Barst
12th September 2013, 18:55
Van boer tot bord. Achter de schermen van de voedingsindustrie (5a: Kip)
Bevatten curryworsten koeienuiers, zit er kleurstof in zalm en waarom komt een bosje munt zelfs ’s zomers uit Afrika? De Standaard zoekt het uit in een reeks die tot eind augustus elke zaterdag verschijnt. Telkens serveren we u het complexe verhaal achter een eenvoudige maaltijd. Van boer tot bord.
Van kuikentje tot borstfilet in 42 dagen
Hoe wil de Belg zijn kip? Smaakvoller? Gezonder? Natuurlijker? ‘We kunnen alle kanten uit. Maar de consument zal toch voor het goedkoopste kiezen.’
Eén kuiken apart is het teerste wat een mens kan zien. Honderdduizend kuikens samen zijn anders, vreemder, ze produceren een getjilp waar je gek van kunt worden. We staan bij de laadsluis van Belgabroed, een bedrijf in Merksplas waar wekelijks zo’n anderhalf miljoen eieren worden uitgebroed in speciale machines. Hoog opeengestapeld in plastic bakken staan 125.000 pasgeboren kuikens klaar om te worden ingeladen in een vrachtwagen. Hier en daar steekt er eentje zijn kop door de handgreep, om rond te kijken in de wachtzaal. Een gaaf, donzig lijfje dat niet stilzit.
Over maximaal 42 dagen zal het, ondanks zijn nog prepuberale leeftijd, uitgegroeid zijn tot een slachtrijpe kip met enorme borstfilets. Daarvoor is het genetisch geprogrammeerd, zegt Carl Destrooper, de directeur van Belgabroed. ‘Het jongste decennium werden de kippen in het slachthuis elk jaar veertig gram zwaarder, doordat steeds werd voortgekweekt met de dieren die het meeste borstvlees vormden.’
Kippen fokken werd een hoogtechnologische aangelegenheid. ‘Zo kapitaalintensief, dat niemand het nog zelf doet. De hele westerse markt wordt bediend door slechts drie fokbedrijven, die elk één type kip creëren.’ Ze ontwikkelen een hanenras en een hennenras met verschillende kenmerken, die bij kruising opleveren wat de industrie verlangt: een kip die haar voeder snel omzet in borstvlees.
De natuur nabootsen
Destrooper kan me vaders noch moeders van zijn kuikens laten zien. ‘Die zitten bij weer andere specialisten: de vermeerderingsbedrijven. Kippenhouders die scharrelstallen hebben waarin ze de hennen en hanen samenzetten, in de hoop dat zoveel mogelijk eieren bevrucht raken. En het zijn die eieren waarmee wij in onze broeierij aan de slag gaan.’
De broeierij is een clean ogend complex van wit betegelde gangen en cellen met zware deuren. Achter de deuren staan stapelkarren met ruim honderdduizend eieren. De deuren mogen niet open. Ze schermen een microklimaat af waarin temperatuur, vochtigheidsgraad en CO2-gehalte tot in de puntjes is afgesteld.
‘Kijk’, zegt Destrooper en hij activeert het schermpje van een van de voorbroedkasten. ‘Zie je die curve? Ze geeft weer hoe wij zo precies mogelijk de natuur nabootsen. Een kip die broedt, zal de eerste week haar nest niet verlaten, zelfs niet om te eten. Ze doet er alles aan om haar eieren warm en vochtig te houden. Dus zorgen wij ervoor dat de kast goed verwarmd wordt. Maar na een week beginnen de eieren zelf warmte af te geven. De kip voelt dat en keert terug naar haar eten, om nog maar af en toe op de eieren te komen zitten. Vanaf dan komt het er voor ons dus vooral op aan om te koelen.’ De plateaus waarop de eieren liggen, worden om het uur in een andere richting gekanteld, zodat de eieren omgekeerd komen te liggen. ‘Ook dat is iets waarvoor anders de moederkip zorgt.’
We passeren een fabrieksbandje, waar alle eieren na achttien dagen door moeten. Er staat een machine die kan zien welke eieren een kuiken bevatten, en die de onbevruchte eieren verwijdert. De rest gaat naar de ‘uitkomkasten’. ‘Daar blijft elk ei nog drie dagen. Is er dan nog altijd geen kuiken uit gekomen, dan bevat het doorgaans een afgestorven dier en wordt het vermalen.’
Die selectie gebeurt op een tweede fabrieksbandje dat Destrooper toont. De kuikens worden er uit hun eierresten geplukt en in transportbakken gestoken. De vloer errond ligt vol gelig dons, omdat er net een lading kuikens gepasseerd is. Ze staan in hoge stapels klaar aan de uitgang en tjilpen alsof hun leven ervan afhangt. Hebben ze geen eten nodig? ‘Hun dooierzak geeft hen voeding voor 72 uur. Tegen dat ze iets nodig hebben, zitten ze bij de boer.’
Dierenrechten
Eric Van Meervenne is zo’n boer. In zijn bedrijf in Merchtem heeft hij, gespreid over twee locaties, plaats voor 150.000 vleeskuikens. Wanneer ik hem opzoek, heeft hij net drie stallen gevuld met verse eendagskuikens van Belgabroed. ‘Zie je die plekken waar ze allemaal samenkruipen? Daar heb ik een krant gelegd en extra voeder gestrooid. Het geritsel trekt hen aan, zodat ze het eten vinden.’ Van Meervenne glimlacht tevreden. De stal is nog brandschoon, de kuikens eten, de verwarming staat op 35 graden. ‘Ik moet ze echt bemoederen’, zegt hij.
We kijken in stilte de stal in. Ik probeer me voor te stellen hoe het er over zes weken uit zal zien, wanneer de vrachtwagen in aantocht is om de kippen naar het slachthuis te brengen. De maximale bezettingsgraad voor een bedrijf dat naar Belgische normen is uitgerust, bedraagt 42 kilo per vierkante meter, of 17,5 volwassen kippen. Dat is de hoogste norm in Europa, en volgens welzijnsspecialisten is het te veel. ‘Maar de critici lijken niet te beseffen dat alleen in de laatste levensdagen van onze kippen de bezetting zo hoog is. Bovendien is ze nu al lager dan vroeger. Maar voor de dierenrechtenorganisaties zal het allicht nooit volstaan. Zij willen uiteindelijk dat de vleesproductie helemaal verdwijnt.’
Van Meervenne vindt het een irritant thema. ‘Natuurlijk ben ik bezig met het welzijn van mijn dieren. Dag en nacht, het is mijn werk! En ik denk dat hun welzijn is wat het moet zijn. We tasten de grenzen af, dat klopt. Het kan ook niet anders, met onze lage prijzen.’
Hoe laag kun je gaan?
Dat kippenbedrijven vandaag zo groot zijn, komt doordat de winstmarge per kip steeds kleiner wordt, zegt hij.
‘Het probleem is dat Europa zijn eigen kippenhouders steeds strengere regels oplegt, maar intussen wel de deur openzet voor landen als Oekraďne, die hier kippen mogen verkopen die aan geen enkele regel moeten voldoen en dus veel goedkoper zijn om te produceren. Het doet de marktprijs zakken tot een niveau dat amper nog leefbaar is voor ons.’
Europa doet het doelbewust, zegt Van Meervenne, ‘om de prijzen van het basisvoedsel laag te houden. Maar hoe laag kun je gaan? We hebben de indruk dat daar niet bij wordt stilgestaan. Vaak lijkt het erop dat Europa zijn landbouw als pasmunt gebruikt in het sluiten van vrijhandelsakkoorden. Als de EU Oekraďne toelaat om eieren of kippen te exporteren, dan krijgt ze daar vast iets voor in de plaats. Alleen zijn wij daar niet zoveel mee. En het risico is dat de braadkippenkweek op de duur verdwijnt uit Europa, omdat hij niet meer winstgevend kan zijn. Dan sta je daar met al je kwaliteits- en welzijnsregels, en liggen er in de winkel alleen nog kippen die elders gekweekt zijn en waar je geen controle over hebt.’
Antibiotica
Terwijl we praten en naar de kuikens kijken, slaat de verwarming met zware zuchten af en aan. Temperatuur is minstens even belangrijk voor zijn kippen als eten, leer ik van Van Meervenne. ‘Een kip die het koud heeft, verspilt energie aan haar lichaamstemperatuur, terwijl wij willen dat ze al haar energie omzet in vlees.’ Voederconversie heet die omzetting en het is iets waar onze kippenhouderij bijzonder efficiënt in is geworden.
Het probleem is dat in al die jaren van conversieverbetering de aandacht voor gezondheidspreventie verslapte, en antibiotica een iets te evident lapmiddel werden. ‘Dus staan we vandaag voor de enorme uitdaging om het antibioticagebruik terug te dringen. Wat niet evident is met onze kleine winstmarges. In een ideale wereld zou je het infectierisico reduceren door te werken met een kip die trager groeit, en met een lagere bezetting in de stal. Maar dat is hypothetisch, want dat zou een kostprijs met zich meebrengen die we toch niet kunnen doorrekenen aan de supermarkt.’
‘Dus sturen we bij waar het kan: beter verteerbaar voeder, alternatieve medicijnen... Het antibioticagebruik is vorig jaar met 7 procent gedaald en het zal nog meer dalen. Er komen steeds meer alternatieve middelen. Aan mijn vorige kippen heb ik geen enkele antibioticakuur moeten geven. Maar het is vooral wachten op de fokbedrijven, die de kippen ook genetisch moeten bijsturen.’
De kip van morgen
De fokbedrijven zijn ermee bezig, verzekert Carl Destrooper van Belgabroed. ‘Er wordt gewerkt aan een kip met een grotere weerstand. Dat krijgt nu voorrang op extra groei.’
Voor een deel van de markt wordt de groei zelfs teruggedraaid. De Nederlandse supermarkten willen begin 2015 overschakelen op een trager groeiende kip met meer weerstand, die ‘de kip van morgen’ wordt genoemd (zie ‘Weg met de plofkip’).
Belgabroed is er klaar voor, zegt Destrooper. Zijn bedrijf, dat vlak bij de grens ligt, levert een derde van zijn eendagskuikens aan Nederland en zal dus vanaf eind volgend jaar met ‘eieren van morgen’ werken. ‘De fokhanen en -hennen daarvoor bestaan al, ze komen onder meer van kleinere Franse fokbedrijven. Frankrijk heeft een traditie in de trager groeiende rassen. Je merkt dat mensen daar meer willen betalen voor hun eten en meer waarde hechten aan smaak. Wees er maar zeker van dat een trager groeiende kip meer smaak heeft.’
Belgen maakt het allemaal niet zo uit, constateert hij. ‘Dat merk je aan de voorkeur voor goedkope kip, maar ook aan de hang naar filetvlees. Iedereen wil hier filets kopen. Terwijl dat net het stuk van de kip is dat het minste smaak heeft.’
Al wordt het nicheaanbod van trager gegroeide braadkippen stilaan populairder, meldt Delhaize, dat er een stuk of acht versies van in zijn assortiment heeft. Het traagst zijn de biokip en de Label Rouge-kip: met hun 81 dagen hebben ze dubbel zolang geleefd als hun goedkope concurrentie.
Basisvoedsel
‘Wij kunnen beide kanten uit, de consument beslist’, zegt Destrooper. Hij verwacht niet dat die consument veel wezenlijks zal willen veranderen. ‘Uiteindelijk verkiest hij het goedkoopste product, en een trager groeiende kip is altijd duurder. In Nederland komt die kip van morgen er ook niet op vraag van de consument, ze komt er onder druk van de dierenrechtenbeweging. Het is nog afwachten of het in de winkel iets wordt.’
Kip is basisvoedsel voor de Belg, zegt Eric Van Meervenne. ‘Ik kan me erg opwinden als ik hoor hoe denigrerend topchefs doen over onze gewone braadkip. Best mogelijk dat het culinair misschien niet het interessantste vlees is. Maar het is een gezond en veilig product dat iedereen zich kan permitteren. Is dat geen geluk?’
DS, 24-08-2013
Bevatten curryworsten koeienuiers, zit er kleurstof in zalm en waarom komt een bosje munt zelfs ’s zomers uit Afrika? De Standaard zoekt het uit in een reeks die tot eind augustus elke zaterdag verschijnt. Telkens serveren we u het complexe verhaal achter een eenvoudige maaltijd. Van boer tot bord.
Van kuikentje tot borstfilet in 42 dagen
Hoe wil de Belg zijn kip? Smaakvoller? Gezonder? Natuurlijker? ‘We kunnen alle kanten uit. Maar de consument zal toch voor het goedkoopste kiezen.’
Eén kuiken apart is het teerste wat een mens kan zien. Honderdduizend kuikens samen zijn anders, vreemder, ze produceren een getjilp waar je gek van kunt worden. We staan bij de laadsluis van Belgabroed, een bedrijf in Merksplas waar wekelijks zo’n anderhalf miljoen eieren worden uitgebroed in speciale machines. Hoog opeengestapeld in plastic bakken staan 125.000 pasgeboren kuikens klaar om te worden ingeladen in een vrachtwagen. Hier en daar steekt er eentje zijn kop door de handgreep, om rond te kijken in de wachtzaal. Een gaaf, donzig lijfje dat niet stilzit.
Over maximaal 42 dagen zal het, ondanks zijn nog prepuberale leeftijd, uitgegroeid zijn tot een slachtrijpe kip met enorme borstfilets. Daarvoor is het genetisch geprogrammeerd, zegt Carl Destrooper, de directeur van Belgabroed. ‘Het jongste decennium werden de kippen in het slachthuis elk jaar veertig gram zwaarder, doordat steeds werd voortgekweekt met de dieren die het meeste borstvlees vormden.’
Kippen fokken werd een hoogtechnologische aangelegenheid. ‘Zo kapitaalintensief, dat niemand het nog zelf doet. De hele westerse markt wordt bediend door slechts drie fokbedrijven, die elk één type kip creëren.’ Ze ontwikkelen een hanenras en een hennenras met verschillende kenmerken, die bij kruising opleveren wat de industrie verlangt: een kip die haar voeder snel omzet in borstvlees.
De natuur nabootsen
Destrooper kan me vaders noch moeders van zijn kuikens laten zien. ‘Die zitten bij weer andere specialisten: de vermeerderingsbedrijven. Kippenhouders die scharrelstallen hebben waarin ze de hennen en hanen samenzetten, in de hoop dat zoveel mogelijk eieren bevrucht raken. En het zijn die eieren waarmee wij in onze broeierij aan de slag gaan.’
De broeierij is een clean ogend complex van wit betegelde gangen en cellen met zware deuren. Achter de deuren staan stapelkarren met ruim honderdduizend eieren. De deuren mogen niet open. Ze schermen een microklimaat af waarin temperatuur, vochtigheidsgraad en CO2-gehalte tot in de puntjes is afgesteld.
‘Kijk’, zegt Destrooper en hij activeert het schermpje van een van de voorbroedkasten. ‘Zie je die curve? Ze geeft weer hoe wij zo precies mogelijk de natuur nabootsen. Een kip die broedt, zal de eerste week haar nest niet verlaten, zelfs niet om te eten. Ze doet er alles aan om haar eieren warm en vochtig te houden. Dus zorgen wij ervoor dat de kast goed verwarmd wordt. Maar na een week beginnen de eieren zelf warmte af te geven. De kip voelt dat en keert terug naar haar eten, om nog maar af en toe op de eieren te komen zitten. Vanaf dan komt het er voor ons dus vooral op aan om te koelen.’ De plateaus waarop de eieren liggen, worden om het uur in een andere richting gekanteld, zodat de eieren omgekeerd komen te liggen. ‘Ook dat is iets waarvoor anders de moederkip zorgt.’
We passeren een fabrieksbandje, waar alle eieren na achttien dagen door moeten. Er staat een machine die kan zien welke eieren een kuiken bevatten, en die de onbevruchte eieren verwijdert. De rest gaat naar de ‘uitkomkasten’. ‘Daar blijft elk ei nog drie dagen. Is er dan nog altijd geen kuiken uit gekomen, dan bevat het doorgaans een afgestorven dier en wordt het vermalen.’
Die selectie gebeurt op een tweede fabrieksbandje dat Destrooper toont. De kuikens worden er uit hun eierresten geplukt en in transportbakken gestoken. De vloer errond ligt vol gelig dons, omdat er net een lading kuikens gepasseerd is. Ze staan in hoge stapels klaar aan de uitgang en tjilpen alsof hun leven ervan afhangt. Hebben ze geen eten nodig? ‘Hun dooierzak geeft hen voeding voor 72 uur. Tegen dat ze iets nodig hebben, zitten ze bij de boer.’
Dierenrechten
Eric Van Meervenne is zo’n boer. In zijn bedrijf in Merchtem heeft hij, gespreid over twee locaties, plaats voor 150.000 vleeskuikens. Wanneer ik hem opzoek, heeft hij net drie stallen gevuld met verse eendagskuikens van Belgabroed. ‘Zie je die plekken waar ze allemaal samenkruipen? Daar heb ik een krant gelegd en extra voeder gestrooid. Het geritsel trekt hen aan, zodat ze het eten vinden.’ Van Meervenne glimlacht tevreden. De stal is nog brandschoon, de kuikens eten, de verwarming staat op 35 graden. ‘Ik moet ze echt bemoederen’, zegt hij.
We kijken in stilte de stal in. Ik probeer me voor te stellen hoe het er over zes weken uit zal zien, wanneer de vrachtwagen in aantocht is om de kippen naar het slachthuis te brengen. De maximale bezettingsgraad voor een bedrijf dat naar Belgische normen is uitgerust, bedraagt 42 kilo per vierkante meter, of 17,5 volwassen kippen. Dat is de hoogste norm in Europa, en volgens welzijnsspecialisten is het te veel. ‘Maar de critici lijken niet te beseffen dat alleen in de laatste levensdagen van onze kippen de bezetting zo hoog is. Bovendien is ze nu al lager dan vroeger. Maar voor de dierenrechtenorganisaties zal het allicht nooit volstaan. Zij willen uiteindelijk dat de vleesproductie helemaal verdwijnt.’
Van Meervenne vindt het een irritant thema. ‘Natuurlijk ben ik bezig met het welzijn van mijn dieren. Dag en nacht, het is mijn werk! En ik denk dat hun welzijn is wat het moet zijn. We tasten de grenzen af, dat klopt. Het kan ook niet anders, met onze lage prijzen.’
Hoe laag kun je gaan?
Dat kippenbedrijven vandaag zo groot zijn, komt doordat de winstmarge per kip steeds kleiner wordt, zegt hij.
‘Het probleem is dat Europa zijn eigen kippenhouders steeds strengere regels oplegt, maar intussen wel de deur openzet voor landen als Oekraďne, die hier kippen mogen verkopen die aan geen enkele regel moeten voldoen en dus veel goedkoper zijn om te produceren. Het doet de marktprijs zakken tot een niveau dat amper nog leefbaar is voor ons.’
Europa doet het doelbewust, zegt Van Meervenne, ‘om de prijzen van het basisvoedsel laag te houden. Maar hoe laag kun je gaan? We hebben de indruk dat daar niet bij wordt stilgestaan. Vaak lijkt het erop dat Europa zijn landbouw als pasmunt gebruikt in het sluiten van vrijhandelsakkoorden. Als de EU Oekraďne toelaat om eieren of kippen te exporteren, dan krijgt ze daar vast iets voor in de plaats. Alleen zijn wij daar niet zoveel mee. En het risico is dat de braadkippenkweek op de duur verdwijnt uit Europa, omdat hij niet meer winstgevend kan zijn. Dan sta je daar met al je kwaliteits- en welzijnsregels, en liggen er in de winkel alleen nog kippen die elders gekweekt zijn en waar je geen controle over hebt.’
Antibiotica
Terwijl we praten en naar de kuikens kijken, slaat de verwarming met zware zuchten af en aan. Temperatuur is minstens even belangrijk voor zijn kippen als eten, leer ik van Van Meervenne. ‘Een kip die het koud heeft, verspilt energie aan haar lichaamstemperatuur, terwijl wij willen dat ze al haar energie omzet in vlees.’ Voederconversie heet die omzetting en het is iets waar onze kippenhouderij bijzonder efficiënt in is geworden.
Het probleem is dat in al die jaren van conversieverbetering de aandacht voor gezondheidspreventie verslapte, en antibiotica een iets te evident lapmiddel werden. ‘Dus staan we vandaag voor de enorme uitdaging om het antibioticagebruik terug te dringen. Wat niet evident is met onze kleine winstmarges. In een ideale wereld zou je het infectierisico reduceren door te werken met een kip die trager groeit, en met een lagere bezetting in de stal. Maar dat is hypothetisch, want dat zou een kostprijs met zich meebrengen die we toch niet kunnen doorrekenen aan de supermarkt.’
‘Dus sturen we bij waar het kan: beter verteerbaar voeder, alternatieve medicijnen... Het antibioticagebruik is vorig jaar met 7 procent gedaald en het zal nog meer dalen. Er komen steeds meer alternatieve middelen. Aan mijn vorige kippen heb ik geen enkele antibioticakuur moeten geven. Maar het is vooral wachten op de fokbedrijven, die de kippen ook genetisch moeten bijsturen.’
De kip van morgen
De fokbedrijven zijn ermee bezig, verzekert Carl Destrooper van Belgabroed. ‘Er wordt gewerkt aan een kip met een grotere weerstand. Dat krijgt nu voorrang op extra groei.’
Voor een deel van de markt wordt de groei zelfs teruggedraaid. De Nederlandse supermarkten willen begin 2015 overschakelen op een trager groeiende kip met meer weerstand, die ‘de kip van morgen’ wordt genoemd (zie ‘Weg met de plofkip’).
Belgabroed is er klaar voor, zegt Destrooper. Zijn bedrijf, dat vlak bij de grens ligt, levert een derde van zijn eendagskuikens aan Nederland en zal dus vanaf eind volgend jaar met ‘eieren van morgen’ werken. ‘De fokhanen en -hennen daarvoor bestaan al, ze komen onder meer van kleinere Franse fokbedrijven. Frankrijk heeft een traditie in de trager groeiende rassen. Je merkt dat mensen daar meer willen betalen voor hun eten en meer waarde hechten aan smaak. Wees er maar zeker van dat een trager groeiende kip meer smaak heeft.’
Belgen maakt het allemaal niet zo uit, constateert hij. ‘Dat merk je aan de voorkeur voor goedkope kip, maar ook aan de hang naar filetvlees. Iedereen wil hier filets kopen. Terwijl dat net het stuk van de kip is dat het minste smaak heeft.’
Al wordt het nicheaanbod van trager gegroeide braadkippen stilaan populairder, meldt Delhaize, dat er een stuk of acht versies van in zijn assortiment heeft. Het traagst zijn de biokip en de Label Rouge-kip: met hun 81 dagen hebben ze dubbel zolang geleefd als hun goedkope concurrentie.
Basisvoedsel
‘Wij kunnen beide kanten uit, de consument beslist’, zegt Destrooper. Hij verwacht niet dat die consument veel wezenlijks zal willen veranderen. ‘Uiteindelijk verkiest hij het goedkoopste product, en een trager groeiende kip is altijd duurder. In Nederland komt die kip van morgen er ook niet op vraag van de consument, ze komt er onder druk van de dierenrechtenbeweging. Het is nog afwachten of het in de winkel iets wordt.’
Kip is basisvoedsel voor de Belg, zegt Eric Van Meervenne. ‘Ik kan me erg opwinden als ik hoor hoe denigrerend topchefs doen over onze gewone braadkip. Best mogelijk dat het culinair misschien niet het interessantste vlees is. Maar het is een gezond en veilig product dat iedereen zich kan permitteren. Is dat geen geluk?’
DS, 24-08-2013