst een garantie op méér ondernemerschap of bereidheid van bedrijven om te investeren.


De wet van de middelmaat

Dat er vandaag te weinig burgerzin en betrokkenheid bestaan om een sterke samenleving overeind te houden, lijkt me evident. Ook daar begrijp ik de frustratie van rechts. Ik ben het evenwel niet eens met die rechtse conservatieven die beweren dat de mens intrinsiek slecht of lui is en enkel tot discipline of burgerschap wordt gedwongen als je hem confronteert met zijn eigen zwakheid. Toegegeven, ik kan me vaak niet ontdoen van de indruk dat de wet van de middelmaat heerst en dat de idioten van onze samenleving de nieuwe helden zijn geworden. Maar slecht? Nee. Uitgaan van die premisse leidt tot een cultuur van onderling wantrouwen, en als er iets desastreus is voor het overleven van een samenleving dan is het dat wel. Wat wel klopt, vermoed ik, is dat de mens neigt naar opportunisme en doorgaans als een kuddedier poogt zijn geluk te maximaliseren en de inspanningen te minimaliseren.

Net in die bijstelling schuilt een belangrijke kans. Geluk is meer dan genot. Als ik er de talrijke studies over geluk op na lees, dan kom ik tot de volgende conclusie: mensen laten zich gemakkelijk afglijden in een situatie van passief genot, maar stiekem hunkeren ze steeds naar een hoger doel. Dat kan gaan om kinderen, een voetbalclub of een godsdienst. Genot wordt pas geluk als het betekenis krijgt. Voor die betekenis zijn we afhankelijk van anderen. Ziehier, een onvoorstelbare kans voor politiek leiderschap!


Leiderschap

In plaats van polarisatie, van zwart en wit, vertrekt echt politiek leiderschap van de aanvaarding van grijs en maakt het een verschil met een heldere visie die de grijze massa doet verlangen naar meer. Politiek leiderschap is per definitie progressief. Het gelooft dat mensen en samenlevingen ondanks hun egoïstische doelstellingen toch in staat zijn een betere toekomst te scheppen, door de neuzen in dezelfde richting te zetten en elkaar tot verantwoordelijkheid, betrokkenheid en burgerschap aan te zetten. En zelfs als de weg naar die doelen moeizaam is, bochtig, en onvoorspelbaar, ja zelfs als zij nooit volledig zullen worden gerealiseerd of moeten worden bijgesteld, dan nog blijft politiek leiderschap succesvol met elke stap die het de samenleving voorwaarts doet zetten.

Dat geloof is voor mij meteen het verschil tussen politiek realisme en cynisme. Realisten maken zich geen illusies: eigenbelang en conflict blijven de samenleving typeren, maar egoïsme en machtswellust kunnen door een visie worden omgebogen in vooruitgang. Cynici die daar niet in geloven, kunnen in de politiek niets komen doen, behalve tijd verliezen door zich de misleidende schijn van staatsmanschap aan te meten. Wij hebben leiderschap nodig, geen gramschap.


Wakker schudden

Niets is gevaarlijker voor een samenleving dan cynisch conservatisme, of dat nu komt van de linkerzijde of van de rechterzijde. Wat we in Europa nodig hebben is een nieuwe generatie vooruitstrevende leiders, leiders die de samenleving wakker schudden, maar, en dat is essentieel, die ook richting geven aan de bezorgdheid en de energie die daarmee vrij komen.

Leiderschap begint met visie. Belangrijker dan de diagnose te maken van wat scheef zit, is het een beeld te hebben van hoe het beter kan. De ambitie moet zijn om verder te gaan dan wat we tot nu toe in onze Europese samenlevingen hebben opgebouwd. De huidige watjessamenleving, om het zo nog maar eens uit te drukken, mag op de schop, maar dan moet het alternatief duidelijk zijn. Afbraak zonder plan voor opbouw is vernietiging.

Als dat plan er is en als ook de intrinsieke overtuiging bestaat dat het plan beter én haalbaar is, wordt het een zaak urgentie te creëren en zo hard mogelijk aan de boom te schudden. Dat is het moment voor de shocktherapie. Als er werkelijk een ambitie bestaat om mensen opnieuw vooruit te doen bewegen, dan heiligt het doel de middelen en mag er al eens sterke taal gebruikt worden.
Progressief of niet

Vervolgens komt het erop aan te mobiliseren. Mensen moeten het belang inzien van de aanpassingen. Leiderschap behelst dan dat niet alleen de doelen worden uitgelegd, maar ook de stappen ernaartoe. Als er offers verwacht worden, moet worden verduidelijkt wat die offers opleveren. Als mensen en middelen verschoven moeten worden uit één sector, dan moet het helder zijn hoe zij beter kunnen worden ingezet in een alternatieve sector. Als wordt gepleit voor burgerschap, moet worden toegelicht wat burgerschap betekent. Als mensen geacht worden te ondernemen, moet men kunnen aangeven waarin men moet ondernemen. Als nieuwkomers zich 'maatschappelijk moeten aanpassen', moet het helder zijn waar die maatschappij voor staat en welke rol zij kunnen spelen.

Tot slot wordt het zaak de condities te scheppen om burgers, bedrijven, verenigingen, wetenschappers en artiesten hun rol te laten spelen. Daar wordt het praktisch. Het komt aan op afspraken, regels, het organiseren van markten en het aanwenden van macht om stoorzenders buiten spel te zetten en passievelingen te activeren. Maar dus eerst de visie - en die zal progressief zijn of zij zal niet zijn.


Knack, 12-11-2014 (Jonathan Holslag)

Barst
18th December 2014, 18:03
De Ontdekking van de Toekomst (9)

Waarom we opnieuw samen moeten dromen


'Kunnen we in Europa een nieuwe wedergeboorte in gang zetten, zonder ons eerst door nieuwe middeleeuwen te moeten slepen? Dat is de vraag die me nu enkele jaren door het hoofd spookt', schrijft Jonathan Holslag in zijn laatste essay.


Misschien vond u dat ik in de voorgaande essays het dilemma te scherp stelde en in mijn somberheid over de wereld overdrijf. Maar hoe harder ik zoek naar argumenten die mijn bezorgdheid ontkrachten, hoe meer zij werd bevestigd.


Vier grote trends

Ik zie vier grote trends. Ten eerste is er de toenemende onrust als gevolg van de kenterende machtsbalans tussen de hoofdrolspelers in deze wereld. Vaak wordt opgemerkt dat de afname van macht slechts relatief is en dat de voorspoed van het ene land niet noodzakelijk ten koste gaat van een ander land. De voorbije weken heb ik in de Balkan en Oost-Europa nog eens vastgesteld dat landen nog steeds achteruit kunnen boeren. Het werkelijke inkomen in Oekraïne, Bosnië, Servië en Rusland ligt 20 tot 30 procent lager dan in 1990. En die evolutie blijft niet beperkt tot de voormalige Sovjet-Unie. Ook in West-Europa neemt het werkelijke inkomen af.

Dat heeft te maken met een tweede trend. Economen stellen graag dat de cake dankzij de globalisering voor ons allen steeds groter wordt. Dat is ook zo, maar hij wordt ook steeds luchtiger. Kijken we naar het bnp, dan is de welvaart sinds 1990 veel harder gegroeid in vergelijking met de periode tussen 1970 en 1990. Trek je daar de inflatie af, dan blijft er van dat verschil al veel minder over. Ga je na wat een gemiddelde aardbewoner er uiteindelijk aan overhoudt, dan is de welvaartstoename sinds 1990 aanzienlijk kleiner geworden. Ook de banenschepping is wereldwijd verminderd. Meer groei dus, maar minder tastbare baten.

Hoeft het dan te verwonderen dat ruim de helft van de respondenten in een recente wereldwijde peiling door denktank Pew Research Center ontevreden is met de toestand in hun land? Die ontevredenheid zal verder worden vergroot door een derde trend: schaarste. Opnieuw, met al onze kennis en technologie zou er eigenlijk geen schaarste mogen zijn. Veel kennis wordt evenwel te traag in oplossingen omgezet. Daardoor zal de strijd om grondstoffen het komende jaar meedogenloos blijven en dreigt de bevolkingsgroei de zeer kwetsbare leefomgevingen in Afrika, het Midden-Oosten en Zuid-Azië verder te ontwrichten. Dat zal leiden tot meer migratiedruk en competitie om jobs in de steden.

Een vierde trend is de groter wordende kloof tussen slimme technologie en achterlijke samenlevingen. We slagen erin om atomen te herschikken, maar niet om stipt openbaar vervoer te organiseren. We zijn te zeer gaan geloven dat alle vooruitgang technologisch moet zijn, terwijl vooruitgang toch eerder een zaak blijft van hoe we de samenleving inrichten en hoe we onszelf met al onze capaciteiten in die samenleving kunnen ontplooien. Technologische vooruitgang zonder een visie voor maatschappelijke vooruitgang, maakt van mensen een weke massa die de verandering ondergaat.


In de loopgraven

Die evoluties dragen bij tot een vijfde trend: protectionisme, de poging om te houden wat je hebt, zonder zelf te veranderen. De ene schaart zich achter een antimigrantenpartij, de andere achter een stakingsgretige vakbond of een sterke leider als Vladimir Poetin of Recep Tayyip Erdogan. We zijn langzaamaan opnieuw in de loopgraven aan het kruipen en daar komt vroeg of laat gedonder van.


De nieuwe middeleeuwen

Nieuwe handelsoorlogen en gewapende conflicten tussen staten zijn de komende decennia zeer waarschijnlijk. Of dat nationalisme en geweld de staten ook zal redden, is de vraag. Ik sluit niet dat meer en meer staten, inclusief grote landen als India, intern zullen verbrokkelen in kleinere regio's of megasteden met telkens een eigen achterland. Laat daar nieuwe volksverhuizingen als gevolg van armoede en klimaatverandering op los, of religieuze spanningen, en u krijgt een idee hoe de nieuwe middeleeuwen eruit kunnen zien.

Europa kan het zich niet veroorloven om in zijn schelp te kruipen. In de huidige wereld is het lachwekkend dat Europese dwergstaten zich opnieuw achter hun vlag en volkslied wegsteken, of zich verschansen in hun afbrokkelende tempels van welvaart. De enige kans die we hebben, is net een nieuwe wedergeboorte. Beetje bij beetje begint dat te dagen bij burgers. Overal in Europa ontluiken nieuwe burgerbewegingen voor een betere samenleving. Ondernemers praten over het einde van het huidige economische model en de behoefte aan iets beters. Zelfs academici komen schuchter hun ivoren toren uit.


2 denkfouten

Een aantal denkfouten staan evenwel nog steeds in de weg, niet het minst de volgende redenering: Europa is belangrijk, dus moeten we de euro redden, dienen overheden op dieet en moeten burgers de tering naar de nering zetten. Vindt u het gek dat die burgers dan hun vertrouwen in de politiek verliezen? Elke politieke organisatie, ook Europa, is slechts een middel om een doel te bereiken en als het doel niet meer duidelijk is, verliest ook het middel zijn relevantie.

Zingeving, daar draait het om, ook in de politiek, en daarbij staan u en ik centraal. Dat brengt ons bij een tweede denkfout. Net zoals de profeten van de welvaartsstaat na WO II, gaan sommigen er nog steeds van uit dat als je mensen een basisloon en voldoende vrije tijd geeft, het wel goed zal komen. Niets is minder waar. We willen onze boterham verdienen, jazeker, maar het liefst op een zinvolle manier, met ruimte voor creativiteit en erkenning. Neem mensen dat af en ze worden cynisch of opstandig. Het gaat dus niet om vrije tijd, maar om vreugdevolle tijd, of we die nu op het werk of thuis doorbrengen. Het gaat niet om basisinkomen, maar basiskansen. Als je welvaart wilt, moet je ook de ambitie hebben om aan die welvaart bij te dragen.


Bouwplan

Samenleven kan pas als we opnieuw samen dromen, dromen over het plekje aarde dat we bewonen. We hebben niets minder nodig dan een 3D-model van de ideale samenleving, een beetje als die van de humanisten, een bouwplan met tastbare zaken als steden en landschappen, en ontastbare weefsels als onderwijs, cultuur en schoonheid. Het gaat om krijtlijnen waarbinnen eenieder zijn ding kan doen, niet om een blauwdruk. Maar voor mij mag de volgende Steve Jobs best een visionaire filosoof over verstedelijking zijn en de volgende Bill Gates een verkeersdeskundige die onze fileknoop ontwart.

Hoe organiseren we dat bouwproject en hoe maken we het betaalbaar? Daarvoor hebben we efficiënte overheden nodig, die voorkomen dat onze samenleving de capaciteit om te dromen verliest door afhankelijk te worden van ingevoerde fossiele brandstoffen en andere strategisch belangrijke zaken. Overheden die de financiële sector inrichten op een wijze die aanzet om goed te investeren, die een kader scheppen waarin de kansen in het bouwproject rechtvaardig worden verdeeld en die burgers aanmoedigt het beste van zichzelf te geven.

Ik huiver bij het beeld van een Brusselse bureaucratie die de 500 miljoen Europeanen in een gigantische eenheidsworst probeert te draaien. Europa heeft steeds kracht geput uit zijn diversiteit en dat moet meer dan ooit aangemoedigd worden. Een zekere wrijving is zelfs nodig om samenlevingen scherp en innovatief te houden. Ik geloof niet in een Europa van praktische oplossingen en kleingeestige regeltjes. Wie heeft daar een boodschap aan? Ik geloof in een Europa van grote waarden, waarbinnen landen, regio's, steden en dorpen kunnen floreren, maar die ook front vormen tegen gemeenschappelijke dreigingen. Europa moet opnieuw een bewuste alliantie van veiligheid, waardigheid én schoonheid worden.


Knack, 03-12-2014 (Jonathan Holslag)