PDA

Bekijk de volledige versie : Oosters kruitvat, westerse onmacht


Barst
31st August 2013, 13:48
Oosters kruitvat, westerse onmacht


Tegen de achtergrond van een Midden-Oosten waar de kaart(en) grondig herschud worden, slaagt het Westen er niet in zich in die nieuwe realiteit te laten gelden, schrijft Jonathan Holslag.


‘Ik heb politici gekend die zich met één been over de afgrond tilden. Hij was de enige die ook werkelijk zou springen, maar vooraf goed wist dat er zich ergens halverwege een tak bevond.’ Zo liet Henry Kissinger zich uit over president Hafes Al-Assad. Zijn zoon, de huidige president van Syrië, lijkt die blufstrategie te willen herhalen met een berekende sprong in de chaos, al is de kans op een fatale smak nu wel erg groot. Met een standvastigheid zoals we die enkel van de Verenigde Staten kennen, kondigde het Witte Huis aan het regime te zullen straffen voor het vermeende gebruik van gifgas.

Meteen daarop stoomden vier Amerikaanse jagers, tezamen goed voor 360 raketsilo’s, naar het nabije Oosten. Een extra aanvalsonderzeeër werd vanuit de Arabische Zee ontplooid. De Fransen stuurden een extra fregat uit en de Britten positioneerden naast een onderzeeër ook nog eens zes gevechtsvliegtuigen op hun basis in Cyprus. Voor wie zou twijfelen aan de harde macht van het Westen, dit is hoe harde macht er uitziet – ongeëvenaard en doorslaggevend.

En toch. Europa liep duidelijk niet warm voor een snelle interventie, met de stemming in het Britse Lagerhuis als pijnlijke vermaning voor premier David Cameron. Ook Washington neemt een meer terughoudende positie in dan bij voorgaande interventies. ‘De opties die we bekijken hebben niets te maken met een gedwongen regimewissel’, zo klinkt het vanuit het Witte Huis. De interventie moet vooral kortstondig zijn. Dat brengt ons meteen bij de essentie: wat de aard van de militaire interventie ook mag zijn, zij is eigenlijk niet meer dan een bevestiging van de westerse onmacht. We staan voor een lange periode van instabiliteit in de gordel van onzekerheid die zich uitstrekt van Gibraltar over Egypte tot Iran, instabiliteit die het gevolg is van een strategisch machtsvacuüm, politieke polarisering en een maatschappelijke transitie die hopeloos vastzit.


Het Europese juk

Die aftakeling van de westerse invloed is niet nieuw. Al in de negentiende eeuw keerden Arabisch-islamitische nationalisten zich tegen de Europese overheersing. ‘De macht is in handen van Europeanen die ons opkochten via verraders en ons vandaag leiden als ezels’, zo schreef Jamal al-Din al-Afghani, een van de vaders van de gedachte van islamitische eenheid. ‘We moeten de glorie van de islam herstellen om zo het Europese juk af te werpen’, oreerde de Syrische schrijver Rashid Rida. Vanaf die lange negentiende eeuw ging het tussen de Arabische wereld en Europa alleen maar bergaf, zeker na de desillusie van de twee wereldoorlogen.

Dat werd verder bespoedigd door de tweestrijd tussen de Verenigde Staten en de Sovjets. Tijdens de Suezcrisis van 1956 werden Londen en Parijs voor de hele regio door Washington en Moskou in hun hemd gezet. ‘Europa staat op een keerpunt’, predikte de Algerijnse sterke man Houari Boumédienne in 1973. ‘Als het een slaafse bondgenoot van het Amerikaans imperialisme blijft, zal de Arabische wereld een rivaal worden; als het erin slaagt een meer zelfstandige rol te spelen, kunnen we samen grootse dingen realiseren.’

Na de Europese invloed begint nu ook de Amerikaanse invloed in de regio te tanen. Niet dat de Verenigde Staten redundant worden. Ondanks de strategische verschuiving naar China blijft de Amerikaanse militaire aanwezigheid ontzagwekkend. Maar toch zijn de VS niet meer in staat om evenveel gewicht in de schaal te werpen als voorheen. Dat blijkt uit het getalm in de Syrische kwestie, de terughoudendheid ten aanzien van de militaire staatsgreep in Egypte en de snelheid waarmee de beloftes om de vermeende revolutie van de Arabische democratie te steunen werden ingeruild voor pragmatisme. Meer dan ooit is de Amerikaanse strategie erop gericht om haar traditionele partners – Israël en Saudi-Arabië – te ondersteunen, eerder dan zelf de leiding te nemen.


Dubbel machtsvacuüm

Een groot deel van de instabiliteit in het Midden-Oosten is terug te brengen tot een dubbel machtsvacuüm. Enerzijds gaat het om een impasse waarbij het leiderschap van het Westen wordt ingeruild voor een veel complexere regionale orde. Grootmachten als China, India en Rusland dienen zich aan als partners met nieuwe economische kansen, militaire hulp en alternatieve politieke opvattingen. Dat geeft de regionale spelers, zoals Saudi-Arabië, Iran en Turkije, dan weer meer autonomie om hun belangen te verdedigen, wat op zijn beurt weer mogelijkheden schept voor allerlei lui die deze belangen beweren te behartigen in andere staten. Het resultaat is een bijna onontwarbaar kluwen waarin bijvoorbeeld de Saudische olieprinsen de ene keer steun verlenen aan een overheid in een nabij land, dan weer onrust stoken om een overheid onderuit te halen.

Dat brengt ons bij de tweede impasse, die van de binnenlandse politiek. Los van de strategische intriges, heeft geen enkel land in de regio, op Turkije en Israël na, een solide economische basis voor een welvarende samenleving weten te creëren. Als iets blijkt uit recente peilingen, dan is dat de enorme frustratie bij de bevolking over werkloosheid en corruptie. Wat opvalt in de hele regio is dat steden amper beschikken over een degelijke industrie. Veel overheidsgebouwen en kantoren, dat wel, maar nauwelijks het soort economie dat een arbeidersklasse kan ondersteunen. Dit is wellicht één van de belangrijkste oorzaken van onstabiliteit: het grootste deel van de bevolking is naar de steden verhuisd, maar waar dit gebeurde op een industrialiseringspeil van 40 procent in Europa en 30 procent in Oost-Azië, is dat slechts 12 procent in Noord-Afrika en het Midden-Oosten.


De arme onderbuik

Dat versterkt uiteraard de polarisering. Er zijn de breuklijnen tussen bevolkingsgroepen die door overheden bewust worden geprivilegieerd of gediscrimineerd. Vooral in de steden merkt men ook hoe de middenklasse verdeeld is in een fractie die het goed doet dankzij de overheid en private ondernemers die overleven ondanks de overheid. De arme onderbuik van de samenleving neigt dan weer uiteen te vallen in gezinnen die overleven met steun van de overheid of leger en gezinnen die worden onderhouden door één van de vele religieuze organisaties. Dat verklaart bij opstanden als die in Egypte meteen de schifting in een stille meerderheid en een aantal uitgesproken liberale, extreem-religieuze, en nationalistische minderheden.


Transitie

Door de inwerking van de nieuwe internationale machtspolitiek op bijzonder kwetsbare staten dreigt de toestand in het Midden-Oosten te ontaarden. We staan voor een lange, turbulente en gewelddadige transitie waarin de status-quo die het Westen vooralsnog wist op te leggen zal evolueren tot een volledig hertekende kaart van de regio. De belangrijkste brandhaard blijft het complex dat gevormd wordt door Syrië, Libanon, Irak en de Palestijnse gebieden, een strijdperk als het ware dat geografisch gewrongen zit tussen Turkije, Iran, Saudi-Arabië en Israël. Maar ook Egypte en de hele Maghreb zullen in de greep van onzekerheid blijven. Dat de fragmentatie zich zal voortzetten, is duidelijk, maar op langere termijn rijst de vraag hoe de macht in de regio zich weer zal concentreren. Zullen de regionale grootmachten, uitgeput door hun rivaliteit, een akkoord bereiken over invloedssferen? Blijven Syrië, Irak en Libanon überhaupt bestaan als staten? Hoe handhaaft Israël zich, zeker gezien zijn demografische zwakte? Blijven nieuwe grootmachten als China en India zich afzijdig houden?

Wat opvalt, is dat in heel Europa, Frankrijk uitgezonderd misschien, die vragen amper gesteld worden. Het continent is niet in staat om een gesofisticeerde strategie voor te stellen die de ruimte tussen harde militaire macht en nietsdoen opvult. Europa blijft de regio benaderen alsof het politieke kader dat zij in de vorige eeuwen tot stand bracht onaantastbaar is, alsof de onrust ons slechts kan treffen aan de benzinepomp en uiteindelijk wel weer gaan liggen. Cynisch bekeken is het inderdaad zo dat het Midden-Oosten zich vooral tegen zichzelf keert en dat de onmiddellijke gevolgen voor Europa gering blijven. Toch zal de toekomst van Europa mee bepaald worden in het stof en de assen van het Midden-Oosten.

Jonathan Holslag, docent Internationale Politiek VUB


DS, 31-08-2013