PDA

Bekijk de volledige versie : Vandeweghe: ontslagen maar springlevend


Barst
1st March 2014, 18:02
‘Ik schrijf altijd op het randje. En soms erover’


Wegens een column over snowboarden ontslagen worden als directeur van de Vlaamse wielerbond: dat krijgt alleen Hans Vandeweghe (56) voor mekaar. Ontwapenen is ook nu geen optie. ‘Andere mensen die God over mij spelen, dát zal ik nooit aanvaarden.’


‘Ik kom toch liever op een iets minder lullige manier in het nieuws’, zegt hij, als we net zijn gaan zitten. Hans Vandeweghe kreeg de afgelopen dagen veel steun uit de koerswereld. Daar begrijpt men niet dat de algemeen directeur van de Wielerbond Vlaanderen moet vertrekken, omdat hij in een column iets te voortvarend de draak stak met Seppe Smits en de rest van de snowboardwereld. ‘Rik Van Looy hing aan de lijn. “Hans, wa is da allemaol?” Hij is razend.’

Ook deze oorlog zal Vandeweghe wel overleven. Hij draait al lang mee. Begon in 1978 als sportjournalist bij De Morgen, werkte even bij het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité, schreef jaren lang voor het Nederlandse Sport International, passeerde opnieuw langs De Morgen, ging aan de slag bij Het Nieuwsblad en is nu al twee jaar columnist voor De Standaard. Hij werd ondertussen een van de grootste dopingkenners van Vlaanderen. En tot vorige week was hij dus ook sportbobo.

In de tussentijd vocht Vandeweghe zijn gevechtjes. Met verscheidene hoofdredacteurs. Met Michel D’Hooghe. Met Lei Clijsters. Met Het Laatste Nieuws. En als het moest zelfs met hele sporttakken, zoals golfen, liggend schieten of snowboarden. Vandeweghe doet dat met veel feitenkennis, Hollandse arrogantie en nooit zonder humor. Zoals die laatste keer: ‘Val je op je hoofd omdat je snowboarder bent, of word je snowboarder omdat je op je hoofd bent gevallen?’


Wist u dat u een risico nam toen u dat schreef?

‘Helemaal niet. Mijn vrouw, een voormalige topsportster, leest mijn columns altijd na. Toen ze die over Smits had gelezen, zei ze: “Hier zullen de snowboarders niet tevreden mee zijn”. Ik vroeg: “Maar heb ik gelijk?” Antwoord: “Eigenlijk wel”. Toen heb ik hem doorgestuurd. Ach, ik val die snowboarders ook niet echt aan. Ik lach er gewoon een beetje mee.’

‘Heel veel mensen beseffen niet dat zo’n column ook een stijloefening is. Of een oefening in gebrek aan stijl. (lacht) Ik schrijf altijd op het randje, en soms ga ik erover.’


Volgens uw werkgever, die u met onmiddellijke ingang aan de deur zette, hebt u met die column de wielersport schade toegebracht. Bent u er al uit hoe u dat precies hebt gedaan?

‘Nee. Dat is mij een raadsel. Dat moet men mij later maar eens uitleggen, in een andere setting, met wat toga’s erbij. Ik ben combattief. De steun van het personeel betekent veel voor mij. Ze schreven in een brief: hij heeft uitstekend gewerkt, er was geen reden om hem te ontslaan. Ik dacht: inderdaad, zo zag ik het ook. We hebben met de staf net nog een subsidie van 160.000 euro binnengehaald.’

‘Het lijkt er vooral op dat de voorzitter en een klein deel van de raad van bestuur een aanleiding zochten om mij te ontslaan. Ik dacht echt niet: laat ik eens zien hoe ver ik nu te ver kan gaan. Ik zat gewoon naar het snowboarden te kijken en dacht: wat is dát hier nu weer? Wat Seppe Smits doet, is moeilijk. Maar niet alles wat moeilijk is, heeft een plaats op de Olympische Spelen.’

‘Ik wil nog begrijpen dat dat de snowboarders stoort, maar dat wil nog niet zeggen dat er anderen voor God moeten komen spelen. Dát zal ik nooit aanvaarden: dat een baas zonder argumenten zegt dat iets niet mag. Zoals deze week.’


Is dat u nog overkomen? Een column die zulke problemen geeft?

‘Oh ja, hoor. Klaus Van Isacker, mijn hoofdredacteur bij De Morgen, vroeg mij – toen Parijs-Dakar was afgelast na een of andere Al Qaeda-dreiging – om eens met Koen Wauters te bellen. Hij was ooit nog meegereden met Wauters in Parijs-Dakar, hij was fan van die wedstrijd. Ik antwoordde: “Doe ik niet, dat moet je maar vragen aan de showbizzredactie die we niet hebben”.’

‘Bon, als compromis had ik beloofd dat ik er een column over zou schrijven. Dat werd een brief aan Bin Laden: “Osama, je hebt al veel onnozelheden uitgehaald, maar dat je Parijs-Dakar hebt afgeschaft, vind ik geweldig”. (lacht) Van Isacker kon daar écht niet om lachen. Hij heeft me toen wel niet stante pede buitengegooid, hij heeft er iets langer over gedaan.’


Bent u nog altijd sportjournalist als u die columns schrijft? Of is het toch een heel andere job?

‘Het is altijd met de kennis van de sportjournalist dat ik die columns schrijf. Ik zou nooit een mening over politiek op papier zetten. Laat me iets schrijven over Maggie De Block, en ik word geweldig voorspelbaar. Dat doe ik dus niet. Maar mijn column over de hypermoderne schaatspakken van de Nederlanders, waar ze zoveel voordeel uit hebben gehaald, had ik met een paar aanpassingen ook kunnen schrijven als een geëngageerd journalistiek verhaal.’

‘Ik vind het goed dat je als journalist een eigen mening hebt. Sterker nog: je móét een eigen mening hebben. En daar moet de lezer zich dan maar tot verhouden. Ik heb natuurlijk het geluk dat ik altijd vooral beschouwende stukken heb geschreven. Ik moest nooit op “quotejacht” gaan.’


U moest niet, drie dagen voor een koers, aan Tom Boonen vragen hoe de benen waren?

‘Nee. Pas op, ik voel helemaal geen misprijzen tegenover journalisten die dat soort werk continu moeten doen. Integendeel, er zijn er veel die precies hetzelfde zouden kunnen als ik. Alleen snijden ze zich dan af van hun bronnen. Als zij hun mening eens op papier zetten en schrijven dat – ik zeg maar wat – Zdenek Bakkala eigenlijk de baas is van Omega Pharma-Quick-Step en niet Patrick Lefevere, dan krijgen ze Tom Boonen niet meer te zien aan de rennersbus.’


De schuld van de vulkaan

Hoe deed u dat dan vroeger, toen u zelf nog aan de rennersbus stond?

‘Ik heb nooit aan een bus gestaan. Ik ben wel in voetbalkleedkamers geweest. Ik herinner me nog dat ik voor het eerst naast Jean-Marie Pfaff zat. Hij sloeg op mijn bil: “Lang geleden dat ik je gezien heb!” Ik dacht bij mezelf: wij hebben mekaar nog nooit gezien. Er was daar toen al niet veel te vinden. (lacht) Daarom is het zo verschrikkelijk dat veel sportjournalistiek net daar om draait in Vlaanderen.’


U klinkt streng.

‘Ik ben voor een stuk afgeknapt op de pers, ja. Op een deel van de pers dan toch. Op de populaire sportpers bijvoorbeeld. Da’s de schuld van die IJslandse vulkaan: de Eyjafjallajökull. Ik zat op Lanzarote toen hij uitbarstte en ik geraakte niet meer weg. Toen ben ik Flat earth news van Nick Davies beginnen lezen, een erg kritisch boek over de media. Ik legde het na een paar dagen, met een diepe zucht, neer. Ik herkende de dingen waarover hij schreef. Mijn vrouw zei: “Je gaat van werk veranderen, zeker?” Kort nadien ben ik vertrokken bij Het Nieuwsblad.’

‘Kritische sportjournalistiek is heel moeilijk in Vlaanderen. Hoe kan een blad als Voetbalmagazine nu écht kritisch zijn? Er is nu een prachtig verhaal te maken over belangenvermenging in het voetbal. Het gaat over een belangrijk international, een bondsofficial en een journalist – meer zeg ik niet. Maar niemand wil het schrijven. En waarom niet? Omdat degene die het schrijft volgende zomer buitenspel wordt gezet in Brazilië.’

‘Toen ik dat enkele weken geleden op een debat vertelde, vielen de aanwezige Hollandse journalisten haast van hun stoel. De Belgische journalisten begonnen zenuwachtig te schuifelen.’


Is men in Nederland kritischer?

‘Zij zouden zo’n verhaal wél brengen. Zij zouden het geweldig vinden als ze geen quotes meer konden rapen bij Wesley Sneijder of Rafael van der Vaart. Dan kan je ten minste interessante journalistiek bedrijven. Als je in Vlaanderen geen reactie hebt na de match van Fellaini of Kompany, ben je al snel een paria.’


Me, myself and I

Hoe hebt u dat pariaschap vermeden? Hoe hield u de lijn met Johan Bruyneel open, nadat u had geschreven dat Lance Armstrong uit het peloton moest?

‘Armstrong heeft me ooit gezegd dat ik een eerlijke tegenstander was. Ik ben altijd blijven zeggen dat je Armstrong niet kon herleiden tot een chemische fabriek. Ik weet niet of hij zeven Tours had gewonnen zonder doping. Ik betwijfel dat. Maar hij was wel een geweldig atleet. Een goed karakter had hij niet. “Me, myself and I”, zo redeneerde hij. Voor het Hogere Doel, de zege, moest al de rest kapot.’


In oktober 2003 ging u Armstrong bij hem thuis interviewen. U stelde toen nauwelijks een vraag over doping. Schrik?

‘Nee. Hij zou me niet hebben buitengesmeten. Ik ben er toen niet op doorgegaan, omdat er op dat moment nauwelijks feiten bekend waren. Het is pas die winter, in de overgang van 2003 naar 2004, echt begonnen. Toen begonnen David Walsh en vooral Pierre Ballester (auteurs van ‘L.A. Confidentiel’, red.) dingen te lossen. Toen hun boek uitkwam in juni 2004, ben ik in alle vroegte naar Rijsel gereden. Ik heb me daar op een terras gezet, met een paar cafés au lait, en heb L.A. Confidentiel in één ruk uitgelezen. ’s Avonds heb ik een stuk geschreven ter attentie van Armstrong en Bruyneel: “Komaan gasten, tijd om te vertrekken uit de Tour”.’


En toen?

‘Exclusieve interviews zaten er niet meer in, natuurlijk. Maar Bruyneel bleef wel praten. Weet je, ik ben er vaak in geslaagd om de lijnen open te houden. Patrick Lefevere haatte mij eerst ook.’


Waarom?

‘Toen Floyd Landis in de zomer van 2006 op doping werd betrapt na zijn Tourzege, zei Lefevere: “Wij zouden hem een proces moeten aandoen”. De titel van mijn column daarover was: “Hypocriet”. Lefevere had eerder zelf een contract gegeven aan Richard Virenque, een voormalig dopingzondaar. Hij was toen razend.’

‘Maar even later kreeg ik wel een interview. Hij ontving me niet, zoals gebruikelijk, in een sterrenrestaurant, maar in zijn kantoor, met een broodje en wat soep. Het werd een goed interview. Hij gaf er zijn eigen dopinggebruik in toe. Toen Het Laatste Nieuws een paar maanden later met een heel dopingdossier over Lefevere kwam, heb ik dat mee gekelderd. Sindsdien is de relatie beter.’


Een bidonnetjepijnstillers

Waarom wierp u zich toen mee in de strijd? Dat was niet evident als journalist.

‘Het ging mij om de waarheid, en niets dan de waarheid. Dat verhaal rammelde langs alle kanten. Wil dat zeggen dat er in de ploeg van Lefevere nooit iets was gebeurd? Helemaal niet. In mijn boek van vorig jaar (‘Wie gelooft die coureurs nog?’, red.) heb ik geschreven dat het niet duidelijk is wanneer de ploeg-Lefevere precies gestopt is met het organiseren van doping. En toch heeft Yvan Vanmol, hun ploegdokter, gezegd: “Dit is het beste boek dat ooit geschreven is over doping”. Lijkt me duidelijk.’


Dat ís duidelijk. Vanmol is bij doping betrokken geweest, maar is nog altijd actief in de wielersport. Zou het niet beter zijn als er nieuwe figuren kwamen?

‘Dat is het ideaal: allemaal brand new guys. Maar ik ben ook tegen zwart-witoordelen. Ik geloof Vanmol als hij zegt: “Ik heb veel gedaan, maar ik heb nog veel meer tegengehouden”. De cultuur was totaal anders. Dokters gingen over de schreef, zeker, maar ze hielden zich ook aan bepaalde principes. Ze wilden vooral vermijden dat renners té ver gingen. Los daarvan: dokters moeten met hun poten van het spul afblijven.’


En toch hebt u respect voor Vanmol.

‘Zeker. Ik kan me niet inbeelden dat die man de laatste tien jaar nog iets heeft misdaan. Ik stuur mijn bloedwaarden altijd naar Vanmol. Als ik wat veel gesport heb, zegt hij wat ik nodig heb. Meestal is hij kort: “Beetje ijzer, Hans”.’


Kan je in het peloton nu een open gesprek voeren over het gebruik van medicijnen?

‘Dat kan zeker. Ze geven zonder omhalen toe dat er tegenwoordig veel pijnstillers gebruikt worden. De zogenaamde “finale-bidon” – een mengsel met cafeïne en paracetamol – is erg in de mode. Die pijnstillers zijn niet verboden, maar ze zijn wel tekenend voor de overmedicalisering. En da’s problematisch bij zulke jonge gasten.’

‘Nu goed, dat gebeurt in veel sporten. Op het WK voetbal zit er in 60 of 70 procent van de urine ontstekingsremmers. Daardoor bewegen de spelers wat makkelijker tijdens de opwarming, de pijnpiekjes zijn lager. En daardoor gaan ze zich dan ook beter voelen. Echt, zo’n Ibuprofen 600 mg, da’s uitstekend gerief. Maar geen doping.’


Kent u eigenlijk topsporters met een goed karakter?

‘Nauwelijks. De Nederlandse zwemmer Pieter van den Hoogenband was een goed mens. Maar hij was dan ook een zwemmer. Daar kan het nog: je zwemt altijd in je eigen baan. In die sport zijn ze al geweldig onder de indruk, als hun tegenstander eens in hun baan spuwt. Niet gemaakt voor de wielersport, die jongens. Maar dat zijn dus uitzonderingen. Volgende week moet ik spreken over fair play en ethiek in de sport. (lacht) Dat wordt een kort debat.’

‘Heb je die documentaire al gezien waarin Horace Grant vertelt over Michael Jordan? Toen Grant tijdens een wedstrijd een paar ballen had gemist, pakte Jordan hem op de terugvlucht zijn zakje McDonald’s af. “Jij krijgt vanavond geen eten.” Pure terreur. In het voetbal is het niet beter. Daar is het negentig minuten lang trash talk. En toch moet je rustig blijven, zelfs als Ruytinckx op je been gaat staan.’


Björn Ruytinckx van Oud Heverlee Leuven, dat u onlangs de degradatie naar tweede klasse toewenste.

‘Dáár heb ik spijt van. OHL mag vooral niet degraderen. In Leuven is er ruimte voor een eersteklasseclub. En vooral: ik dreig dan achtervolgd te worden door OHL-fans. Ze gaan denken dat ik zwarte magie heb toegepast.’


Vorig jaar hebt u voorspeld dat KV Oostende naar tweede klasse zou zakken. Een glazen bol hebt u duidelijk niet.

‘Ah, je hebt je werk gedaan? Plezant, hoor. Wie had nu kunnen denken dat Marc Coucke daar met al zijn geld zou arriveren? Ik ben blij voor hen. Ach, als journalist zit je er af en toe naast. Ik heb een jaar of drie geleden eens een mooi stuk geschreven: “Waarom de Engelsen nooit de Ronde van Frankrijk zullen winnen”. Vervolgens pakten Bradley Wiggins en Chris Froome de gele trui. (grijns) Ik ga dat stuk niet op mijn blog zetten.’


Een klein beetje ethiek

U ergerde zich de afgelopen maanden erg aan al het protest tegen de Olympische Winterspelen in Sotsji. Waarom?

‘Omdat ik niet goed begrijp waarom sport aan ethische normen zou moeten beantwoorden waaraan de rest van de maatschappij ook niet beantwoordt. Topsport komt op één ding neer: wie is de beste? Al die onzin over olympische waarden: vergeet dat gewoon. Er is maar één olympische waarde: citius, altius, fortius. Sneller, hoger, sterker.’


En da’s dan pech voor alle holebi’s daar?

‘Ik vind het erg hoe ze in Rusland behandeld worden. Alleen zeg ik dat je nu niet moeten verwachten dat de spelen dat gaan oplossen. Er zijn veel plekken op de wereld waar je als homokoppel niet arm in arm over straat kan lopen, zelfs in de VS. Als je dat in Alabama of Little Rock probeert, heb je óók een probleem. Dan maar geen Spelen meer in de VS?’


U verwacht van sporters niet dat ze zich uitspreken?

‘Nee. Van een sporter mag je alleen verwachten dat hij spektakel biedt. Waarom zou zo iemand maatschappelijk geëngageerd moeten zijn? De meeste sporters leven het leven van Steven Defour: een zeer leeg leven. Alleen met iets minder geld dan Defour.’

‘Natuurlijk zijn er uitzonderingen. Toen ik een paar jaar geleden in Hamburg aan de jonge Vincent Kompany vroeg wat hij aan het lezen was, antwoordde hij: een geschiedenis van de Israëlisch-Arabische oorlogen. Zo heb je er dus ook. Maar verwacht nu niet dat Kompany over vier jaar thuisblijft van het WK in Rusland.’


Bijna aan de dope

Kijkt u uit naar de start van het wielerseizoen, dit weekend?

‘Het wielerseizoen begint pas over enkele weken, als de klassiekers gereden worden. Ik hou niet van al dat Vlaamse navelstaren. Pas op, Gent-Gent is een mooie koers, maar geen topkoers. De norm is voor mij nog altijd Luik-Bastenaken-Luik, of de Ronde van Lombardije. En de grote rondes natuurlijk. Er is geen enkele objectieve reden voor het feit dat wij hier geen ronderenners hebben.’


Het is hier nogal plat.

‘Daar heeft het niets mee te maken. Het is een gevolg van het feit dat wij hier een wedstrijd- en geen trainingscultuur hebben. Zo gaat er veel talent verloren. Die kleine gastjes rijden constant rond de kerktoren, de hele tijd in het rood. Da’s niet goed. Toen er bij Sky een Australische zwemtrainer, Tim Kerrison, arriveerde, zette die ploeg meteen drie stappen vooruit. Ze hebben nu twee keer de Ronde van Frankrijk gewonnen. Daar kunnen wij veel van leren.’


En u stelt zich geen vragen?

‘Nee. Voor wie het heel professioneel aanpakt, is er nog veel winst te maken. Sky heeft hard op uithoudingsvermogen getraind, zoals Armstrong dat vroeger deed met dokter Ferrari. Nogmaals: dat was niet alléén doping, hé. Neen, ik twijfel niet.’


Hebt u zelf ooit epo gebruikt?

‘Ik had ooit het plan om het samen met Ivan Sonck eens te proberen, in samenwerking met een dokter. Hoe reageren oude would-be sterren op epo? Maar die proef is nooit goedgekeurd. Misschien maar beter ook. Plots niet meer als laatste boven op een col staan: ik denk dat dat érg verslavend zou geweest zijn.’


DS, 01-03-2014